In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 13 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de wijziging van alimentatieverplichtingen na hun echtscheiding. De man verzocht om wijziging van de partneralimentatie en kinderalimentatie, onder verwijzing naar een wijziging in zijn financiële situatie en gezondheidsproblemen. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor een doorbreking van het niet-wijzigingsbeding dat was overeengekomen in het echtscheidingsconvenant. De rechtbank stelde vast dat er wel sprake was van een wijziging van omstandigheden met betrekking tot de kinderalimentatie, maar dat de partneralimentatie niet gewijzigd kon worden vanwege het niet-wijzigingsbeding. De rechtbank besloot de kinderalimentatie te verlagen naar € 91,- per kind per maand, terwijl de partnerbijdrage op nihil werd gesteld met ingang van 6 maart 2012. De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van de draagkracht van de man rekening moest worden gehouden met de partneralimentatie, ondanks de voorrangsregel voor kinderalimentatie. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, en de man en vrouw zijn beiden in de gelegenheid gesteld om hoger beroep in te stellen.