ECLI:NL:RBNHO:2013:10408

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
146657 / FA RK 13/1193
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huisverbod met in stand laten van rechtsgevolgen

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, de burgemeester van de gemeente, waarbij aan hem een tijdelijk huisverbod is opgelegd. De rechtbank heeft op 30 oktober 2013 geoordeeld dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd, maar heeft de rechtsgevolgen in stand gelaten omdat het besluit materieel gezien draagkrachtig is. De rechtbank concludeert dat de feiten en omstandigheden, zoals deze uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting zijn gebleken, voldoende feitelijke grondslag bieden voor het oordeel dat de aanwezigheid van eiser in de woning een ernstig vermoeden van ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van de medebewoner(s), in dit geval de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meerdere meldingen van huiselijk geweld zijn geweest en dat de vrouw letsel had opgelopen, wat de beslissing van de burgemeester om een huisverbod op te leggen rechtvaardigde. Eiser heeft echter betoogd dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en dat er onvoldoende bewijs is voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel het besluit niet aan de wettelijke vereisten voldeed, de rechtsgevolgen in stand blijven omdat de situatie voldoende ernstig was om het huisverbod te rechtvaardigen. Eiser heeft ook verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €944,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
HZ
zaak- en rekestnummer: C/14/146657 / FA RK 13/1193
datum: 30 oktober 2013
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[eiser], eiser,
wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. A. Cinar, advocaat te Simpelveld,
en
de burgemeester van de gemeente [woonplaats], verweerder.
zetelende te [woonplaats],
in welke zaak belanghebbende is: [de vrouw], wonende te [woonplaats]
(hierna te noemen: de vrouw).

1.Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 15 juni 2013 heeft verweerder aan eiser een tijdelijk huisverbod voor de duur van tien dagen opgelegd als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth).
Namens eiser is op 19 juni 2013 bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen dit besluit.
Bij brief van 12 juli 2013 zijn nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting op 12 september 2013, alwaar namens eiser is verschenen mr. Cinar voornoemd. Namens verweerder zijn verschenen mevrouw [juridisch medewerker], juridisch beleidsmedewerker en mevrouw [beleidsambtenaar], strategisch beleidsambtenaar Integrale veiligheid. Voorts is verschenen mevrouw [de HOvJ], politiefunctionaris en hulpofficier van Justitie inzake huisverboden (hierna te noemen: de HOvJ). De man is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. De vrouw is evenmin verschenen.

2.standpunten van partijen

2.1.
Eiser heeft het volgende aangevoerd.
De stellingen van verweerder zijn onjuist en in strijd met de waarheid. Het besluit is onzorgvuldig voorbereid, omdat het dossier onvoldoende onderliggende stukken bevat om in redelijkheid tot de bestreden beslissing te komen. Het bevat alleen het proces-verbaal van bevindingen van de hulpofficier van Justitie en het Risico-taxatie instrument huiselijk geweld (hierna: RiHG). Deze documenten roepen vragen op die niet beantwoord kunnen worden. Het RiHG geeft een sterk signaal gebaseerd op antecedenten, waarvan de achterliggende stukken echter ontbreken. De vraag doet zich voor of deze gegevens wel zijn geverifieerd, waarbij is gekeken naar hoeveel meldingen van huiselijk geweld betreft het, wat heeft onderzoek ten aanzien van deze meldingen opgeleverd, door wie zijn die meldingen gedaan en zijn er reeds eerder maatregelen getroffen en zo ja, welke. Uit antecedenten als rijden onder invloed en het bezit van harddrugs kan geen signaal voor huiselijk geweld worden afgeleid, waarbij onduidelijk is of eiser daarvoor is veroordeeld of als verdachte wordt aangemerkt. De vrouw heeft zware aantijgingen gedaan jegens de man die niet door onderzoek van de afdeling zeden zijn bevestigd. De vraag is of verweerder op de hoogte is van de resultaten van dit onderzoek en op welke wijze deze resultaten zijn beslissing hebben beïnvloed. Gelet op het voorgaande is eiser van mening dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is.
Het besluit berust uitsluitend op beschuldigingen van de zijde van de vrouw en op niet of onvoldoende geverifieerde gegevens. Verweerder heeft zich derhalve niet onpartijdig opgesteld, waarmee het beginsel van fair-play is geschonden.
Eiser verzoekt het besluit te vernietigen, nu dit besluit in strijd is met de wet, het recht en/of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Voorts verzoekt eiser een schadevergoeding van [euro] 50,00 voor iedere dag dat het huisverbod onterecht is opgelegd, alsmede verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten.
2.2.
Verweerder heeft gesteld dat hij, na afweging van alle belangen, in redelijkheid niet tot een ander besluit had kunnen komen en dat hij niet in strijd heeft gehandeld met enig algemeen rechtsbeginsel of algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Daartoe heeft verweerder het volgende aangevoerd.
Er is bij het nemen van het besluit voldoende zorgvuldigheid in acht genomen en het besluit is voldoende gemotiveerd. Het opleggen van een huisverbod is een spoedprocedure, waarbij verweerder afhankelijk is van de informatie van de politiefunctionaris ter plaatse, die daartoe het RiHG heeft opgesteld. Op basis van het door de politiefunctionaris geschetste beeld, het proces-verbaal en de RiHG is geoordeeld dat er voldoende dreiging en gevaar voor de vrouw bestond om aan eiser een huisverbod op te leggen. De belangrijkste overwegingen daarbij waren dat er een dreigende sfeer bestond tussen partners, het feit dat de vrouw 9 maanden zwanger was, er gevaar was voor het ongeboren kind, er in het verleden door haar meerdere aangiften en meldingen van huiselijk geweld op het adres van de vrouw en de man zijn gedaan, en dat er in de woning kleding is aangetroffen die, kennelijk bewust, is besprenkeld met chloor. De zoon van partijen is onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg en is reeds eerder ondergebracht op een geheim adres. Registratie van antecedenten in het politiesysteem betekent bovendien dat er voor de betreffende feiten een veroordeling heeft plaatsgevonden. De antecedenten inzake rijden onder invloed en het bezit van harddrugs hebben op zichzelf niet geleid tot het opleggen van het huisverbod, maar in samenhang bezien met de overige signalen en onderzoeksresultaten gaf dit voldoende indicatie voor het opleggen van een huisverbod. De verklaring van de vrouw inzake het verkrachtingsincident is niet meegewogen, zoals blijkt uit het RiHG.
In de motivering van het besluit is opgenomen dat de beschikking is gebaseerd op het RiHG dat speciaal voor het beoordelen van huiselijk geweld situaties is ontwikkeld. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met de politiefunctionaris ter plaatse. In het besluit is benadrukt welke signalen het meest van belang zijn geacht.
Ook het beginsel van fairplay is niet geschonden. Het opleggen van het huisverbod is geen straf, de schuldvraag is derhalve niet aan de orde. Het gaat om de geconstateerde dreiging van geweld. Het huisverbod is bedoeld om partijen tijdelijk afstand te laten houden van elkaar en de hulpverlening voor het gezin op gang te brengen. Het belang van de vrouw om in de woning te blijven heeft geprevaleerd boven dat van de man, gelet op de meerdere aangiften en meldingen van huiselijk geweld door de vrouw. De vrouw heeft daarnaast verklaard te zijn geschopt tegen haar linker bil en te zijn geslagen waardoor zij met haar hoofd tegen de muur is gevallen. Op haar hoofd was een bult ontstaan en zij was duizelig. Zij is hiervoor een nacht opgenomen in het ziekenhuis. Na een voldoende belangenafweging is een bewuste keuze gemaakt ten voordele van de vrouw.

3.Behandeling ter zitting

Ter zitting is door partijen in aanvulling op het beroepschrift en het verweerschrift het volgende naar voren gebracht.
3.1.
Verweerder heeft gesteld dat op grond van de feiten die ter plekke zijn waargenomen door de hulpofficier van Justitie is vastgesteld dat er sprake was van een risicovolle situatie waarbij het nodig was om te de-escaleren en de rust terug te brengen. Het huisverbod is daarbij een instrument wat ook kan voorkomen dat er strafbare feiten zouden kunnen plaatsvinden. Ongeacht wie de dader was is er sprake geweest van schoppen en slaan. Er zijn acht meldingen van huiselijk geweld op het adres van partijen bekend in het systeem van de politie. Er is alle omstandigheden in aanmerking genomen terecht voor gekozen om partijen uit elkaar te houden en één van hen, in dit geval de man, een huisverbod op te leggen.
3.2.
Ter zitting heeft de HOvJ het volgende verklaard.
Bij de meldkamer was een melding binnengekomen van de man dat de vrouw doorgedraaid zou zijn. Zij was zeven maanden zwanger en overstuur. Ter plaatse heeft de vrouw verklaard dat zij pijn had doordat de man haar op de bank had gegooid. Ook heeft zij daarbij verklaard dat de man haar gedwongen had chloor te drinken. De ter plaatse gekomen ambulancemedewerkers hebben een bult bij de vrouw op haar hoofd vastgesteld. Omdat de vrouw klaagde over pijn is zij, in verband met haar zwangerschap, meegenomen naar het ziekenhuis. Daar is zij ter observatie een nacht gebleven. De man is aangehouden, maar strafrechtelijk is er geen bewijs voor mishandeling. De HOvJ heeft de vrouw in het ziekenhuis bezocht. Ook heeft zij met de man gesproken. De Stichting Huiselijk Geweld is mee geweest naar het ziekenhuis en bij het gesprek met de man.
Ter zitting heeft de HOvJ een aantal meldingen uit het politiesysteem besproken. Voorts heeft de HOvJ ten aanzien van de meldingen verklaard dat deze in verband met de privacy van partijen niet in de RiHG zijn opgenomen, noch elders in de stukken. De volledige gang van zaken is opgenomen in een (ander) computersysteem; Khonraad.
3.3.
Namens eiser is gesteld dat er mogelijk wel een incident is geweest, maar dat op basis van het besluit en het RiHG niet te controleren is of er sprake is geweest van onmiddellijk gevaar. Als duidelijk uit de stukken zou blijken hoe de gang van zaken is geweest, kan daarop de verdediging tegen de oplegging van het huisverbod worden gebaseerd. Nu is onduidelijk hoe de vrouw aan de bult op haar hoofd komt. Een zwangere vrouw kan vaker pijn hebben om meerdere redenen. Er is teveel onduidelijk en dat roept vraagtekens op, waardoor het besluit niet in stand kan blijven.

4.Overwegingen

4.1.
Allereerst dient te worden beoordeeld of eiser nog procesbelang heeft bij deze procedure, nu de periode waarvoor het huisverbod is opgelegd is verstreken.
Met overneming van de overwegingen van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 19 mei 2010, gepubliceerd onder het identificatienummer ECLI:NL:RVS:2010:BM4973, is de rechtbank van oordeel dat de rechter alleen dan tot het beoordelen van rechtsvragen is geroepen als dat van betekenis is voor het geschil met betrekking tot het besluit van verweerder. Daarbij geldt dat het doel dat eiser voor ogen staat, met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn. Hoewel het huisverbod inmiddels is geëindigd, heeft eiser nog een rechtens te beschermen belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot het opleggen van deze maatregel. Daarbij is redengevend dat een huisverbod, gelet op de gronden waarop dit wordt opgelegd, een publiekelijke afwijzing van het gedrag van de uithuisgeplaatste impliceert. Gelet hierop is tot op zekere hoogte aannemelijk dat eiser als gevolg van het hem opgelegde huisverbod in zijn eer en goede naam is geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank kan het resultaat dat eiser nastreeft, te weten vernietiging van het bestreden besluit, om die reden voor hem van meer dan principiële betekenis zijn. Eiser kan derhalve in zijn beroep worden ontvangen.
4.2.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of het besluit formeel en materieel op juiste wijze tot stand is gekomen en aldus in stand kan blijven.
4.3.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen vergaart. Voorts dienen op grond van artikel 3:46 van de Awb besluiten te berusten op een deugdelijke motivering, wat betekent dat de motivering het besluit moet kunnen dragen. Belangrijke aspecten van het motiveringsvereiste zijn enerzijds de juiste vaststelling van de feiten en omstandigheden en anderzijds dat de vaststelling van de feiten en omstandigheden dient te leiden, althans kan leiden, tot de genomen beslissing.
Een inbreuk op grondrechten zoals het huisrecht dient goed gemotiveerd zijn. Bij de toetsing van het bestreden besluit moet de rechtbank de relevante feiten en omstandigheden op basis van daartoe geëigende stukken kunnen vaststellen, teneinde het bestreden besluit te kunnen toetsen. Het door de verweerder in te vullen RiHG is een belangrijk hulpmiddel bij de beoordeling van de vraag of de aanwezigheid in de woning van de persoon die het besluit betreft ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert in de zin van artikel 2 van de Wth.
Artikel 2, vierde lid, van de Wth bepaalt dat het huisverbod in ieder geval bevat:
a. een omschrijving van de plaats en de duur waarvoor het huisverbod geldt;
b. de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van het huisverbod en;
c. de namen van de personen ten aanzien van wie het huisverbod om contact op te nemen geldt.
In uitwerking van artikel 2, vierde lid, onder b, van de Wth is in artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod (hierna: het Besluit) en de daarbij behorende bijlage vermeld welke feiten en omstandigheden de burgemeester betrekt bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd.
Deze feiten en omstandigheden hebben betrekking op:
a. de persoon ten aanzien van wie wordt overwogen een huisverbod op te leggen;
b. het verloop van het incident dat de aanleiding is te overwegen een huisverbod op te leggen; en
c. de leefomstandigheden van de persoon, bedoeld onder a, en degenen die met deze persoon in dezelfde woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven.
Onder de feiten en omstandigheden, bedoeld onder a, worden mede begrepen de politiegegevens met betrekking tot de persoon ten aanzien van wie wordt overwogen een huisverbod op te leggen, voor zover de burgemeester deze gegevens behoeft in het kader van zijn afweging.
Gelet op de inhoud van het aan eiser overhandigde bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat hiermee niet is voldaan aan het gestelde in artikel 2, vierde lid, onder b, van de Wth in samenhang met artikel 2 van het Besluit. Uit het besluit blijkt niet hoe het incident is verlopen. Niet vermeld is dat de man de melding heeft gedaan, dat de vrouw gewond zou zijn en welk letsel is vastgesteld. Ook is onvermeld gebleven dat er een ambulance is opgeroepen en dat de vrouw vervolgens een nacht in het ziekenhuis heeft doorgebracht. De rechtbank stelt vast dat de door de politiebeambte ter zitting gegeven verklaring inzake het verloop van de gebeurtenissen welke heeft geleid tot het opleggen van het huisverbod niet als zodanig in het besluit is verwerkt. Daarmee is voor (onder andere) eiser onvoldoende inzichtelijk gemaakt op welke gronden de oplegging van het huisverbod berust en daarmee is hij in zijn verdediging geschaad. Derhalve kan het besluit in rechte geen stand houden wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
De rechter ziet evenwel aanleiding de rechtsgevolgen van het besluit op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de feiten en omstandigheden zoals deze uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting zijn gebleken en in onderlinge samenhang bezien, voldoende feitelijke grondslag voor het oordeel dat de aanwezigheid van eiser in de woning een ernstig vermoeden van ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van de medebewoner(s), in dit geval de vrouw. De door verweerder deels voor het eerst ter zitting genoemde risicofactoren rechtvaardigen deze conclusie. De door de vrouw tegenover de politie geschetste situatie over de wijze van samenwoning duidt op een duurzaam ernstig verstoorde relatie. Uit het RiHG blijkt dat de man eveneens heeft verklaard dat er sprake is van langdurige relatieproblemen. De grief van de man dat de informatie over het verloop van het incident van één enkele bron, te weten de vrouw, komt, en daarom reeds niet kan leiden tot een huisverbod, slaagt niet. Onderdelen van de verklaringen van de vrouw worden gestaafd door de politie, zoals de constatering in het proces-verbaal van bevindingen van de politie ter plaatse op 15 juni 2013, de aangiften en meldingen in het politiesysteem, de genoemde antecedenten, alsmede de verklaring van de HOvJ ter zitting. Daarbij is van belang dat er al eerder acht meldingen van huiselijk geweld zijn geweest en het gezin, in verband met de uithuisplaatsing van hun zoon op een geheim adres, bekend is bij Bureau Jeugdzorg. Niet in geding is dat de vrouw letsel aan haar hoofd had toen de politie arriveerde, ongeacht hoe dit letsel is ontstaan. Zij klaagde voorts over pijn. Dit heeft ertoe geleid dat zij in verband met haar zwangerschap ter observatie diende te worden opgenomen in het ziekenhuis. De rechtbank is van oordeel dat de politie niet ten onrechte heeft mogen menen te moeten ingrijpen in de bestaande situatie waarbij de vrouw aangaf dat zij vreesde voor haar veiligheid en dat van haar ongeboren kind. De enkele ontkenning van de man dat hiervoor aanleiding was leidt niet tot een ander oordeel.
Verweerder dient alvorens over te gaan tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod een belangenafweging te maken en daarbij alle van belang zijnde omstandigheden mee te wegen. Gelet op het geheel van feitelijke omstandigheden zoals ter zitting gebleken, heeft verweerder in het onderhavige geval aan het belang (van veiligheid) van de vrouw in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van eiser bij een ongestoord gebruik van de woning. Dit mede gelet op het doel van de wet, te weten acute dreiging het hoofd te bieden en hulpverlening op gang te brengen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond wordt verklaard, maar dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven, omdat het materieel gezien draagkrachtig is.
Nu de rechtsgevolgen in stand worden gelaten ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding en zal het verzoek van eiser daartoe worden afgewezen.
Nu het beroep gegrond is verklaard, wordt aanleiding gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op
[euro] 944,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt [euro] 472,--) als kosten van verleende rechtsbijstand.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 15 juni 2013;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van[euro] 944,00;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van H.M. Zonneveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden: