ECLI:NL:RBNHO:2013:10234

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
15/80123310
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en het verstrekken van een paspoort aan een derde met het oogmerk tot gebruik als ware het aan die derde verstrekt

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in Iran, werd ervan beschuldigd samen met anderen twee personen, een vrouw en haar kind, te hebben geholpen bij het verkrijgen van toegang tot en doorreis door verschillende landen, waaronder Nederland, Turkije en Thailand, zonder dat deze personen over de juiste verblijfsdocumenten beschikten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar eigen paspoort ter beschikking heeft gesteld aan de gesmokkelde vrouw, met het oogmerk dat deze het paspoort zou gebruiken als ware het aan haar verstrekt. Dit gebeurde in het kader van een georganiseerde mensensmokkeloperatie, die werd geleid door medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging werd begaan door meerdere personen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte strafbaar was, ondanks een beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat de dagvaarding geldig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met een proeftijd van twee jaar, en heeft rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de impact van mensensmokkel op de samenleving en het internationale beleid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801233-10
Uitspraakdatum: 27 september 2013
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats] (Iran),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van wat verdachte en haar raadsman, mr. P.J. van den Broeke, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
(zaaksdossier C11)
zij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2010 tot en met 30 september 2010 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland en/of te België en/of te Turkije en/of te Thailand en/of te Italië twee personen, te weten: een vrouw zich noemende [gesmokkelde] en/of haar kind zich noemende [kind gesmokkelde], althans één of meer ander(en), behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, welk verdrag Turkije heeft ondertekend op 13 december 2000 en in werking is getreden te Turkije op 28 januari 2004 of die voornoemd(e) perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
immers heeft/hebben en/of is/zijn zij, verdachte en/of haar mededader(s), (al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of in het vooruitzicht gestelde beloning), (voor/aan) voornoemd(e) perso(o)n(en) -die niet over een verblijfstitel voor Nederland en/of België en/of Turkije beschikte(n)-
- ( al dan niet telefonisch) informatie verstrekt met betrekking tot de werkwijze van de smokkel (onder meer over het versturen van (pas)foto's en andere documenten ten behoeve van een te vervalsen paspoort en/of over het ondernemen van de reis onder de naam van een ander),
- een Nederlands paspoort (voorzien van het nummer [paspoortnummer] en op naam gesteld van [verdachte]) verstrekt/ter beschikking gesteld en/of
- ( al dan niet telefonisch) inlichtingen verstrekt met betrekking tot de werkwijze van het aanpassen of vervalsen van voornoemd paspoort,
- vliegtickets geregeld en/of betaald,
- naar Italië, Turkije en/of Thailand gereisd,
- voornoemde perso(o)n(en) begeleid in hun/haar reis (van Thailand naar Turkije), en/of
- voornoemde perso(o)n(en) opgevangen en/of begeleid op de luchthaven in Thailand en/of Turkije
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was;
Subsidiair
zij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2010 tot en met 30 september 2010 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland en/of België en/of te Turkije en/of te Thailand en/of te Italië, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om twee personen, te weten: een vrouw zich noemende [gesmokkelde] en/of haar kind zich noemende [kind gesmokkelde], althans één of meer ander(en), behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die voornoemd(e) perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was
immers heeft/hebben en/of is/zijn zij, verdachte en/of haar mededader(s), (al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of in het vooruitzicht gestelde beloning),
voornoemd(e) perso(o)n(en) -die niet over een verblijfstitel voor Nederland en/of België en/of Turkije beschikte(n)-
- ( al dan niet telefonisch) informatie verstrekt met betrekking tot de werkwijze van de smokkel (onder meer over het versturen van (pas)foto's en andere documenten ten behoeve van een te vervalsen paspoort en/of over het ondernemen van de reis onder de naam van een ander),
- een Nederlands paspoort (voorzien van het nummer [paspoortnummer] en op naam gesteld van [verdachte]) verstrekt/ter beschikking gesteld en/of
- ( al dan niet telefonisch) inlichtingen verstrekt met betrekking tot de werkwijze van het aanpassen of vervalsen van voornoemd paspoort,
- vliegtickets geregeld en/of betaald,
- naar Italië, Turkije en/of Thailand gereisd,
- voornoemde perso(o)n(en) begeleid in hun/haar reis (van Thailand naar Turkije), en/of
- voornoemde perso(o)n(en) opgevangen en/of begeleid op de luchthaven in Thailand en/of Turkije
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
zij op of omstreeks de periode van 01 augustus 2010 tot en met 30 september 2010 te Amsterdam en/of Almere, althans in Nederland en/of te Thailand en/of te Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een aan haar of een ander verstrekt reisdocument, te weten een Nederlands paspoort voorzien van het nummer [paspoortnummer] (op naam gesteld van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats]), ter beschikking heeft gesteld van een persoon zich noemend [gesmokkelde], met het oogmerk dat reisdocument door die [gesmokkelde] te doen gebruiken als ware het aan die [gesmokkelde] verstrekt.
2. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
2.1. Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, aangezien de raadsman beschikt over een dagvaarding waarop het subsidiair ten laste gelegde ontbreekt. Hij was er zodoende niet van op de hoogte dat zijn cliënte subsidiair
- kortgezegd - de poging tot mensensmokkel ten laste was gelegd en heeft zich daarop ook niet kunnen voorbereiden, hetgeen voor rekening van het openbaar ministerie dient te komen, aldus de raadsman.
2.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging. Uit de door de raadsman ter terechtzitting getoonde, aan hem verstuurde kopie van de dagvaarding blijkt dat pagina 2 ontbreekt en dat de tekst op de wel door de raadsman ontvangen pagina's 1 en 3 niet op elkaar aansluit. De raadsman had zelf kunnen vaststellen dat er een pagina ontbrak en het had op zijn weg gelegen dit aan te geven bij het parket. De officier van justitie merkt op dat uit de akte van uitreiking blijkt dat de aan verdachte (in persoon) betekende dagvaarding wel compleet is in die zin dat daarop feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2 staan vermeld.
2.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de zich in het dossier bevindende stukken vast dat de aan verdachte - op de juiste wijze - betekende dagvaarding drie pagina’s omvat met daarin achtereenvolgens opgenomen feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2.
Het is vervelend dat de raadsman kennelijk niet over een volledige kopie van de dagvaarding beschikt, maar dit kan er naar het oordeel van de rechtbank niet toe leiden dat het openbaar ministerie zijn recht op vervolging ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heeft verspeeld. Dit geldt temeer nu de raadsman bij een nauwkeurige lezing van het aan hem verstrekte exemplaar van de dagvaarding eenvoudig had kunnen vaststellen dat pagina 2 ontbrak en de tekst van de aan hem verstrekte pagina’s ook niet op elkaar aansloot.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Op basis van bij de Criminele Inlichtingen Eenheid in de periode van november 2008 tot en met februari 2009 binnengekomen informatie inzake georganiseerde mensensmokkel door onder meer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [1] , is op 27 januari 2010 het onderzoek Sunjata gestart. Dit onderzoek richt zich op personen die zich vermoedelijk schuldig maken aan overtreding van de artikelen 197a, 225, 231 en 420 bis/ter/quater Sr. [2] In het onderzoek komen 11 verdachten naar voren en er zijn 11 zaaksdossiers samengesteld.
De aan verdachte ten laste gelegde feiten hebben alleen betrekking op zaaksdossier C11.
In dit zaaksdossier komen als verdachten naar voren [medeverdachte 1] (hierna te noemen [medeverdachte 1]), [medeverdachte 3] (hierna te noemen: [medeverdachte 3]) en [verdachte] (hierna te noemen: [verdachte]). [3] [medeverdachte 1] maakt gedurende het onderzoek gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (taplijn 20), [telefoonnummer 2] (taplijn 28), [telefoonnummer 3] (taplijn 26) en [telefoonnummer 4] (taplijn 27). [4] Deze telefoonnummers zijn getapt in de periode van 10 juni 2010 tot 22 september 2010 (lijn 20), 9 juli 2010 tot 6 oktober 2010 (lijn 28) en 30 juni tot 6 oktober 2010 (lijn 26 en lijn 27). [5] [medeverdachte 3] maakt gebruik van het nummer [telefoonnummer 5]en [verdachte] van de nummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7]. [6]
Op 5 oktober 2010 zijn [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] aangehouden. [7]
4. Bewijs
4.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2. Standpunt van de verdediging
De raadman heeft vrijspraak bepleit nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte betrokken is bij het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gesmokkelde en haar dochter Turkije en het Schengengebied niet hebben betreden, waardoor er hooguit sprake is geweest van een poging, hetgeen in de visie van de raadsman niet ten laste is gelegd, althans ten aanzien van welk onderdeel van de tenlastelegging door hem de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is bepleit.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden [8]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 13 juni 2010 belt [medeverdachte 1] met [verdachte], die hem vraagt: “Wil je het boek niet hebben?” [medeverdachte 1] zegt dat hij toch beide delen moet hebben en dat deel twee toch niet gevonden is. [9]
Op 15 juni 2010 belt [medeverdachte 1] vanaf telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar een verder onbekend gebleven persoon. Het gesprek gaat over een vrouw die met een kind dat in haar paspoort staat naar Duitsland wil gaan. De onbekende merkt op: “Hoe dan ook wil deze vrouw dat deze reis door ons geregeld wordt.'' [medeverdachte 1] zegt: ,,Vraag ze hun foto's per e-mail naar mij te sturen. (…) Ik zoek hier iets dat erop lijkt. Wanneer ik zoiets geregeld heb, dan laat ik ze weten waar ze moeten komen. In de transithal geef ik ze de boeken. Daarmee reizen ze in. (…) Ik moet alleen de juiste foto’s voor ze vinden. (...) Ik kan ze ook misschien via Thailand in laten reizen. Maar je moet niet minder dan 15 vragen hoor. 15 miljoen is ongeveer 10 euro (wordt duizend bedoeld). 4,5 moet er aan tickets en boekjes uitgegeven. Voor ons blijft er 5 of 6 over.” [10]
Op 25 juni 2010 komt [medeverdachte 4] aan op Schiphol vanuit Venetië. Hij ontmoet daar [medeverdachte 3] en ze reizen samen met de trein naar Amsterdam. [11]
[medeverdachte 1] heeft onder meer contact met [tante gesmokkelde]. Zij is de tante van de vrouw genaamd [gesmokkelde] die op reis wil. [12] [tante gesmokkelde] woont in België [13] en belt met een telefoonnummer dat begint met de Belgische landencode 32 [14] . Op 27 juni 2010 zegt [medeverdachte 1] door de telefoon tegen [tante gesmokkelde] dat hij op dit moment met het kind bezig is. [15]
Op 3 juli 2010 belt [medeverdachte 1] om 20:57 uur met zijn neef [medeverdachte 4], die tijdens dit telefoongesprek over een andere telefoonlijn met een man genaamd [medeverdachte 5] spreekt. [medeverdachte 4] wil weten of het mogelijk is om een sticker voor een kind in een schriftje te plakken. [medeverdachte 5] zegt dat het met een sticker niet gaat. Het schriftje moet eerst uit elkaar worden gehaald, de bewuste pagina wordt bewerkt en daarna weer aan elkaar genaaid. Op deze manier is het volgens [medeverdachte 5] wel mogelijk om een kind bij te schrijven. [medeverdachte 1] merkt op dat het een Nederlands Iraans schriftje is. [16] Diezelfde avond, acht minuten later, belt [medeverdachte 1] met [tante gesmokkelde] en vraagt haar om een foto van het kind op de leeftijd van 2 à 3 jaar oud naar zijn e-mail te sturen omdat hij die foto in het paspoort wil plakken. Het paspoort van de vrouw op wie de nicht van [tante gesmokkelde] lijkt, is van vier jaar geleden. [17] Tegen [tante gesmokkelde] zegt [medeverdachte 1] dat haar nicht haar haren niet moet verven en ook haar kapsel niet moet veranderen, want het moet precies net als op die foto zijn. [18]
Als [medeverdachte 4] [medeverdachte 1] belt, bespreken zij hoe lang het duurt om een kind in een boekje te plaatsen. [19] Ook met [medeverdachte 5] heeft [medeverdachte 1] gesprekken over het bijplaatsen van een kind in een Nederlands schrift. [20]
Op 4 juli 2010 zegt [medeverdachte 1] telefonisch tegen [medeverdachte 3] dat hij [tante gesmokkelde] zal vragen om het geld gereed te hebben en haar een rekeningnummer zal geven om het geld naartoe over te maken. [21] [medeverdachte 1] en [tante gesmokkelde] voeren verschillende telefoongesprekken over geld en hoe dit overgemaakt dient te worden. [22] [medeverdachte 1] wil ook de naam en de christelijke geboortedatum van het kind weten. [23] [tante gesmokkelde] geeft meerdere keren door dat het kind [kind gesmokkelde] heet. [24] De naam van de mevrouw die wil komen, is [gesmokkelde]. [25]
Op 21 augustus 2010 heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met [gesmokkelde]. Zij bevestigt dat de achternaam van [voornaam kind gesmokkelde] in haar paspoort [achternaam kind gesmokkelde] is. [medeverdachte 1] zegt dat hij een Iraans/Nederlands paspoort heeft en dat [gesmokkelde] de namen uit haar hooft dient te leren. Haar voornaam is [voornaam verdachte]. Voor [voornaam kind gesmokkelde] heeft [medeverdachte 1] hetzelfde aangehouden. Ook zegt [medeverdachte 1] tegen [gesmokkelde] dat ze bij het paspoortbureau om een dubbel visum voor Thailand moet vragen en een ticket moet aanschaffen. [26] Twee dagen later, op 23 augustus 2010, heeft [medeverdachte 1] opnieuw contact met [gesmokkelde]. Hij zegt: ”U reist met uw Iraans paspoort daarheen. Daar wordt dit paspoort aan u gegeven voor een ander land.” [medeverdachte 1] zegt tegen [gesmokkelde] dat zij stap voor stap van hem zal horen wat zij moet doen en dat de datum van het ticket gelegen moet zijn tussen 9 tot 13 september. [27] Aangezien de verbinding wordt verbroken, belt [medeverdachte 1] [gesmokkelde] daarna opnieuw en hij zegt: “Het paspoort dat u van ons krijgt, is van een vrouw die al 15 of 20 jaar in Europa woont.” Ook vertelt hij haar dat zij naar Thailand moet gaan en hiertoe een ticket en visum moet regelen [28] en bereid hij haar voor op het soort bagage dat zij moet meenemen bij haar reis. [29]
[medeverdachte 1] zegt op 27 augustus 2010 in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 4] dat zij pas op de negende aankomt en vraagt [medeverdachte 4] of hij haar in Bangkok wil ophalen. [medeverdachte 1] zal hem laten weten wat haar naam moet zijn en zegt dat het kindje, het meisje, haar echte naam zal krijgen. [30]
Op 30 augustus 2010 belt [medeverdachte 1] met [verdachte], die tegen [medeverdachte 1] zegt dat ze vindt dat “je bibliotheek deze keer erg lang heeft geduurd”. [medeverdachte 1] zegt dat het boekje bij die is gebleven en dat hij op 10 september het boekje brengt. [31] Op 11 september 2011 spreken zij elkaar opnieuw, waarbij [verdachte] haar stem verheft omdat [medeverdachte 1] haar de 10e heeft beloofd en het nu al een maand is dat haar boekje bij hem is. [32]
Op 10 september 2010 komen vanuit Teheran met vlucht W5 5045 [gesmokkelde] en [kind gesmokkelde] aan in Bangkok. Vermoedelijk maakten zij gebruik van een Iranees paspoort. [33] In Thailand is [gesmokkelde] bij [medeverdachte 4]. [34] [medeverdachte 4] vraagt [medeverdachte 1] wat de naam van het kind moet zijn en [medeverdachte 1] zegt dat dit [kind gesmokkelde] is. Hij heeft voorgesteld om de originele naam te gebruiken omdat zij in dat geval geen fouten zal maken. [35] De moeder heet volgens [medeverdachte 1] [achternaam verdachte]. Het staat in het schriftje. [36] Op 13 september 2010 zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 1] dat het schriftje is bijgewerkt en dat hij het aan [gesmokkelde] heeft gegeven. [37]
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] bespreken vervolgens of ze haar naar Turkije kunnen sturen. [medeverdachte 1] zegt dat hij misschien [medeverdachte 3] kan vragen om haar te gaan ophalen. [38] [medeverdachte 4] zegt op 21 september nogmaals tegen [medeverdachte 1] dat hij met zijn boekje helaas geen Turks visum kan krijgen. [39] Anderhalf uur later vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] of hij hem voor de zekerheid zijn achternaam en geboortedatum wil sms-en en zegt dat hij dit morgen voor hem regelt. [40] Twee minuten later stuurt [medeverdachte 3] een sms-bericht naar [medeverdachte 1] met de tekst: [medeverdachte 3], [geboortedatum medeverdachte 3]. [41] [medeverdachte 3] is vervolgens op 22 september 2010 van Amsterdam naar Istanbul gereisd. [42] De reis is door [medeverdachte 1] geregeld en gekocht. [43] [medeverdachte 3] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij goed is aangekomen en zonder problemen is ingereisd. [44]
Op 23 september 2010 verlaten [gesmokkelde] en [kind gesmokkelde] met vlucht QR0611 Thailand. [45] Op 24 september is in Istanbul aan [gesmokkelde], geboren in 1980, wegens bezit van een vals Nederlands verblijfsdocument en het gebruik van een aan een ander toebehorend paspoort en het geven van valse begeleiding de toegang tot Turkije geweigerd. [gesmokkelde]maakte gebruik van een Nederlands document, voorzien van het nummer [paspoortnummer], dat op naam is gesteld van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats]. In dit paspoort stond een kind bijgeschreven met de naam [kind gesmokkelde], geboren te Amsterdam op [geboortedatum kind gesmokkelde]. Door de vreemdelingenpolitie is een zogeheten 'geen gelijkenis' mutatie opgemaakt, met een formulier met de personalia van het gebruikte paspoort en de echte personalia van [gesmokkelde]. In het Iranese paspoort van [gesmokkelde]is een foto van een kind afgebeeld met de naam [kind gesmokkelde], geboren op [geboortedatum kind gesmokkelde]. [46]
[medeverdachte 1] zegt in een telefoongesprek op 24 september 2010 tegen [verdachte] dat hij het boek dat zij van de bibliotheek had geleend, is kwijtgeraakt. [47] [medeverdachte 1] belt twee uur later [tante gesmokkelde] en vraagt naar de achternaam van [gesmokkelde]. [tante gesmokkelde] zegt dat dit [achternaam gesmokkelde] is en [medeverdachte 1] geeft dit door aan [medeverdachte 3]. Ook vraagt [medeverdachte 1] of haar dochter [kind gesmokkelde] is, hetgeen [tante gesmokkelde] bevestigt. [medeverdachte 1] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 3] dat de naam van het meisje in beide boeken hetzelfde is, dat het meisje dus haar eigen naam behoudt en dat de achternaam van [gesmokkelde] [achternaam verdachte] wordt. [48]
[medeverdachte 3] reist op 25 september 2010 van Istanbul terug naar Schiphol [49] , waar hij wordt afgehaald door [medeverdachte 1]. [50] [medeverdachte 1] wordt later die dag gebeld door een man genaamd [medeverdachte 6], die wil weten hoe het met [medeverdachte 3] gaat. [medeverdachte 1] antwoordt dat het met [medeverdachte 3] goed gaat. Als [medeverdachte 6] vraagt of alles in orde is, zegt [medeverdachte 1]: “Nee, het is tegen de muur gelopen.” [51]
Op 26 september 2010 spreekt [medeverdachte 1] met [gesmokkelde]. Zij vertelt dat de man heeft gezegd dat zij niet op de foto leek en hij zei nee is nee. [52]
Op 28 september 2010 zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 1] dat zij naar de bibliotheek is gegaan en het verloren boek aan de bibliotheek heeft doorgeven. Zij kan hetzelfde boek uit Iran laten komen. [53]
In de woning van verdachte [medeverdachte 3] aan de [adres medeverdachte 3] te Amsterdam [54] , tevens de verblijfplaats van [medeverdachte 1] [55] is op 5 oktober 2010 aangetroffen een laptop van het merk Dell met het serienummer HY 469A00 die eigendom is van [medeverdachte 1]. [56] Op deze Dell laptop staan foto's van een kind dat wat betreft de haardracht en vorm van het gelaat enige gelijkenis vertoond met het kind dat staat bijgeschreven in het Nederlandse paspoort [paspoortnummer]. [57] Ook staat er in deze woning een laptop van het merk HP met het serienummer CNF91229C2 die eigendom is van [medeverdachte 3] [58] en ook gebruikt wordt door [medeverdachte 1]. [59] Op deze HP laptop staat een bestand met een pasfoto van een kind. Dit is de pasfoto van het kind dat staat bijgeschreven in het Nederlandse paspoort [paspoortnummer]. Ook staat er op deze computer een foto van een kind dat qua haardracht en vorm van het gezicht overeenkomsten vertoond met het kind dat staat bijgeschreven in het Nederlandse paspoort [paspoortnummer]. [60]
[verdachte] heeft op 1 oktober 2010 aangifte gedaan van de vermissing van haar paspoort met nummer [paspoortnummer]. [61]
4.4. Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 en 2
Op grond van onder meer de inhoud van de tapgesprekken, zoals hiervoor opgenomen onder de redengevende feiten en omstandigheden, volgt hoe (het organiseren van) de reis van de te smokkelen personen, [gesmokkelde] en [kind gesmokkelde], is verlopen en wat de rol van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hierin is geweest.
[medeverdachte 1] was degene die de reis feitelijk organiseerde en contact onderhield met (de tante van) de gesmokkelde. Op 15 juni 2010 zegt [medeverdachte 1] tegen zijn gesprekspartner: ,,Vraag ze hun foto's per e-mail naar mij te sturen. (…) Ik zoek hier iets dat erop lijkt. Wanneer ik zoiets geregeld heb, dan laat ik ze weten waar ze moeten komen. In de transithal geef ik ze de boeken. Daarmee reizen ze in. De rol van [medeverdachte 3] was om naar Turkije af te reizen om daar [gesmokkelde] op te vangen op het moment dat zij daar aankwam vanuit Thailand.
Verdachte heeft verklaard dat de gesprekken tussen haarzelf en medeverdachte Mohamed [medeverdachte 1] betrekking hebben op een boek dat verdachte heeft geleend uit de bibliotheek van een vriendin van haar en dat zij, verdachte, weer had uitgeleend aan [medeverdachte 1]. De rechtbank acht deze verklaring echter ongeloofwaardig. In de afgeluisterde telefoongesprekken wordt door de verschillende gesprekspartners zo nu en dan wel in enigszins verhullende bewoordingen gesproken, maar gelet op de context van de gesprekken kan het niet anders zijn dan dat waar over een boek(je) wordt gesproken, daarmee een paspoort wordt bedoeld. Zo zegt [medeverdachte 1] in het hiervoor aangehaalde gesprek van 15 juni 2010: “Als hij zegt dat het kind ook een visum nodig heeft, zeg dat het om 1 paspoort gaat. Het kind staat in het boekje van de moeder.” En op 24 september 2010 zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 3]: ,,Luister [medeverdachte 3] de naam van het meisje is in beide boeken hetzelfde. Dat wil zeggen ook in haar Iraanse. Het meisje behoudt dus haar eigen naam. [gesmokkelde] d'r achternaam wordt [verdachte]''.
De rechtbank is van oordeel dat waar de (versluierde) gesprekken over boeken gaan, ze telkens feitelijk betrekking hebben op paspoorten en dat dit ook opgaat voor de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte, die vrijwel uitsluitend gaan over 'boeken' en het ophalen ervan. Verdachte werd, zo leidt de rechtbank af uit een achtergrondgesprek tussen [medeverdachte 1] en een verder onbekend gebleven persoon op 22 augustus 2010, daar ook voor betaald.
Op 24 september is in Istanbul aan [gesmokkelde], geboren in 1980, wegens bezit van een vals Nederlands verblijfsdocument en het gebruik van een aan een ander toebehorend paspoort en het geven van valse begeleiding de toegang tot Turkije geweigerd. [gesmokkelde]maakte gebruik van een Nederlands document, voorzien van het nummer [paspoortnummer], dat op naam is gesteld van verdachte. In dit paspoort stond een kind bijgeschreven met de naam [kind gesmokkelde], geboren te Amsterdam op [geboortedatum kind gesmokkelde]. Op dezelfde dag dat [gesmokkelde] de toegang tot Turkije wordt geweigerd, zegt [medeverdachte 1] tegen verdachte dat hij het boek dat zij van de bibliotheek had geleend, is kwijtgeraakt. Verdachte doet vervolgens aangifte van vermissing van haar paspoort.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een aan haarzelf verstrekt paspoort ter beschikking heeft gesteld van een persoon die zich [gesmokkelde] noemde, met het oogmerk dat reisdocument door die [gesmokkelde] te doen gebruiken als ware het aan die [gesmokkelde] verstrekt. Genoemd persoon had dit paspoort nodig om naar Turkije te kunnen reizen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dit paspoort laten bewerken in die zin dat [kind gesmokkelde] op het paspoort werd bijgeschreven en [gesmokkelde] vervolgens samen met dit kind op genoemd paspoort kon reizen.
Met betrekking tot de reis van [gesmokkelde] en [kind gesmokkelde] overweegt de rechtbank nog het volgende. Bij de beoordeling van het bestanddeel doorreis neemt de rechtbank in ogenschouw dat doorreis synoniem is voor transit of doortocht, welke term is gebruikt in de titel van de richtlijn en het kaderbesluit inzake mensensmokkel. Personen die in transit of op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming. Personen kunnen ook hun verblijf in transit gebruiken om het land van doorreis binnen te komen. De rechtbank tekent voorts aan dat het delict mensensmokkel is voltooid op het moment dat de illegale doorreis een aanvang heeft genomen. Nu uit de stukken van de Turkse autoriteiten blijkt dat [gesmokkelde] en [kind gesmokkelde] Turks grondgebied hebben bereikt, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een poging, maar van een voltooid feit omdat hierdoor de illegale doorreis een aanvang heeft genomen. De rechtbank acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
Primair
(zaaksdossier C11)
zij, tezamen en in vereniging met anderen in de periode van 29 juni 2010 tot en met 30 september 2010 te Amsterdam en Almere, in elk geval in Nederland en te België en Turkije en Thailand en Italië twee personen, te weten: een vrouw zich noemende [gesmokkelde] en haar kind zich noemende [kind gesmokkelde], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, welk verdrag Turkije heeft ondertekend op 13 december 2000 en in werking is getreden te Turkije op 28 januari 2004,
immers hebben verdachte en haar mededaders, (al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of in het vooruitzicht gestelde beloning), (voor/aan) voornoemde personen - die niet over een verblijfstitel voor Nederland en/of België en/of Turkije beschikten -
- ( al dan niet telefonisch) informatie verstrekt met betrekking tot de werkwijze van de smokkel (onder meer over het versturen van (pas)foto's en andere documenten ten behoeve van een te vervalsen paspoort en over het ondernemen van de reis onder de naam van een ander),
- een Nederlands paspoort (voorzien van het nummer [paspoortnummer] en op naam gesteld van [verdachte]) verstrekt/ter beschikking gesteld en/of
- ( al dan niet telefonisch) inlichtingen verstrekt met betrekking tot de werkwijze van het aanpassen of vervalsen van voornoemd paspoort,
- vliegtickets geregeld en betaald,
- naar Turkije en Thailand gereisd, en
- voornoemde personen opgevangen en begeleid op de luchthaven in Thailand
terwijl verdachte en haar mededaders wisten dat die toegang wederrechtelijk was;
Feit 2:
zij omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 30 september 2010 te Amsterdam en Almere, althans in Nederland en Thailand en Turkije, tezamen en in vereniging met anderen, een aan haar verstrekt reisdocument, te weten een Nederlands paspoort voorzien van het nummer [paspoortnummer] (op naam gesteld van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats]), ter beschikking heeft gesteld van een persoon zich noemend [gesmokkelde], met het oogmerk dat reisdocument door die [gesmokkelde] te doen gebruiken als ware het aan die [gesmokkelde] verstrekt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen;
Ten aanzien van feit 2
Een aan haar verstrekt reisdocument ter beschikking stellen van een derde, met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan haar verstrekt, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.
7.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen verzocht om een voorwaardelijke straf met een proeftijd van één jaar.
7.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met haar mededaders schuldig gemaakt aan - kort gezegd - mensensmokkel. Verdachte heeft voor de te smokkelen personen haar paspoort ter beschikking gesteld. Niet gebleken is dat verdachte het feit uit humanitair oogpunt heeft gepleegd. Integendeel, uit het dossier blijkt dat er voor het organiseren van de smokkel duizenden euro's moesten worden betaald Verdachte heeft door het ter beschikking stellen van haar paspoort, dat door de gesmokkelde als look-a-like paspoort werd gebruikt en waarin medeverdachte [medeverdachte 1] de dochter van de gesmokkelde heeft laten bijschrijven, een belangrijk aandeel gehad bij de smokkel. Door mensensmokkel wordt niet alleen het internationale overheidsbeleid inzake de bestrijding van mensensmokkel doorkruist maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl daarnaast het beeld en de positie van de legale vreemdeling wordt geschaad. De rechtbank acht mensensmokkel dan ook een ernstig feit.
Bij de op te leggen sanctie houdt de rechtbank voorts rekening met het volgende.
Verdachte heeft zich in de zomer van 2010 schuldig gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten. Zij staat echter eerst drie jaar nadien hiervoor terecht. Elke verdachte heeft recht op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn teneinde te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging leeft. Deze redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In onderhavige zaak moet als aanvang van de termijn worden gerekend 5 oktober 2010, nu verdachte op die dag voor het eerst als verdachte werd verhoord bij de politie en is aangehouden.
De behandeling van de zaak op de terechtzitting van 16 juni 2011 is op voorhand aangehouden in verband met het niet beschikbaar zijn van de reactie van de Turkse en Thaise autoriteiten op uitgezette rechtshulpverzoeken. Op 2 februari 2012 is een proces-verbaal met reactie van de Turkse autoriteiten ontvangen. Nadien heeft het ruim anderhalf jaar geduurd voordat de zaak thans op zitting is aangebracht. De rechtbank constateert dat noch de ingewikkeldheid van de zaak, noch verdachte en/of haar raadsman van invloed zijn geweest op het feit dat de behandeling van deze zaak eerst bijna drie jaar nadien plaats vindt.
Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank verdachtes recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn is geschonden. Bij arrest van 17 juni 2008 heeft de Hoge Raad beslist dat regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf. De rechtbank zal bij het bepalen van strafmaat daarom rekening houden met voornoemde overschrijding van de redelijke termijn, zoals dat overigens ook door de officier van justitie is gedaan.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat zij door haar houding ervan blijk gegeven heeft het laakbare van haar handelen niet in te (willen) zien.
Gelet op de medische situatie van verdachte zal de rechtbank aan haar niet de door de officier van justitie geëiste werkstraf opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 47, 55, 57, 197a, 231 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (zegge: VIJF) maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mrs. A.S. van Leeuwen en M. Hoendervoogt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2013.
Mr. Van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 005 en pag. 006).
2.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 004).
3.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 007).
4.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 008)
5.Proces-verbaal van toegepaste Bijzondere Opsporingsmethodieken d.d. 18 november 2010 (zaaksdossier A1, pag. 67 en pag. 68).
6.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 008).
7.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 014 en 015).
8.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en behoren allen, behalve indien anders is aangegeven, tot het dossier van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol, Brigade Recherche en Informatie, met dossiernummer 10-000035 en dossiernaam Sunjata.
9.Het tapgesprek d.d. 13 juni 201017:54 uur (dossier C11, pag. 108), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 013).
10.Het tapgesprek d.d. 15 juni 201018:03 uur (dossier C11, pag. 111 tot en met pag. 113), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 014 en 015).
11.Proces-verbaal observatie 25 juni 2010 d.d. 28 juni 2010 (dossier C11, pag. 122 tot en met 124).
12.Het tapgesprek d.d. 11 september 201013:30 uur (dossier C11, pag. 271 en pagina 272), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 055 en 056).
13.Het tapgesprek d.d. 27 juni 2010 21:11 uur (dossier C11, pag. 150), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 017 en 018).
14.Het tapgesprek d.d. 3 juli 2010 21:05 uur (dossier C11, pag. 158), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 021), het tapgesprek d.d. 12 september 2010 21:44 uur (dossier C11, pag. 286 en pag. 287), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, 061).
15.Het tapgesprek d.d. 27 juni 201021:11 uur (dossier C11, pag. 150), proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 017).
16.Het tapgesprek d.d. 3 juli 201020:57 uur (dossier C11, pag. 159), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 019 en 020).
17.Het tapgesprek d.d. 3 juli 201021:05 uur (dossier C11, pag. 161), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 021).
18.Het tapgesprek d.d. 25 juli 201018:44 uur (dossier C11, pag. 210), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 038).
19.Het tapgesprek d.d. 4 juli 201020:30 uur (dossier C11, pag.179 tot en met pag.180), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag.026).
20.Het tapgesprek d.d. 22 juli 201018:30 uur (dossier C11, pag.208 en pag. 209), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 037), het tapgesprek d.d. 28 juli 201019:14 uur (dossier C11, pag.213 en pag. 214), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag.039).
21.Het tapgesprek d.d. 4 juli 201017:45 uur (dossier C11, pag.173), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 024).
22.Het tapgesprek d.d. 5 juli 201015:41 uur (dossier C11, pag.181), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag.029), het tapgesprek d.d. 5 juli 201015:56 uur (dossier C11, pag.184), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 029), het tapgesprek d.d. 19 juli 201017:45 uur (dossier C11, pag.201), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 034), het tapgesprek d.d. 19 juli 201017:58 uur (dossier C11, pag.202), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 034), het tapgesprek d.d. 19 juli 201018:17 uur (dossier C11, pag. 204), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 035), het tapgesprek d.d. 19 juli 201022:25 uur (dossier C11, pag. 206), proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 036).
23.Het tapgesprek d.d. 10 juli 201016:26 uur (dossier C11, pag. 191), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 031), het tapgesprek d.d. 18 juli 201020:28 uur (dossier C11, pag. 199), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 033 en 034), het tapgesprek d.d. 19 juli 201017:58 uur (dossier C11, pag. 202), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 034 en 035).
24.Het tapgesprek d.d. 19 juli 201018:17 uur (dossier C11, pag. 204), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 035), het tapgesprek d.d. 25 juli 201018:44 uur (dossier C11, pag. 210), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 038).
25.Het tapgesprek d.d. 18 augustus 201016:34 uur (dossier C11, pag. 227), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 040),
26.Het tapgesprek d.d. 21 augustus 201017:13 uur (dossier C11, pag. 234 en 235), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 042 en 043).
27.Het tapgesprek d.d. 23 augustus 201019:04 uur (dossier C11, pag. 240 en 241), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 045).
28.Het tapgesprek d.d. 23 augustus 201019:12 uur (dossier C11, pag. 242 en 243), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 046).
29.Het tapgesprek d.d. 3 september 201014:40 uur (dossier C11, pag. 261), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 052), het tapgesprek d.d. 3 september 201014:41 uur (dossier C11, pag. 262), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 052).
30.Het tapgesprek d.d. 27 augustus 201019:08 uur (dossier C11, pag 249 tot en met 251), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 047 en 048).
31.Het tapgesprek d.d. 30 augustus 201018:21 uur (dossier C11, pag. 252), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 048).
32.Het tapgesprek d.d. 11 september 201015:26 uur (dossier C11, pag. 277 en 278), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 057).
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2011 (losse bijlage).
34.Het tapgesprek d.d. 10 september 201004:38 uur (dossier C11, pag. 268), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 054), het tapgesprek d.d. 11 september 201013:30 uur (dossier C11, pag. 271 en 272), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 055).
35.Het tapgesprek d.d. 11 september 201016:28 uur (dossier C11, pag. 279), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 058 en 059).
36.Het tapgesprek d.d. 11 september 201016:31 uur (dossier C11, pag.280 en 281), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (pag. 059).
37.Het tapgesprek d.d. 13 september 201017:24 uur (dossier C11, pag. 288), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 061 en 062).
38.Het tapgesprek d.d. 18 september 201019:17 uur (dossier C11, pag. 298), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 066 en 067).
39.Het tapgesprek d.d. 21 september 201015:20 uur (dossier C11, pag. 301), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 068).
40.Het tapgesprek d.d. 21 september 201016:54 uur (dossier C11, pag. 302), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 068).
41.Het tapgesprek d.d. 21 september 201016:56 uur (dossier C11, pag. 303), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 068).
42.Het proces-verbaal d.d. 8 oktober 2010 (dossier C11, pag. 311, met als bijlage onder meer de passagierslijst).
43.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 6 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 472-473).
44.Het tapgesprek d.d. 22 september 201011:43 uur (dossier C11, pag. 305), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 069).
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2011 (losse bijlage).
46.Proces-verbaal d.d. 19 juli 2011 (losse bijlage).
47.Het tapgesprek d.d. 24 september 201019:39 uur (dossier C11, pag. 318), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 070).
48.Het tapgesprek d.d. 24 september 201021:38 uur (dossier C11, pag. 319), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 071).
49.Het proces-verbaal d.d. 1 oktober 2010 (dossier C11, pag. 324).
50.Het tapgesprek d.d. 25 september 201013:06 uur (dossier C11, pag. 334), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 070 en pag. 071), het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2010 (dossier C11, pag. 325 tot en met 327), het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2010 (dossier C11, pag. 333).
51.Het tapgesprek d.d. 25 september 201018:59 uur (dossier C11, pag. 335), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 070).
52.Het tapgesprek d.d. 26 september 201010:38 uur (dossier C11, pag. 336), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 071 en 072).
53.Het tapgesprek d.d. 28 september 201015:50 uur (dossier C11, pag. 073).
54.Proces-verbaal van verhoor[medeverdachte 3] d.d. 5 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 462-boven).
55.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 5 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 413-midden), proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 6 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 467-onderaan).
56.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2010 (dossier E8 t/m E10.1, pag.145-147) en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 5 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 419-midden).
57.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2011 (dossier C11, pag 359 tot en met 361).
58.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2011 (dossier E8 t/m E10.1, pag. 82-84) en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 7 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 478-bovenaan).
59.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 5 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 419-midden).
60.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2011 (dossier C11, pag. 396 en 397).
61.Proces-verbaal vermissing identiteitsbewijs d.d. 1 oktober 2010 (dossier C11, pagina 354).