ECLI:NL:RBNHO:2013:10223

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
15/840150-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en schending van de redelijke termijn in het onderzoek Sunjata

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had, werd ervan beschuldigd samen met anderen een vrouw en haar kind te hebben geholpen bij hun illegale doorreis van Iran naar Turkije via Thailand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een organiserende en coördinerende rol had in deze smokkeloperatie. De tenlastelegging omvatte onder andere het verstrekken van informatie over de smokkelmethoden, het regelen van vliegtickets, en het verstrekken van een vervalst paspoort. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verdachte en zijn medeverdachten wisten dat de toegang en doorreis wederrechtelijk was, aangezien de gesmokkelde personen geen verblijfstitel hadden voor Nederland of andere betrokken landen.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bevestigd. Tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat de verdachte in de periode van juni tot september 2010 meerdere telefoongesprekken heeft gevoerd met medeverdachten en betrokkenen, waarin hij instructies gaf voor de reis en informatie uitwisselde over de benodigde documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 oktober 2010 is aangehouden en dat er voldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De uitspraak benadrukt de ernst van mensensmokkel en de impact ervan op de samenleving, evenals de noodzaak om de rechten van verdachten te waarborgen in het strafproces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840150-10
Uitspraakdatum: 27 september 2013
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Iran),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser. Tevens was ter terechtzitting aanwezig mr. drs. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht, die verklaarde waar te nemen voor zijn kantoorgenoot mr. Th.U. Hiddema.
Mr. Nieuwenhuis heeft verklaard niet bepaaldelijk gemachtigd te zijn.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Primair
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2010 tot en met 30 september 2010 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland en/of te Turkije en/of te Thailand en/of te Italië twee personen, te weten: een vrouw zich noemende [gesmokkelde] en/of haar kind zich noemende [kind gesmokkelde], althans één of meer ander(en), behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, welk verdrag Turkije heeft ondertekend op 13 december 2000 en in werking is getreden te Turkije op 28 januari 2004 of die voornoemd(e) perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of in het vooruitzicht gestelde beloning), voornoemd(e) perso(o)n(en) -die niet over een verblijfstitel voor Nederland en/of België en/of Turkije beschikte(n)-
- ( al dan niet telefonisch) informatie verstrekt met betrekking tot de werkwijze van de smokkel (onder meer over het versturen van (pas)foto's en andere documenten ten behoeve van een te vervalsen paspoort en/of over het ondernemen van de reis onder de naam van een ander),
- een Nederlands paspoort (voorzien van het nummer [paspoortnummer 1] en op naam gesteld van [medeverdachte 1]) verstrekt,
- ( al dan niet telefonisch) inlichtingen verstrekt met betrekking tot de werkwijze van het aanpassen of vervalsen van voornoemd paspoort,
- vliegtickets geregeld en/of betaald,
- naar Italië, Turkije en/of Thailand gereisd,
- voornoemde perso(o)n(en) begeleid in hun/haar reis (van Thailand naar Turkije), en/of
- voornoemde perso(o)n(en) opgevangen en/of begeleid op de luchthaven in Thailand en/of Turkije
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was;
Subsidiair
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2010 tot en met 30 september 2010 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland en/of België en/of te Turkije en/of te Thailand en/of te Italië, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om twee personen, te weten: een vrouw zich noemende [gesmokkelde] en/of haar kind zich noemende [kind gesmokkelde], althans één of meer ander(en), behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door en/of uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee
en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die voornoemd(e) perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was
immers heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of in het vooruitzicht gestelde beloning), voornoemd(e) perso(o)n(en) -die niet over een verblijfstitel voor Nederland en/of België en/of Turkije beschikte(n)-
- ( al dan niet telefonisch) informatie verstrekt met betrekking tot de werkwijze van de smokkel (onder meer over het versturen van (pas)foto's en andere documenten ten behoeve van een te vervalsen paspoort en/of over het ondernemen van de reis onder de naam van een ander),
- een Nederlands paspoort (voorzien van het nummer [paspoortnummer 1] en op naam gesteld van [medeverdachte 1]) verstrekt,
- ( al dan niet telefonisch) inlichtingen verstrekt met betrekking tot de werkwijze van het aanpassen of vervalsen van voornoemd paspoort,
- vliegtickets geregeld en/of betaald, - naar Italië, Turkije en/of Thailand gereisd,
- voornoemde perso(o)n(en) begeleid in hun/haar reis (van Thailand naar Turkije), en/of
- voornoemde perso(o)n(en) opgevangen en/of begeleid op de luchthaven in Thailand en/of Turkije
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Op basis van bij de Criminele Inlichtingen Eenheid in de periode van november 2008 tot en met februari 2009 binnengekomen informatie inzake georganiseerde mensensmokkel door onder meer [medeverdachte 2] en [verdachte] [1] , is op 27 januari 2010 het onderzoek Sunjata gestart. Dit onderzoek richt zich op personen die zich vermoedelijk schuldig maken aan overtreding van de artikelen 197a, 225, 231 en 420 bis/ter/quater Sr. [2] In het onderzoek komen 11 verdachten naar voren en er zijn 11 zaaksdossiers samengesteld.
De aan verdachte ten laste gelegde feiten hebben alleen betrekking op zaaksdossier C11.
In dit zaaksdossier komen als verdachten naar voren [verdachte] (hierna te noemen [verdachte]), [medeverdachte 3] (hierna te noemen: [medeverdachte 3]) en [medeverdachte 1] (hierna te noemen: [medeverdachte 1]). [3] [verdachte] maakt gedurende het onderzoek gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (taplijn 20), [telefoonnummer 2] (taplijn 28), [telefoonnummer 3] (taplijn 26) en [telefoonnummer 4] (taplijn 27). [4] Deze telefoonnummers zijn getapt in de periode van 10 juni 2010 tot 22 september 2010 (lijn 20), 9 juli 2010 tot 6 oktober 2010 (lijn 28) en 30 juni tot 6 oktober 2010 (lijn 26 en lijn 27). [5] [medeverdachte 3] maakt gebruik van het nummer [telefoonnummer 5] en [medeverdachte 1] van de nummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7]. [6]
Op 5 oktober 2010 zijn [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] aangehouden. [7]
4. Bewijs
4.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden [8]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 13 juni 2010 belt [verdachte] met [medeverdachte 1], die hem vraagt: “Wil je het boek niet hebben?” [verdachte] zegt dat hij toch beide delen moet hebben en dat deel twee toch niet gevonden is. [9]
Op 15 juni 2010 belt [verdachte] vanaf telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar een verder onbekend gebleven persoon. Het gesprek gaat over een vrouw die met een kind dat in haar paspoort staat naar Duitsland wil gaan. De onbekende merkt op: “Hoe dan ook wil deze vrouw dat deze reis door ons geregeld wordt.'' [verdachte] zegt: ,,Vraag ze hun foto's per e-mail naar mij te sturen. (…) Ik zoek hier iets dat erop lijkt. Wanneer ik zoiets geregeld heb, dan laat ik ze weten waar ze moeten komen. In de transithal geef ik ze de boeken. Daarmee reizen ze in. (…) Ik moet alleen de juiste foto’s voor ze vinden. (...) Ik kan ze ook misschien via Thailand in laten reizen. Maar je moet niet minder dan 15 vragen hoor. 15 miljoen is ongeveer 10 euro (wordt duizend bedoeld). 4,5 moet er aan tickets en boekjes uitgegeven. Voor ons blijft er 5 of 6 over.” [10]
Op 25 juni 2010 komt [medeverdachte 4] aan op Schiphol vanuit Venetië. Hij ontmoet daar [medeverdachte 3] en ze reizen samen met de trein naar Amsterdam. [11]
[verdachte] heeft onder meer contact met [tante gesmokkelde]. Zij is de tante van de vrouw genaamd [gesmokkelde] die op reis wil. [12] [tante gesmokkelde] woont in België [13] en belt met een telefoonnummer dat begint met de Belgische landencode 32 [14] . Op 27 juni 2010 zegt [verdachte] door de telefoon tegen [tante gesmokkelde] dat hij op dit moment met het kind bezig is. [15]
Op 3 juli 2010 belt [verdachte] om 20:57 uur met zijn neef [medeverdachte 4], die tijdens dit telefoongesprek over een andere telefoonlijn met een man genaamd [medeverdachte 5] spreekt. [medeverdachte 4] wil weten of het mogelijk is om een sticker voor een kind in een schriftje te plakken. [medeverdachte 5] zegt dat het met een sticker niet gaat. Het schriftje moet eerst uit elkaar worden gehaald, de bewuste pagina wordt bewerkt en daarna weer aan elkaar genaaid. Op deze manier is het volgens [medeverdachte 5] wel mogelijk om een kind bij te schrijven. [verdachte] merkt op dat het een Nederlands Iraans schriftje is. [16] Diezelfde avond, acht minuten later, belt [verdachte] met [tante gesmokkelde] en vraagt haar om een foto van het kind op de leeftijd van 2 à 3 jaar oud naar zijn e-mail te sturen omdat hij die foto in het paspoort wil plakken. Het paspoort van de vrouw op wie de nicht van [tante gesmokkelde] lijkt, is van vier jaar geleden. [17] Tegen [tante gesmokkelde] zegt [verdachte] dat haar nicht haar haren niet moet verven en ook haar kapsel niet moet veranderen, want het moet precies net als op die foto zijn. [18]
Als [medeverdachte 4] [verdachte] belt, bespreken zij hoe lang het duurt om een kind in een boekje te plaatsen. [19] Ook met [medeverdachte 5] heeft [verdachte] gesprekken over het bijplaatsen van een kind in een Nederlands schrift. [20]
Op 4 juli 2010 zegt [verdachte] telefonisch tegen [medeverdachte 3] dat hij [tante gesmokkelde] zal vragen om het geld gereed te hebben en haar een rekeningnummer zal geven om het geld naartoe over te maken. [21] [verdachte] en [tante gesmokkelde] voeren verschillende telefoongesprekken over geld en hoe dit overgemaakt dient te worden. [22] [verdachte] wil ook de naam en de christelijke geboortedatum van het kind weten. [23] [tante gesmokkelde] geeft meerdere keren door dat het kind [kind gesmokkelde] heet. [24] De naam van de mevrouw die wil komen, is [gesmokkelde]. [25]
Op 21 augustus 2010 heeft [verdachte] telefonisch contact met [gesmokkelde]. Zij bevestigt dat de achternaam van [voornaam kind gesmokkelde] in haar paspoort [achternaam kind gesmokkelde] is. [verdachte] zegt dat hij een Iraans/Nederlands paspoort heeft en dat [gesmokkelde] de namen uit haar hooft dient te leren. Haar voornaam is [voornaam medeverdachte 1]. Voor [voornaam kind gesmokkelde] heeft [verdachte] hetzelfde aangehouden. Ook zegt [verdachte] tegen [gesmokkelde] dat ze bij het paspoortbureau om een dubbel visum voor Thailand moet vragen en een ticket moet aanschaffen. [26] Twee dagen later, op 23 augustus 2010, heeft [verdachte] opnieuw contact met [gesmokkelde]. Hij zegt: ”U reist met uw Iraans paspoort daarheen. Daar wordt dit paspoort aan u gegeven voor een ander land.” [verdachte] zegt tegen [gesmokkelde] dat zij stap voor stap van hem zal horen wat zij moet doen en dat de datum van het ticket gelegen moet zijn tussen 9 tot 13 september. [27] Aangezien de verbinding wordt verbroken, belt [verdachte] [gesmokkelde] daarna opnieuw en hij zegt: “Het paspoort dat u van ons krijgt, is van een vrouw die al 15 of 20 jaar in Europa woont.” Ook vertelt hij haar dat zij naar Thailand moet gaan en hiertoe een ticket en visum moet regelen [28] en bereid hij haar voor op het soort bagage dat zij moet meenemen bij haar reis. [29]
[verdachte] zegt op 27 augustus 2010 in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 4] dat zij pas op de negende aankomt en vraagt [medeverdachte 4] of hij haar in Bangkok wil ophalen. [verdachte] zal hem laten weten wat haar naam moet zijn en zegt dat het kindje, het meisje, haar echte naam zal krijgen. [30]
Op 30 augustus 2010 belt [verdachte] met [medeverdachte 1], die tegen [verdachte] zegt dat ze vindt dat “je bibliotheek deze keer erg lang heeft geduurd”. [verdachte] zegt dat het boekje bij die is gebleven en dat hij op 10 september het boekje brengt. [31] Op 11 september 2011 spreken zij elkaar opnieuw, waarbij [medeverdachte 1] haar stem verheft omdat [verdachte] haar de 10e heeft beloofd en het nu al een maand is dat haar boekje bij hem is. [32]
Op 10 september 2010 komen vanuit Teheran met vlucht W5 5045 [gesmokkelde] en [achternaam kind gesmokkelde] [voornaam kind gesmokkelde] aan in Bangkok. Vermoedelijk maakten zij gebruik van een Iranees paspoort. [33] In Thailand is [gesmokkelde] bij [medeverdachte 4]. [34] [medeverdachte 4] vraagt [verdachte] wat de naam van het kind moet zijn en [verdachte] zegt dat dit [kind gesmokkelde] is. Hij heeft voorgesteld om de originele naam te gebruiken omdat zij in dat geval geen fouten zal maken. [35] De moeder heet volgens [verdachte] [medeverdachte 1]. Het staat in het schriftje. [36] Op 13 september 2010 zegt [medeverdachte 4] tegen [verdachte] dat het schriftje is bijgewerkt en dat hij het aan [gesmokkelde] heeft gegeven. [37]
[medeverdachte 4] en [verdachte] bespreken vervolgens of ze haar naar Turkije kunnen sturen. [verdachte] zegt dat hij misschien [medeverdachte 3] kan vragen om haar te gaan ophalen. [38] [medeverdachte 4] zegt op 21 september nogmaals tegen [verdachte] dat hij met zijn boekje helaas geen Turks visum kan krijgen. [39] Anderhalf uur later vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 3] of hij hem voor de zekerheid zijn achternaam en geboortedatum wil sms-en en zegt dat hij dit morgen voor hem regelt. [40] Twee minuten later stuurt [medeverdachte 3] een sms-bericht naar [verdachte] met de tekst: [medeverdachte 3], [geboortedatum medeverdachte 3]. [41] [medeverdachte 3] is vervolgens op 22 september 2010 van Amsterdam naar Istanbul gereisd. [42] De reis is door [verdachte] geregeld en gekocht. [43] [medeverdachte 3] zegt tegen [verdachte] dat hij goed is aangekomen en zonder problemen is ingereisd. [44]
Op 23 september 2010 verlaten [gesmokkelde] en [kind gesmokkelde] met vlucht QR0611 Thailand. [45] Op 24 september is in Istanbul aan [gesmokkelde], geboren in 1980, wegens bezit van een vals Nederlands verblijfsdocument en het gebruik van een aan een ander toebehorend paspoort en het geven van valse begeleiding de toegang tot Turkije geweigerd. [gesmokkelde] maakte gebruik van een Nederlands document, voorzien van het nummer [paspoortnummer 1], dat op naam is gesteld van [medeverdachte 1], geboren op [geboordedatum medeverdachte 1] te Bandar Pahlavi. In dit paspoort stond een kind bijgeschreven met de naam [kind gesmokkelde], geboren te Amsterdam op [geboortedatum kind gesmokkelde]. Door de vreemdelingenpolitie is een zogeheten 'geen gelijkenis' mutatie opgemaakt, met een formulier met de personalia van het gebruikte paspoort en de echte personalia van [gesmokkelde]. In het Iranese paspoort van [gesmokkelde] is een foto van een kind afgebeeld met de naam [kind gesmokkelde], geboren op [geboortedatum kind gesmokkelde]. [46]
[verdachte] zegt in een telefoongesprek op 24 september 2010 tegen [medeverdachte 1] dat hij het boek dat zij van de bibliotheek had geleend, is kwijtgeraakt. [47] [verdachte] belt twee uur later [tante gesmokkelde] en vraagt naar de achternaam van [gesmokkelde]. [tante gesmokkelde] zegt dat dit Nouroozi is en [verdachte] geeft dit door aan [medeverdachte 3]. Ook vraagt [verdachte] of haar dochter [kind gesmokkelde] is, hetgeen [tante gesmokkelde] bevestigt. [verdachte] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 3] dat de naam van het meisje in beide boeken hetzelfde is, dat het meisje dus haar eigen naam behoudt en dat de achternaam van [gesmokkelde] [medeverdachte 1] wordt. [48]
[medeverdachte 3] reist op 25 september 2010 van Istanbul terug naar Schiphol [49] , waar hij wordt afgehaald door [verdachte]. [50] [verdachte] wordt later die dag gebeld door een man genaamd [medeverdachte 6], die wil weten hoe het met [medeverdachte 3] gaat. [verdachte] antwoordt dat het met [medeverdachte 3] goed gaat. Als [medeverdachte 6] vraagt of alles in orde is, zegt [verdachte]: “Nee, het is tegen de muur gelopen.” [51]
Op 26 september 2010 spreekt [verdachte] met [gesmokkelde]. Zij vertelt dat de man heeft gezegd dat zij niet op de foto leek en hij zei nee is nee. [52]
Op 28 september 2010 zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat zij naar de bibliotheek is gegaan en het verloren boek aan de bibliotheek heeft doorgeven. Zij kan hetzelfde boek uit Iran laten komen. [53]
In de woning van verdachte [medeverdachte 3] aan de [adres medeverdachte 3] te Amsterdam [54] , tevens de verblijfplaats van [verdachte] [55] is op 5 oktober 2010 aangetroffen een laptop van het merk Dell met het serienummer HY 469A00 die eigendom is van [verdachte]. [56] Op deze Dell laptop staan foto's van een kind dat wat betreft de haardracht en vorm van het gelaat enige gelijkenis vertoond met het kind dat staat bijgeschreven in het Nederlandse paspoort [paspoortnummer 1]. [57] Ook staat er in deze woning een laptop van het merk HP met het serienummer CNF91229C2 die eigendom is van [medeverdachte 3] [58] en ook gebruikt wordt door [verdachte]. [59] Op deze HP laptop staat een bestand met een pasfoto van een kind. Dit is de pasfoto van het kind dat staat bijgeschreven in het Nederlandse paspoort [paspoortnummer 1]. Ook staat er op deze computer een foto van een kind dat qua haardracht en vorm van het gezicht overeenkomsten vertoond met het kind dat staat bijgeschreven in het Nederlandse paspoort [paspoortnummer 1]. [60]
[medeverdachte 1] heeft op 1 oktober 2010 aangifte gedaan van de vermissing van haar paspoort met nummer [paspoortnummer 1]. [61]
4.3. Bewijsoverweging
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren door de Koninklijke Marechaussee steeds ontkend betrokken te zijn geweest bij mensensmokkel. Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet wie de personen op de aan hem voorgehouden afgeluisterde telefoongesprekken zijn en dat hij niet ‘[verdachte]’ is.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het strafdossier het volgende vast.
Gedurende het onderzoek Sunjata zijn er diverse telefoons afgeluisterd, waaronder het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Verdachte heeft verklaard dat dit telefoonnummer van hem is en dat hij zijn telefoon niet uitleent aan anderen. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben beiden bovendien verklaard dat zij de stem die voor komt op de tijdens hun verhoren door de Koninklijke Marechaussee beluisterde telefoongesprekken van de taplijnen 20, 26, 28, herkennen als de stem van verdachte. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de stem die door verbalisanten bij de tapgesprekken wordt aangeduid als de stem van een persoon genaamd [verdachte], ook telkens de stem van verdachte is.
Hiermee staat voor de rechtbank tevens vast dat verdachte degene is die telefonisch contact heeft gehad met (de tante van) de gesmokkelde, aanwijzingen voor de reis naar Thailand heeft gegeven en heeft verzocht om informatie over [kind gesmokkelde] en het toezenden van (pas)foto's. Deze gegevens zijn vervolgens door een daartoe door verdachte aangezochte persoon, die in de tapgesprekken voorkomt onder de naam [medeverdachte 5], gebruikt om een paspoort te vervalsen. Op de HP-computer waarvan verdachte heeft verklaard dat hij die gebruikt, staat een bestand met een pasfoto van een kind. Dit is de pasfoto van het kind dat is bijgeschreven in het Nederlandse paspoort [paspoortnummer 1], zijnde het paspoort dat door [gesmokkelde] is getoond toen zij toegang tot Turkije wilde krijgen en dat op naam staat van [medeverdachte 1]. Verdachte heeft voorafgaand aan de reis van [gesmokkelde] diverse keren contact gehad met [medeverdachte 1], waarbij in versluierde taal wordt gesproken over ‘boeken’. Uit de inhoud van de afgeluisterde gesprekken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat dit verhullende taalgebruik maar op één manier begrepen kan worden, namelijk dat het woord boek(je) voor paspoort staat.
De gesmokkelde en het meisje met wie zij reisde, zijn op hun eigen Iraanse paspoort naar Thailand gereisd en daar opgevangen en begeleid door een neef van verdachte. Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat zij vervolgens met een ander paspoort naar Turkije zijn gereisd. De rechtbank leidt uit de afgeluisterde telefoongesprekken verder af dat verdachte het vliegticket heeft geregeld waarmee medeverdachte [medeverdachte 3] vervolgens is afgereisd naar Turkije met de bedoeling om daar de gesmokkelde te ontmoeten op het moment dat zij daar aankwam vanuit Thailand. Voor de reis moest een aanzienlijk bedrag worden betaald. Verdachte heeft hierover meerdere malen contact gehad met de tante van de gesmokkelde. Uit afgeluisterde gesprekken tussen verdachte en zijn medeverdachten blijkt bovendien hoe zij ervoor wilden waken dat de kosten te hoog zouden worden waardoor er minder geld voor henzelf over zou blijven. De rechtbank is van oordeel dat ook het onderdeel winstbejag bewezen kan worden verklaard.
Met betrekking tot de reis van [gesmokkelde] en [kind gesmokkelde] overweegt de rechtbank nog het volgende. Bij de beoordeling van het bestanddeel doorreis neemt de rechtbank in ogenschouw dat doorreis synoniem is voor transit of doortocht, welke term is gebruikt in de titel van de richtlijn en het kaderbesluit inzake mensensmokkel. Personen die in transit of op doorreis zijn, reizen in de regel door naar een andere bestemming. Personen kunnen ook hun verblijf in transit gebruiken om het land van doorreis binnen te komen. De rechtbank tekent voorts aan dat het delict mensensmokkel is voltooid op het moment dat de illegale doorreis een aanvang heeft genomen. Nu uit de stukken van de Turkse autoriteiten blijkt dat [gesmokkelde] en [kind gesmokkelde] Turks grondgebied hebben bereikt, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een poging, maar van een voltooid feit omdat hierdoor de illegale doorreis een aanvang heeft genomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Primair
hij, tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 29 juni 2010 tot en met 30 september 2010 te Amsterdam en Almere, in elk geval in Nederland en te Turkije en te Thailand twee personen, te weten: een vrouw zich noemende [gesmokkelde] en haar kind zich noemende [kind gesmokkelde], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en /of doorreis door een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, welk
verdrag Turkije heeft ondertekend op 13 december 2000 en in werking is getreden te Turkije op 28 januari 2004,
immers hebben verdachte en/of zijn mededaders, (al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of in het vooruitzicht gestelde beloning), (voor/aan) voornoemde personen -die niet over een verblijfstitel voor Nederland en/of België en/of Turkije beschikten-
- ( al dan niet telefonisch) informatie verstrekt met betrekking tot de werkwijze van de smokkel (onder meer over het versturen van (pas)foto's en andere documenten ten behoeve van een te vervalsen paspoort en/of over het ondernemen van de reis onder de naam van een ander),
- een Nederlands paspoort (voorzien van het nummer [paspoortnummer 1] en op naam gesteld van [medeverdachte 1]) verstrekt,
- ( al dan niet telefonisch) inlichtingen verstrekt met betrekking tot de werkwijze van het aanpassen of vervalsen van voornoemd paspoort,
- vliegtickets geregeld en betaald,
- naar Turkije en Thailand gereisd en
- voornoemde personen opgevangen en begeleid op de luchthaven in Thailand
terwijl verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen;
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan - kort gezegd - mensensmokkel. De rechtbank neemt op grond van de inhoud van het dossier in aanmerking dat verdachte in deze mensensmokkel een organiserende en coördinerende rol heeft gehad. Zo is verdachte betrokken bij het voorbereiden van het vertrek van [gesmokkelde] en haar kind zich noemende [kind gesmokkelde] uit Iran. Hij heeft hiertoe met diverse mensen contacten onderhouden en was degene die de te smokkelen persoon [gesmokkelde] instructies gaf voor de reis naar Thailand, waar zij op de luchthaven van Bangkok werd opgevangen en begeleid door een neef van verdachte. Verdachte heeft daarnaast ook andere mensen betrokken bij het feit. Zo heeft hij met [medeverdachte 1] contact gehad over het ter beschikking stellen van haar paspoort, met welk document [gesmokkelde] vervolgens naar Turkije is afgereisd, en is [medeverdachte 3] op verzoek van verdachte naar Turkije gereisd om de gesmokkelde personen op te vangen. Niet gebleken is dat verdachte het feit uit humanitair oogpunt heeft gepleegd. Integendeel, uit het dossier blijkt dat er voor het organiseren van de smokkel duizenden euro's moesten worden betaald. Hoewel de rechtbank daar in de strafmaat verder geen rekening mee zal houden bevat het dossier aanwijzingen dat het niet de eerste keer is dat verdachte een dergelijke smokkel heeft georganiseerd.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het internationale overheidsbeleid inzake de bestrijding van mensensmokkel doorkruist maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het beeld en de positie van de legale vreemdeling daardoor wordt geschaad. De rechtbank acht mensensmokkel dan ook een ernstig feit.
Bij de aan verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank voorts nog rekening met het volgende. Het thans bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden in de zomer van 2010. Eerst drie jaar nadien staat verdachte hiervoor terecht. De rechtbank overweegt dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat hij langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval moet als aanvang van de termijn worden gerekend 5 oktober 2010, nu verdachte op die dag voor het eerst als verdachte werd verhoord bij de politie en is aangehouden.
De behandeling van de zaak op de terechtzitting van 16 juni 2011 is op voorhand aangehouden in verband met het niet beschikbaar zijn van de reactie van de Turkse en Thaise autoriteiten op uitgezette rechtshulpverzoeken. Op 2 februari 2012 is een proces-verbaal met reactie van de Turkse autoriteiten ontvangen. Nadien heeft het ruim anderhalf jaar geduurd voordat de zaak op zitting is aangebracht. De rechtbank constateert dat noch de ingewikkeldheid van de zaak, noch verdachte en/of zijn raadsman van invloed zijn geweest op het feit, dat de behandeling van deze zaak eerst bijna drie jaar nadien op de terechtzitting plaats vindt. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank verdachtes recht op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn is geschonden. Bij arrest van 17 juni 2008 heeft de Hoge Raad beslist dat regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van strafmaat rekening houden met deze schending, zoals dat overigens ook door de officier van justitie is gedaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.3. Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten drie telefoons en een notitie/memo, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 4.4 bewezen verklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33a, 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (zegge: TIEN) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart NOKIA 3110C;
- 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart NOKIA N1208;
- 1.00 STK Notitie en memo Kl: groen notitie garantie d.d. 22-09-2010;
- 1.00 STK Telefoontoestel NOKIA.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mrs. A.S. van Leeuwen en M. Hoendervoogt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2013.
Mr. Van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 005 en pag. 006).
2.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 004).
3.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 007).
4.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 008)
5.Proces-verbaal van toegepaste Bijzondere Opsporingsmethodieken d.d. 18 november 2010 (zaaksdossier A1, pag. 67 en pag. 68).
6.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 008).
7.Het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 014 en 015).
8.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en behoren allen, behalve indien anders is aangegeven, tot het dossier van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol, Brigade Recherche en Informatie, met dossiernummer 10-000035 en dossiernaam Sunjata.
9.Het tapgesprek d.d. 13 juni 201017:54 uur (dossier C11, pag. 108), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 013).
10.Het tapgesprek d.d. 15 juni 201018:03 uur (dossier C11, pag. 111 tot en met pag. 113), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 014 en 015).
11.Proces-verbaal observatie 25 juni 2010 d.d. 28 juni 2010 (dossier C11, pag. 122 tot en met 124).
12.Het tapgesprek d.d. 11 september 201013:30 uur (dossier C11, pag. 271 en pagina 272), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 055 en 056).
13.Het tapgesprek d.d. 27 juni 2010 21:11 uur (dossier C11, pag. 150), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 017 en 018).
14.Het tapgesprek d.d. 3 juli 2010 21:05 uur (dossier C11, pag. 158), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 021), het tapgesprek d.d. 12 september 2010 21:44 uur (dossier C11, pag. 286 en pag. 287), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, 061).
15.Het tapgesprek d.d. 27 juni 201021:11 uur (dossier C11, pag. 150), proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 017).
16.Het tapgesprek d.d. 3 juli 201020:57 uur (dossier C11, pag. 159), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 019 en 020).
17.Het tapgesprek d.d. 3 juli 201021:05 uur (dossier C11, pag. 161), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 021).
18.Het tapgesprek d.d. 25 juli 201018:44 uur (dossier C11, pag. 210), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 038).
19.Het tapgesprek d.d. 4 juli 201020:30 uur (dossier C11, pag.179 tot en met pag.180), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag.026).
20.Het tapgesprek d.d. 22 juli 201018:30 uur (dossier C11, pag.208 en pag. 209), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 037), het tapgesprek d.d. 28 juli 201019:14 uur (dossier C11, pag.213 en pag. 214), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag.039).
21.Het tapgesprek d.d. 4 juli 201017:45 uur (dossier C11, pag.173), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 024).
22.Het tapgesprek d.d. 5 juli 201015:41 uur (dossier C11, pag.181), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag.029), het tapgesprek d.d. 5 juli 201015:56 uur (dossier C11, pag.184), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 029), het tapgesprek d.d. 19 juli 201017:45 uur (dossier C11, pag.201), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 034), het tapgesprek d.d. 19 juli 201017:58 uur (dossier C11, pag.202), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 034), het tapgesprek d.d. 19 juli 201018:17 uur (dossier C11, pag. 204), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 035), het tapgesprek d.d. 19 juli 201022:25 uur (dossier C11, pag. 206), proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 036).
23.Het tapgesprek d.d. 10 juli 201016:26 uur (dossier C11, pag. 191), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 031), het tapgesprek d.d. 18 juli 201020:28 uur (dossier C11, pag. 199), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 033 en 034), het tapgesprek d.d. 19 juli 201017:58 uur (dossier C11, pag. 202), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 034 en 035).
24.Het tapgesprek d.d. 19 juli 201018:17 uur (dossier C11, pag. 204), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 035), het tapgesprek d.d. 25 juli 201018:44 uur (dossier C11, pag. 210), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 038).
25.Het tapgesprek d.d. 18 augustus 201016:34 uur (dossier C11, pag. 227), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 040),
26.Het tapgesprek d.d. 21 augustus 201017:13 uur (dossier C11, pag. 234 en 235), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 042 en 043).
27.Het tapgesprek d.d. 23 augustus 201019:04 uur (dossier C11, pag. 240 en 241), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 045).
28.Het tapgesprek d.d. 23 augustus 201019:12 uur (dossier C11, pag. 242 en 243), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 046).
29.Het tapgesprek d.d. 3 september 201014:40 uur (dossier C11, pag. 261), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 052), het tapgesprek d.d. 3 september 201014:41 uur (dossier C11, pag. 262), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 052).
30.Het tapgesprek d.d. 27 augustus 201019:08 uur (dossier C11, pag 249 tot en met 251), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 047 en 048).
31.Het tapgesprek d.d. 30 augustus 201018:21 uur (dossier C11, pag. 252), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 048).
32.Het tapgesprek d.d. 11 september 201015:26 uur (dossier C11, pag. 277 en 278), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 057).
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2011 (losse bijlage).
34.Het tapgesprek d.d. 10 september 201004:38 uur (dossier C11, pag. 268), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 054), het tapgesprek d.d. 11 september 201013:30 uur (dossier C11, pag. 271 en 272), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 055).
35.Het tapgesprek d.d. 11 september 201016:28 uur (dossier C11, pag. 279), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 058 en 059).
36.Het tapgesprek d.d. 11 september 201016:31 uur (dossier C11, pag.280 en 281), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (pag. 059).
37.Het tapgesprek d.d. 13 september 201017:24 uur (dossier C11, pag. 288), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 061 en 062).
38.Het tapgesprek d.d. 18 september 201019:17 uur (dossier C11, pag. 298), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 066 en 067).
39.Het tapgesprek d.d. 21 september 201015:20 uur (dossier C11, pag. 301), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 068).
40.Het tapgesprek d.d. 21 september 201016:54 uur (dossier C11, pag. 302), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 068).
41.Het tapgesprek d.d. 21 september 201016:56 uur (dossier C11, pag. 303), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 068).
42.Het proces-verbaal d.d. 8 oktober 2010 (dossier C11, pag. 311, met als bijlage onder meer de passagierslijst).
43.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 6 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 472-473).
44.Het tapgesprek d.d. 22 september 201011:43 uur (dossier C11, pag. 305), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 069).
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2011 (losse bijlage).
46.Proces-verbaal d.d. 19 juli 2011 (losse bijlage).
47.Het tapgesprek d.d. 24 september 201019:39 uur (dossier C11, pag. 318), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 070).
48.Het tapgesprek d.d. 24 september 201021:38 uur (dossier C11, pag. 319), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 071).
49.Het proces-verbaal d.d. 1 oktober 2010 (dossier C11, pag. 324).
50.Het tapgesprek d.d. 25 september 201013:06 uur (dossier C11, pag. 334), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 070 en pag. 071), het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2010 (dossier C11, pag. 325 tot en met 327), het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2010 (dossier C11, pag. 333).
51.Het tapgesprek d.d. 25 september 201018:59 uur (dossier C11, pag. 335), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 070).
52.Het tapgesprek d.d. 26 september 201010:38 uur (dossier C11, pag. 336), het proces-verbaal d.d. 19 november 2010 (dossier C11, pag. 071 en 072).
53.Het tapgesprek d.d. 28 september 201015:50 uur (dossier C11, pag. 073).
54.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 5 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 462-boven).
55.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 5 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 413-midden), proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 6 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 467-onderaan).
56.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2010 (dossier E8 t/m E10.1, pag.145-147) en proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 5 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 419-midden).
57.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2011 (dossier C11, pag 359 tot en met 361).
58.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2011 (dossier E8 t/m E10.1, pag. 82-84) en proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 7 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 478-bovenaan).
59.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 5 oktober 2010 (zaaksdossier C11, pag. 419-midden).
60.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2011 (dossier C11, pag. 396 en 397).
61.Proces-verbaal vermissing identiteitsbewijs d.d. 1 oktober 2010 (dossier C11, pagina 354).