ECLI:NL:RBNHO:2013:10218

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
15-713124-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van poging tot ontucht met minderjarigen en schennis van de eerbaarheid wegens onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot ontucht met minderjarigen en schennis van de eerbaarheid. De tenlastelegging betrof incidenten die zich zouden hebben voorgedaan op 14 december 2012, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd ontuchtige handelingen te verrichten met twee minderjarige slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangiftes van de slachtoffers het centrale punt vormden in het dossier, maar dat er geen andere onafhankelijke bewijsmiddelen waren die deze verklaringen ondersteunden. De verklaringen van de slachtoffers waren bovendien niet eensluidend, en de verdachte ontkende de beschuldigingen ten stelligste. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de getuigenverklaring van de ex-vrouw van de verdachte, die zijn ontkenning ondersteunde. Gezien het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van de geloofwaardigheid van getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/713124-13 (P)
Uitspraakdatum: 16 oktober 2013
Tegenspraak (ex artikel 279 Wetboek van Strafvordering)
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser (Lies) en van wat de raadsman, mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 14 december 2012 te [pleegplaats], gemeente [pleeggemeente], ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen om met [slachtoffer 1] [geboortedatum slachtoffer 1]) en/of [slachtoffer 2] ([geboortedatum slachtoffer 2]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in hun/haar directe bijzijn, nadat deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bij de woning van verdachte had(den) aangebeld en nadat verdachte de deur had geopend en die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] verdachte had(den) gevraagd om "een heitje voor een karweitje", heeft toegevoegd:"Nee, maar jij mag wel aan mijn lul pijpen", althans woorden van dergelijke strekking en/of daarbij/vervolgens die [slachtoffer 1] bij de arm, althans het lichaam, heeft vastgepakt, zijnde de verdere uitvoering niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 december 2012 te [pleegplaats], gemeente[pleeggemeente], opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten nabij de woning van verdachte aan [adres 1] aldaar, [slachtoffer 1] ([geboortedatum slachtoffer 1]) en/of [slachtoffer 2] ([geboortedatum slachtoffer 2]), in hun/haar directe bijzijn, nadat deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bij de woning van verdachte had(den) aangebeld en nadat verdachte de deur had geopend en die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] verdachte had(den) gevraagd om "een heitje voor een karweitje", heeft toegevoegd:"Nee, maar jij mag wel aan mijn lul pijpen", althans woorden van dergelijke strekking en/of daarbij/vervolgens die [slachtoffer 1] bij de arm, althans het lichaam, heeft vastgepakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van hetgeen primair aan verdachte ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van zowel het primair als het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit vrij te spreken wegens gebrek aan (wettig) bewijs.
3.3.
VrijspraakDe rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen van[slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] het centrale punt vormen in het door de officier van justitie aan de rechtbank voorgelegde dossier.
De moeders van de [slachtoffers] verklaren bij de politie over hetgeen zij van hun dochters hebben gehoord. In het dossier bevinden zich geen andere, onafhankelijke, bewijsmiddelen die deze verklaringen tegen verdachte ondersteunen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] niet eensluidend zijn over de door verdachte verrichte handelingen.
Tegenover de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staat verder de stellige ontkenning van verdachte van betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit. Zijn verklaring vindt op belangrijke onderdelen steun in de getuigenverklaring van zijn ex-vrouw [getuige].
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om de aan verdachte verweten handelingen bewezen te verklaren.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij, naast het ontbreken van wettig bewijs, ook niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Derhalve acht de rechtbank hetgeen verdachte onder primair en subsidiair ten laste is gelegd niet bewezen en zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans-Wolters, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. N. Cuvelier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.R. Mol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2013.