In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2013, gaat het om een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane over de geldigheid van antidumpingrechten die aan eiseres zijn opgelegd. De inspecteur heeft op 10 februari 2012 en 7 oktober 2011 uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten aan eiseres uitgereikt, die hiertegen in beroep is gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorsprong van de ingevoerde siliciumzendingen niet Taiwan is, zoals door eiseres werd gesteld, maar China. Dit oordeel is gebaseerd op een rapport van het antifraudebureau van de Europese Commissie (OLAF) en de bevindingen van de Taiwanese autoriteiten. Eiseres heeft betoogd dat haar recht van verdediging is geschonden en dat de opgelegde utb's prematuur waren, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunten kenbaar te maken. De rechtbank concludeert dat de inspecteur over voldoende bewijs beschikt om van de aangiften af te wijken en dat de verordening die aan de antidumpingrechten ten grondslag ligt, geldig is. De rechtbank verwerpt alle standpunten van eiseres en verklaart de beroepen ongegrond.