ECLI:NL:RBNHO:2013:10072
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en verleggingsregeling in relatie tot aannemingsovereenkomsten en onderaannemers
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord. De eiseres, [X] B.V., had een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen van € 50.292 over het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010, met een bijkomende heffingsrente van € 6.506. De naheffingsaanslag werd gehandhaafd door de inspecteur na een uitspraak op bezwaar op 25 januari 2013, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft op 3 oktober 2013 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en vertegenwoordigers van de Belastingdienst aanwezig waren.
De kern van het geschil betreft de toepassing van de verleggingsregeling van artikel 12, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 in combinatie met artikel 24b van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968. Eiseres betoogde dat er sprake was van drie afzonderlijke aannemingsovereenkomsten met onderaannemers, terwijl de inspecteur stelde dat er één overeenkomst was. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van de onderaannemers niet grotendeels op hun vestigingsplaatsen waren verricht, waardoor de verleggingsregeling van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder de verleggingsregeling van toepassing is en de noodzaak voor aannemers om de aard van hun overeenkomsten met onderaannemers goed te documenteren. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en de beslissing is openbaar gemaakt.