Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap Prima Tulp B.V., gevestigd te Harenkarspel
Het tussenvonnis
Het verdere procesverloop
Na afloop van de behandeling is heden uitspraak bepaald.
De feiten
Het geschil
In conventie:
Paradigm stelt hiertoe, kort samengevat, dat zij aan Prima Tulp een tractor heeft verkocht en geleverd en dat Prima Tulp de overeengekomen koopprijs van
€ 21.500,- ondanks meerdere herinneringen en aanmaningen onbetaald heeft gelaten. Reden waarom Paradigm tevens aanspraak maakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente.
De beoordeling van de geschillen
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
De kantonrechter overweegt hiertoe dat voor de procesrechtelijke kant van het geschil geldt dat, nu partijen procederen voor de Nederlandse rechter, in beginsel Nederlands procesrecht van toepassing is. Nu niet is gebleken dat Prima Tulp door het herstel van de partijaanduiding in haar procesrechtelijke belangen is geschaad, zal worden uitgegaan van de door Paradigm gewijzigde partijaanduiding, te weten: “de vennootschap naar Pools recht Paradigm Enterprise S.P”.
De kantonrechter zal overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van de zaak waarbij de kantonrechter aanleiding ziet eerst de vordering in reconventie te behandelen.
Voor wat betreft het toepasselijk recht overweegt de rechtbank als volgt. De overeenkomst die tussen partijen zijn gesloten valt binnen het toepassingsgebied van Rome I. Op grond van artikel 4 lid 2 van deze verordening wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is. Aangezien het om werkzaamheden gaat die in Nederland zijn uitgevoerd ten behoeve van een in Nederland gevestigd bedrijf (Prima Tulp), van welk bedrijf de leiding in handen is geweest van een Nederlander ([X]) die vanuit een Nederlandse vestiging van Paradigm werkte, is de kantonrechter van oordeel dat op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is.
Ook de hier in geding zijnde overeenkomst van opslag valt onder het toepassingsgebied van Rome I. Op grond van artikel 4 lid 2 van deze verordening wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waarmee zij het nauwst verbonden is. Nu sprake is van een overeenkomst tot opslag, gericht op het opslaan van bollen in Nederland bij een Nederlands bedrijf, waarbij vervolgens tijdens de opslag in Nederland vermenging zou zijn optreden, stelt de kantonrechter vast dat dit geschilpunt beheerst wordt door het Nederlands recht.
De kantonrechter overweegt dat evenals hiervoor is overwogen, dit geschilpunt beheerst wordt door Nederlands recht nu de grondslag van de vordering is gelegen in dezelfde overeenkomst tot opslag als hiervoor onder 16 weergegeven.
De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 4 lid 1 sub a van Rome I de overeenkomst tot verkoop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Dit betekent dat Nederlands recht hierop van toepassing is.
Paradigm heeft in haar verweer elke gestelde schadepost afzonderlijk gemotiveerd betwist. Volgens haar blijkt nergens uit dat deze schadeposten bestaan en wat de grondslag van de onderscheiden vorderingen zou zijn. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Paradigm had het op de weg van Prima Tulp gelegen om de grondslag, aard en omvang van elke afzonderlijke vordering nader te onderbouwen. Naar het oordeel van de kantonrechter is Prima Tulp hiermee echter in gebreke gebleven, zodat zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht. Zo had Prima Tulp meer concreet moeten onderbouwen waarom volgens haar een te hoog uurloon in rekening is gebracht bij de door haar betaalde facturen uit 2009. De niet nader geconcretiseerde stelling dat een hoger uurtarief in rekening is gebracht dan gewoonlijk, is onvoldoende. Dit geldt ook voor de overige gestelde schadeposten. Geen van deze zijn onderbouwd met concrete stukken waaruit enig bewijs van de stellingen kan worden afgeleid.
Aangezien Prima Tulp, gelet op het hiervoor overwogene, niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht, is nadere bewijslevering niet aan de orde. Een en ander betekent dat de gestelde tegenvorderingen niet in rechte zijn komen vast te staan. De vordering in voorwaardelijke reconventie ligt dan ook voor afwijzing gereed.
De kantonrechter overweegt dat het WKV slechts in beperkte gevallen de mogelijkheid tot opschorting voorziet. Artikel 58 WKV voorziet in de opschortingmogelijkheid van de tegenover elkaar staande betalings- en leveringsplicht en artikel 71 WKV in die gevallen waarin partijen niet gelijktijdig presteren, en waarin na het sluiten van de overeenkomst de kans groeit dat de een van de partijen niet zal nakomen. De opschortingregeling in deze bepalingen van het WVK is niet van toepassing op de situatie die door Prima Tulp wordt benoemd, nu het in de gestelde vordering van Prima Tulp om een gepretendeerde toekomstige vordering gaat op grond van een andere rechtsverhouding. Aangezien in het WKV zelf een regeling met betrekking tot het recht op opschorting is opgenomen, is het nationaal recht met betrekking tot opschorting niet van toepassing. Dit betekent dat nu opschorting op grond van de regeling in het WKV niet mogelijk is, het beroep op opschorting niet kan slagen.
De kantonrechter hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Paradigm heeft weliswaar gesteld dat uit de door haar overgelegde producties 3, 4 en 5 blijkt dat deze zijn gemaakt, maar naar het oordeel van de kantonrechter is hier onvoldoende van gebleken nu slechts twee brieven zijn verzonden. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal dan ook worden afgewezen.
De gevorderde rente is toewijsbaar met dien verstande dat deze slechts toewijsbaar is over de periode dat Prima Tulp in verzuim verkeert. Uit de overgelegde factuur blijkt dat als uiterste dag van betaling 30 januari 2011 is overeengekomen. Anders dan Paradigm stelt verkeerde Prima Tulp de dag volgend op die dag pas in verzuim. De kantonrechter zal daarom de rente naar Pools recht over de hoofdsom toewijzen met ingang 1 februari 2011. Dat Prima Tulp een latere betaaltermijn zou zijn gegund, is niet vast komen te staan nu Paradigm uitdrukkelijk heeft betwist dat uitstel is verleend tot medio november 2011. Daarnaast blijkt uit de brief van 6 juli 2011 dat Paradigm onder voorwaarden aan Prima Tulp uitstel heeft verleend tot 30 september 2011. Evenwel is niet gebleken dat Prima Tulp van dit voorstel heeft gemaakt, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat Prima Tulp uitstel is verleend.
Nu bij tussenvonnis van 4 juli 2012 de rechtbank heeft beslist dat het geheven griffierecht zal worden verlaagd en het teveel betaalde griffierecht zal worden teruggestort, behoeft het verweer van Prima Tulp, dat het bedrag van € 1.744,- niet voor haar rekening dient te komen omdat dit onnodige kosten zijn, geen bespreking.