ECLI:NL:RBMNE:2025:984

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
11247398
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conforme duurzame energievoorziening met lekkages en drukproblemen

In deze zaak heeft eiseres, een consument, een systeem voor duurzame energievoorziening gekocht van gedaagde, een bedrijf dat zich bezighoudt met de installatie van dergelijke systemen. Eiseres heeft in mei 2021 het systeem aangeschaft voor € 15.649,99, maar heeft sindsdien te maken gehad met lekkages en drukvermindering, waardoor het systeem soms uitvalt en zij in de kou komt te zitten. Eiseres stelt dat het systeem non-conform is en vordert herstel, vervanging en vergoeding van kosten. Gedaagde betwist de vorderingen en stelt dat eiseres haar klachtplicht heeft geschonden door eerst bij een zusterbedrijf te klagen.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er inderdaad sprake is van lekkages in het systeem. De rechter oordeelt dat het systeem niet voldoet aan de overeenkomst en dat eiseres niet hoefde te verwachten dat er al na twee jaar lekkages zouden optreden. Gedaagde wordt veroordeeld tot herstel van het systeem binnen drie maanden en moet een dwangsom betalen voor elke dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet. Daarnaast worden enkele kosten van eiseres toegewezen, waaronder reparatiekosten en expertisekosten, terwijl andere vorderingen worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde.

De uitspraak benadrukt de rechten van consumenten bij non-conformiteit en de verplichtingen van verkopers om te voldoen aan de overeenkomst. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres gedeeltelijk toegewezen en gedaagde veroordeeld tot herstel van het systeem en betaling van kosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11247398 \ UC EXPL 24-5253 RJ/58605
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. B.J.W. Combee (Achmea Rechtsbijstand),
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.M.W.J. Janssen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 19 juli 2024 met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord van 9 oktober 2024 met producties 1 tot en met 8;
- de akte wijziging eis tevens houdende overlegging producties 13 tot en met 18 van
6 februari 2025 van [eiseres] .
1.2.
Op 6 februari 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was [eiseres] aanwezig, samen met mr. B.J.W. Combee. Aan de zijde van [gedaagde] waren de heer [A] (manager realisatie) en mevrouw [B] (manager exploitatie) aanwezig, samen met mr. T. van Alphen (kantoorgenoot van mr. E.M.W.J. Janssen).
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft in mei 2021 voor een bedrag van € 15.649,99 een systeem voor duurzame energievoorziening (hierna: het systeem) gekocht van [gedaagde] . Dit systeem zorgt voor warm water en voor verwarming van de woning door middel van zonnepanelen, een bodemwarmtewisselaar en een warmtepomp. [eiseres] stelt dat zij last heeft van lekkages en drukvermindering in het systeem, waardoor het systeem soms uitvalt en zij in de kou komt te zitten. [eiseres] vindt dat het systeem non-conform is en zij wil dat [gedaagde] het systeem herstelt of vervangt en reparatiekosten en deskundigenkosten aan haar betaalt. [gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van [eiseres] . De kantonrechter wijst de vorderingen gedeeltelijk toe. [gedaagde] moet het systeem herstellen en een deel van de reparatiekosten en deskundigenkosten aan [eiseres] betalen.

3.De beoordeling

Consumentenkoop en non-conformiteit
3.1.
[eiseres] beroept zich op non-conformiteit van het door haar van [gedaagde] gekochte systeem en [eiseres] wil dat [gedaagde] het systeem herstelt dan wel vervangt. De koop van het systeem door [eiseres] is een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het uitgangspunt bij de beoordeling van een beroep op non-conformiteit is de in artikel 7:17 lid 1 BW neergelegde regel, dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Op grond van artikel 7:17 lid 2 BW mag een koper verwachten dat de gekochte zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Wat de koper mag verwachten wordt ook ingevuld door de vraag of en in hoeverre de verkoper een mededelingsplicht heeft geschonden en of de koper een onderzoeksplicht heeft verzaakt. Dat is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Wanneer er sprake is van non-conformiteit, heeft de koper op grond van artikel 7:21 lid 1 sub b en sub c BW recht op herstel (mits de verkoper hier redelijkerwijs aan kan voldoen) of vervanging van de afgeleverde zaak (tenzij de afwijking van het overeengekomene te gering is om dit te rechtvaardigen).
3.2.
Een koper moet wel op tijd een beroep doen op non-conformiteit. Op grond van artikel 7:23 lid 1 BW kan de koper er geen beroep meer op doen dat hetgeen is geleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt hiervan kennis heeft gegeven (klachtplicht).
Er is geen sprake van schending van de klachtplicht
3.3.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] haar klachtplicht heeft geschonden, omdat zij eerst bij [bedrijf 1] heeft geklaagd en pas vier maanden later (te laat) bij [gedaagde] ( [gedaagde] ). Dit verweer slaagt niet. [eiseres] heeft op 8 mei 2023 een serviceverzoek ingediend bij [bedrijf 1] waarin zij aangeeft dat zij lekkage heeft in het leidingwerk van het systeem. [1] [bedrijf 1] heeft vervolgens gereageerd dat zij de klacht van [eiseres] niet in behandeling neemt, omdat de garantietermijn is verlopen. Volgens [bedrijf 1] is de woning op
24 maart 2020 opgeleverd, en is de termijn met ingang van 22 juni 2022 verstreken. Op
24 juli 2023 antwoordt [bedrijf 1] na een e-mail van [eiseres] dat zij bij hun standpunt blijven en dat [eiseres] een nieuwe melding kan maken in hun (administratie)systeem. [2] De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar standpunt dat [eiseres] had moeten begrijpen dat zij bij de verkeerde vennootschap klaagde. [bedrijf 1] is een zusterbedrijf van [gedaagde] en [bedrijf 1] gaat inhoudelijk in op de servicemelding en e-mail van [eiseres] . Kennelijk beschikt [bedrijf 1] ook over de gegevens wanneer het huis is gekocht en werken [bedrijf 1] en [gedaagde] met hetzelfde systeem. Bovendien valt uit het e-mailadres (info@ [email-adres] .com) ook niet af te leiden dat [eiseres] bij de verkeerde vennootschap zou hebben geklaagd. Daarnaast heeft de heer [A] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat beide vennootschappen betrokken waren bij het bouwproject van het huis van [eiseres] . Gelet op het voorgaande hoefde van [eiseres] niet verwacht te worden dat zij begreep dat zij niet bij [bedrijf 1] , maar bij [gedaagde] had moeten klagen. [bedrijf 1] moet worden geacht ook namens [gedaagde] te hebben gesproken en [gedaagde] wordt geacht het serviceverzoek te hebben ontvangen. Als [gedaagde] dit soort misverstanden had willen voorkomen had het op haar weg gelegen om zelf, bijvoorbeeld bij aangaan van de overeenkomst, of via [bedrijf 1] duidelijker te communiceren waar [eiseres] (dan) haar klacht had moeten indienen. Gelet op het voorgaande is er op tijd geklaagd en wordt het beroep van [gedaagde] op schending van de klachtplicht verworpen.
Er is sprake van lekkages in het systeem
3.4.
Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat zij niet zeker weet of er daadwerkelijk sprake is van lekkages in het systeem, wordt dit standpunt verworpen. Er is in deze procedure voldoende gebleken dat [eiseres] last heeft (gehad) van verschillende lekkages in het systeem. De eerste lekkage is in mei 2023 geconstateerd door een monteur van [bedrijf 2] en vervolgens door een monteur van [bedrijf 3] ( [C] ), die hier ook een verklaring over heeft opgesteld. [3] Ook de heer [D] van [bedrijf 4] heeft in zijn onderzoeksrapport geconstateerd dat er sprake is van (nieuwe) lekkages in de leidingen van het systeem. [4] Bovendien heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de druk in het systeem steeds daalt en dat zij elk half jaar het water-glycolmengsel moet laten bijvullen. De heer [A] heeft vervolgens erkend dat het systeem normaliter slechts na een aantal jaren hoeft te worden bijgevuld. Ook de heer [D] geeft in zijn rapport aan dat de terugloop van druk in een relatief korte tijd duidt op een lekkage in het leidingstelsel. Dat er (enkel) sprake zou kunnen zijn van condensvorming zoals door [gedaagde] gesuggereerd, is door [gedaagde] verder niet onderbouwd, zodat deze stelling wordt gepasseerd. Het voorgaande betekent dat (voldoende) is komen vast te staan dat er sprake is van lekkages in het systeem.
Het systeem is non-conform
3.5.
Op grond van de lekkages in het systeem, het halfjaarlijks moeten bijvullen van het water-glycolmengsel en het uitvallen van het systeem bij een te hoge daling van de druk, stelt de kantonrechter vast dat het systeem niet althans onvoldoende geschikt is voor normaal gebruik en daarmee niet aan de overeenkomst beantwoordt. [eiseres] hoeft niet te verwachten dat er meerdere lekkages ontstaan - met alle gevolgen van dien - in een systeem dat ten tijde van de eerste lekkage pas twee jaar oud was en dertig jaar mee moet kunnen gaan. Dat oordeel wordt hierna verder toegelicht.
3.6.
Als onbetwist staat vast dat de lekkages in het systeem plaatsvinden op de plekken van de lijmverbindingen. Tussen partijen is in geschil of dit komt door ondeugdelijke installatie van het systeem, of door een “alternatief scenario”. De kantonrechter is van oordeel dat door [eiseres] voldoende is onderbouwd dat de lekkages (zijn) ontstaan door ondeugdelijke installatie van het systeem. Dit is door [eiseres] allereerst onderbouwd met een verklaring van de heer [C] van [bedrijf 3] . De heer [C] verklaart dat bij aanvang van zijn werkzaamheden (mei 2023) bleek dat “door toedoen van onkunde, danwel ondeugdelijke installatie, een lekkage is ontstaan en dat na onderzoek bleek dat een van de glycolleidingen op een lijmverbinding lekte welke op een dusdanige manier is geïnstalleerd dat dit alleen maar voor problemen had kunnen zorgen”. Bovendien geeft de heer [C] aan dat de druk die ontstaat bij het aandraaien/indraaien van messing verbindingen in/op lijmverbindingen zorgt voor een dusdanige kracht/druk dat de lijm hierdoor haarscheurtjes zal gaan vertonen of dat de hechting van de lijm aan het te hechten materiaal inwendig wordt verbroken. Ook de heer [D] van [bedrijf 4] geeft aan dat het mogelijk is dat, zoals de heer [C] in zijn verklaring beschrijft, er haarscheurtjes zijn ontstaan bij ondeugdelijk aangebrachte lijmverbindingen. Het aanbrengen van lijmverbindingen vereist volgens hem de nodige voorbereiding en ook dient de juiste droogtijd in acht genomen te worden. [gedaagde] stelt weliswaar dat zij geen klachten heeft ontvangen met betrekking tot andere systemen die op dezelfde wijze zijn geïnstalleerd, maar dat betekent niet dat daaruit de conclusie getrokken kan worden dat (ook) de installatie van het systeem van [eiseres] goed is gegaan. Ook de stelling van [gedaagde] dat de lijmverbindingen conform de voorschriften van de fabrikant zijn aangebracht kan geen stand houden. Dit is door [eiseres] betwist en door [gedaagde] op geen enkele manier onderbouwd (bijvoorbeeld met een verklaring van de installateur), terwijl [eiseres] haar standpunt wel heeft onderbouwd, zoals hiervoor weergegeven.
3.7.
De alternatieve scenario’s die [gedaagde] opwerpt, zijn bovendien onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] stelt weliswaar dat de lekkages kunnen zijn ontstaan door de (herstel)werkzaamheden aan het systeem door [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , maar dit heeft [eiseres] betwist. Deze partijen hebben juist de lekkage geconstateerd en [bedrijf 3] heeft (pas) daarna (onderhouds)werkzaamheden verricht aan het systeem. Dat de installatie er op dit moment op enkele plekken anders uitziet dan door [gedaagde] is aangebracht omdat er isolatiemateriaal is verwijderd en er tape is aangebracht, is volgens [eiseres] een noodoplossing geweest van [bedrijf 3] . [gedaagde] heeft verder niet onderbouwd door wat voor werkzaamheden van [bedrijf 2] of [bedrijf 3] de lekkages zouden zijn veroorzaakt. Ook de stelling van [gedaagde] dat de leidingen beschadigd kunnen zijn geraakt door de wijze van gebruik van de technische ruimte waarin het systeem zich bevindt, bijvoorbeeld door het installeren van de wasmachine, is betwist door [eiseres] . [eiseres] heeft last (gehad) van meerdere lekkages op verschillende plekken in het systeem en deze bevinden zich (ook) op plekken op een andere hoogte dan de wasmachine. [gedaagde] heeft haar stelling vervolgens niet verder onderbouwd, waardoor de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
3.8.
De stelling van [gedaagde] dat het systeem, ondanks de lekkages, naar behoren functioneert, houdt geen stand. [eiseres] heeft gesteld en onderbouwd dat zij door de lekkages in het systeem elk halfjaar het systeem moet laten bijvullen met een speciaal en kostbaar mengsel (water-glycol). Bovendien heeft [eiseres] toegelicht dat zij in de kou heeft gezeten en zit wanneer het systeem uitvalt door een te lage druk. Van (voldoende) geschiktheid voor normaal gebruik van het systeem is dan ook geen sprake. Het feit dat de heer [D] in zijn rapport stelt dat de gestelde gebreken in het leidingstelsel tot op heden geen invloed hebben gehad op het rendement van de duurzame energievoorziening, betekent niet dat het systeem volledig naar behoren functioneert.
3.9.
Ook de verweren van [gedaagde] met betrekking tot de leeftijd van het systeem, het verstrijken van de garantie en het feit dat [eiseres] niet de nieuwprijs heeft betaald, gaan niet op. [gedaagde] stelt dat het systeem inmiddels al meer dan vier jaar oud is, maar een systeem kan, zo blijkt uit een e-mail van [gedaagde] van 7 mei 2021, wel 30 jaar meegaan. [5] Dit heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling ook bevestigd. Dat het systeem dus (nog maar) twee jaar oud was bij de eerste klachten, en thans vier jaar oud is, maakt dat [eiseres] juist geen lekkages in het systeem hoefde te verwachten. Ook het argument dat het verstrijken van de garantietermijn inkleuring moet geven aan het vereiste van non-conformiteit volgt de kantonrechter niet. Dat de garantie is verstreken, doet er niet aan af dat [eiseres] niet hoefde te verwachten dat een systeem dat dertig jaar hoort mee te gaan, al na twee jaar lekkages vertoont. Daarnaast heeft [eiseres] weliswaar niet de nieuwprijs betaald, maar gelet op de tabel uit de e-mail van 7 mei 2021 wel bijna de nieuwprijs. Ook op grond hiervan hoefde [eiseres] dus geen lekkages in het systeem te verwachten.
3.10.
Tot slot houdt de stelling van [gedaagde] dat [eiseres] haar onderzoeksplicht heeft geschonden geen stand. Zoals hiervoor is overwogen is sprake van een systeem van bij aankoop twee jaar oud. Gelet op de leeftijd van het systeem hoefde niet van [eiseres] verwacht te worden dat zij een bouwkundige keuring liet doen. Bovendien is gesteld noch gebleken dat de vorige bewoner van het huis, die het systeem van [gedaagde] huurde, problemen met het systeem heeft gemeld, waardoor [eiseres] onderzoek had moeten (laten) doen. [eiseres] heeft haar onderzoeksplicht dus niet geschonden.
[gedaagde] moet het systeem herstellen
3.11.
De conclusie is dat het systeem niet beantwoordt aan de overeenkomst en daarmee is sprake van non-conformiteit. Dat betekent dat [gedaagde] op grond van artikel 7:21 lid 1 sub b BW het systeem moet herstellen of op grond van artikel 7:21 lid 1 sub c zo nodig moet vervangen. [gedaagde] stelt dat het systeem kan worden hersteld en dat vervanging niet nodig is. Dit is door [eiseres] vervolgens niet weersproken, waardoor de vordering tot vervanging onvoldoende gemotiveerd is gehandhaafd. Daarom wordt de vordering tot vervanging afgewezen.
3.12.
De vordering tot goed en deugdelijk herstel wordt wel toegewezen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat partijen het er tijdens de mondelinge behandeling over eens waren dat als [gedaagde] veroordeeld zou worden tot herstel, dat [gedaagde] dat op haar manier mag doen en dus eventueel ook wederom lijmverbindingen mag gebruiken (“als het maar werkt en het niet gaat lekken”, zo stelde [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling).
3.13.
De kantonrechter stelt de termijn waarbinnen het systeem hersteld moet worden op drie maanden na betekening van dit vonnis, omdat de gevorderde zes weken volgens [gedaagde] te kort is en [eiseres] de door [gedaagde] voorgestelde vijf maanden te lang vindt. De kantonrechter is met [eiseres] van oordeel dat goed herstel belangrijker is dan (te) snel herstel en acht een termijn van drie maanden hiervoor passend.
De dwangsom wordt toegewezen
3.14.
[eiseres] heeft een dwangsom gevorderd van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag dat herstel na voornoemde termijn is uitgebleven. Deze vordering wordt toegewezen. [gedaagde] stelt weliswaar dat zij de herstelwerkzaamheden zal verrichten wanneer zij daartoe veroordeeld wordt, maar gelet op het verloop van de communicatie tussen partijen voorafgaand aan de procedure ziet de kantonrechter voldoende reden om een dwangsom aan [gedaagde] op te leggen. De gevorderde dwangsom is daarbij, in tegenstelling tot wat [gedaagde] stelt, niet onredelijk hoog.
De reparatiekosten van € 1.106,79 worden afgewezen
3.15.
[eiseres] vordert vergoeding van de kosten van € 1.106,79 die zij heeft moeten maken vanwege het bijvullen van het systeem en het herstel van een lekkage door [bedrijf 3] op 5 mei 2021 en 8 mei 2021. Deze vordering wordt afgewezen, omdat [eiseres] [gedaagde] niet eerst de mogelijkheid had gegeven om het systeem zelf te herstellen en het systeem bij te vullen alvorens een derde in te schakelen. Uit de stukken blijkt namelijk, zoals [gedaagde] terecht opmerkt, dat [eiseres] voor het eerst op 8 mei 2021 een serviceverzoek heeft gedaan. Op grond van artikel 7:21 lid 6 BW moest [eiseres] [gedaagde] eerst schriftelijk aanmanen en de gelegenheid bieden om het systeem te herstellen, voordat zij de kosten van herstel door een derde op [gedaagde] kan verhalen.
De reparatiekosten van € 431,37 worden toegewezen
3.16.
De vordering met betrekking tot reparatiekosten van € 431,37 die [eiseres] in september 2024 heeft moeten maken, wordt toegewezen. [eiseres] heeft [gedaagde] in ieder geval op 7 september 2023 en ook daarna meerdere keren schriftelijk aangemaand en de gelegenheid gegeven om het systeem te herstellen. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan, waardoor [gedaagde] op grond van artikel 6:82 lid 1 BW in verzuim is komen te verkeren. De kosten die [eiseres] heeft moeten maken voor het bijvullen van het systeem is gevolgschade die [gedaagde] aan [eiseres] moet vergoeden.
3.17.
[eiseres] vordert de wettelijke rente vanaf 21 september 2023. De reparatiekosten zijn pas in september 2024 gemaakt en [eiseres] heeft deze uiterlijk op 2 oktober 2024 aan [bedrijf 3] moeten betalen. De wettelijke rente over de reparatiekosten kan dus pas toegewezen worden vanaf 3 oktober 2024, omdat dit het moment is dat [eiseres] schade heeft geleden (door het moeten betalen van de reparatiekosten).
De expertisekosten worden (gedeeltelijk) toegewezen
3.18.
[eiseres] vordert € 3.572,53 aan deskundigenkosten (expertisekosten). Om expertisekosten te vergoeden is op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW nodig dat het redelijk is geweest dat kosten zijn gemaakt en de kosten moeten op zichzelf ook redelijk zijn. [gedaagde] geeft aan dat zij de kosten geen redelijke kosten vindt en dat zij niet inziet waarom zij de kosten van twee onderzoekers moet vergoeden. Dit is door [eiseres] vervolgens niet toegelicht. De kantonrechter acht het redelijk dat er expertisekosten worden vergoed en vindt, gelet op het verweer van [gedaagde] en gezien de specificatie van de factuur [6] , een vergoeding van € 2.500,00 redelijk.
3.19.
[eiseres] vordert de wettelijke rente vanaf 21 september 2023. Zoals terecht door [gedaagde] is opgemerkt heeft [eiseres] [gedaagde] pas bij brief van 4 april 2024 gesommeerd om de expertisekosten binnen twee weken te vergoeden, waardoor het verzuim pas op
19 april 2024 is ingetreden en de wettelijke rente daarom pas vanaf 19 april 2024 in rekening kan worden gebracht. De wettelijke rente over de expertisekosten wordt daarom vanaf 19 april 2024 toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen
3.20.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 592,93 en sluit daarbij aan bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vorderingen van [eiseres] hebben echter geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De buitengerechtelijke incassokosten van werkzaamheden worden daarom aan de hand van het rapport BIK-Integraal 2013 berekend, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De vordering van € 592,93 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 505,95 bij een toegewezen hoofdsom van € 2.931,37. De kantonrechter wijst daarom € 505,95 toe.
3.21.
[eiseres] vordert de wettelijke rente vanaf 21 september 2023. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is niet betwist en is toewijsbaar vanaf de datum van dagvaarding. Niet is vast komen te staan dat de buitengerechtelijke incassokosten op een eerder moment (dus voor de datum van dagvaarding) zijn betaald en dat daarom van een eerdere datum voor de verschuldigdheid van de rente uitgegaan moet worden. De wettelijke rente wordt dan ook toegewezen vanaf 19 juli 2024.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.22.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
982,42
3.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.24.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot goed en deugdelijk herstel van het systeem binnen drie maanden na betekening van dit vonnis,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling onder punt 4.1 voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 431,37 aan reparatiekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 3 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.500,00 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 19 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 505,95 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 19 juli 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 982,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.

Voetnoten

1.Productie 15 bij de stukken van [eiseres] .
2.Productie 17 bij de stukken van [eiseres] .
3.Productie 3 bij de stukken van [eiseres] .
4.Zie punt 4.1 en 4.2 in het rapport van de heer [D] , productie 8 bij de stukken van [eiseres] .
5.Productie 1 bij de stukken van [eiseres] .
6.Productie 8 bij de stukken van [eiseres] .