ECLI:NL:RBMNE:2025:971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
11364227 LC EXPL 24-2694
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenrecht en ambtshalve toetsing bij consumentenkredietovereenkomst in het kader van uitgestelde betaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2025 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een B.V. als eiseres en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiseres vorderde betaling van de koopprijs van goederen die de gedaagde partij had aangeschaft via een webwinkel, waarbij de gedaagde partij had gekozen voor de optie van uitgestelde betaling. Dit hield in dat er extra kosten in rekening werden gebracht bovenop de koopprijs. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een consumentenkredietovereenkomst, omdat de gedaagde partij kosten moest betalen voor de uitgestelde betaling. Dit heeft geleid tot een ambtshalve toetsing van de consumentenbeschermende bepalingen die van toepassing zijn op dergelijke overeenkomsten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres, als kredietverstrekker, niet voldoende informatie heeft verstrekt om te toetsen of de consumentenbeschermende bepalingen zijn nageleefd. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen of de gedaagde partij voldoende informatie had ontvangen over de kosten en de draagkracht voor het krediet. Dit gebrek aan informatie leidde tot de conclusie dat de overeenkomst vernietigd moest worden op grond van artikel 3:40 lid 1 BW, omdat niet voldaan was aan de regels van openbare orde.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de koopprijs, maar de kosten voor de uitgestelde betaling zijn niet verschuldigd, omdat de overeenkomst is vernietigd. Daarnaast is de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 11364227 LC EXPL 24-2694
Verstekvonnis d.d. 5 maart 2025
inzake
[eiseres] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gemachtigde Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso, rechtskundige
eisende partij,
tegen
[gedaagde]
wonende [adres]
[postcode] [woonplaats]
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij.
1.2.
De gedaagde partij heeft niet (tijdig) op de vordering gereageerd en ook geen uitstel gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.3.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De overwegingen van de kantonrechter

2.1.
De gedaagde partij heeft in de webwinkel van [.] één of meer zaken gekocht. De gedaagde partij heeft daarbij gekozen voor de aangeboden mogelijkheid van uitgestelde betaling. Om van die mogelijkheid gebruik te kunnen maken moest de gedaagde partij bovenop de koopprijs een extra bedrag aan betaalkosten betalen. Ondanks aanmaning heeft de gedaagde partij de koopprijs en de daarbovenop in rekening gebrachte kosten niet betaald.
2.2.
De eisende partij vordert nu de koopprijs plus de daarbovenop in rekening gebrachte betaalkosten, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.
2.3.
De gedaagde partij heeft als gezegd gekozen voor de aangeboden mogelijkheid van uitgestelde betaling. Omdat het bedrag dat de gedaagde partij in verband daarmee bovenop de koopsom moest betalen, niet onbetekenend is, is (naast de koopovereenkomst) een consumentenkredietovereenkomst tot stand gekomen als bedoeld in artikel 7:57 en verder van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.4.
Op een consumentenkredietovereenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing en de kantonrechter moet ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) toetsen of een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen is nageleefd. De kantonrechter moet met name toetsen of de nodige informatie aan de consument is verstrekt, als bedoeld in de artikelen 7:60 en 7:61 BW, en of is gecontroleerd of de consument wel voldoende draagkracht heeft om het krediet terug te kunnen betalen, als bedoeld in artikel 4:34 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Als dat niet is gebeurd, of als de kantonrechter over onvoldoende informatie beschikt om dit te kunnen beoordelen, moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. In de regel moet dan (een deel van) de vordering worden afgewezen.
2.5.
Het ligt in iedere afzonderlijke procedure op de weg van de eisende partij, als kredietverstrekker, om de kantonrechter van voldoende informatie te voorzien om de noodzakelijke toets uit te kunnen voeren. Dat is in deze procedure echter niet of onvoldoende gebeurd. De kantonrechter kan daardoor niet toetsen of de consumentenbeschermende bepalingen van de artikelen 7:60 en 7:61 BW en/of van artikel 4:34 Wft zijn nageleefd.
2.6.
De genoemde consumentenbeschermende bepalingen zijn bepalingen met een Europese oorsprong, die in ons nationale recht zijn geïmplementeerd. Zij moeten gelijk worden gesteld aan bepalingen die naar nationaal recht van openbare orde zijn (zie ECLI:NL:GHARL:2019:5655). Als dergelijke bepalingen niet zijn nageleefd (of als dat, zoals in dit geval, niet kan worden vastgesteld), is niet voldaan aan een regel van openbare orde en moet de overeenkomst worden vernietigd op grond van artikel 3:40 lid 1 BW.
2.7.
De kantonrechter zal daarom ook in deze procedure de consumentenkredietovereenkomst vernietigen. Dat heeft gevolgen. De gedaagde partij moet de koopprijs van de gekochte, ontvangen en behouden za(a)k(en) alsnog betalen, maar de daarbovenop in rekening gebrachte kosten voor het betalingsuitstel hoeft de gedaagde partij niet te voldoen. Dat is omdat die kosten zijn bedongen in de consumentenkredietovereenkomst die is vernietigd en dus niet meer bestaat). Ook wijst de kantonrechter de gevorderde rente en de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten af.
2.8.
De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 40,00 (1 punt(en) x tarief € 40,00)
- nakosten
€ 20,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 303,54.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij tegen bewijs van kwijting te betalen € 36,98;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 303,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.