ECLI:NL:RBMNE:2025:97

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
11318145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restantschuld uit huurkoopovereenkomst voor bedrijfsauto

In deze zaak vordert eiseres, een B.V. die handelt onder de naam [handelsnaam 1], betaling van een restantschuld van € 5.284,37 in het kader van de afwikkeling van een huurkoopovereenkomst (financial leaseovereenkomst) voor een bedrijfsauto, een Renault Talisman. De gedaagde partij, die handelt onder de naam [handelsnaam 2], heeft de vordering erkend tijdens de rolzitting, maar is niet verschenen op de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vorderingen van eiseres zijn toegewezen.

De procedure begon met een dagvaarding op 16 september 2024, gevolgd door een rolzitting op 2 oktober 2024. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 in Utrecht, waar de heer [A] namens eiseres aanwezig was, heeft gedaagde aangegeven dat hij een betalingsregeling wenst, maar is niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de (hoofd)vordering erkent en dat er een betalingsachterstand is ontstaan, wat heeft geleid tot de ontbinding van de huurkoopovereenkomst door eiseres op 16 november 2023.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde € 5.284,37 aan eiseres moet betalen, inclusief de contractuele rente over dit bedrag. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 1.453,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.G. Nicholson op 22 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11318145 \ AC EXPL 24-2348 WMB/61313
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,h.o.d.n. [handelsnaam 1] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: F.S. Blauw (Janssen & Janssen c.s.),
tegen
[gedaagde] ,h.o.d.n. [handelsnaam 2] ,
uit [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 september 2024 met producties;
  • het proces-verbaal van de rolzitting van 2 oktober 2024, aan te merken als conclusie van antwoord.
1.2.
Op 14 januari 2025 heeft de zitting plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank in Utrecht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting is gezegd. Namens [eiseres] was de heer [A] (senior medewerker debiteurenbeheer bij [eiseres] ) op de zitting. De heer F.S. Blauw was ook op de zitting. [gedaagde] is niet naar de zitting gekomen.
1.3.
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben op 24 juni 2021 een huurkoopovereenkomst (financial leaseovereenkomst) gesloten met betrekking tot een bedrijfsauto (Renault Talisman, met kenteken [kenteken] ). Op 16 november 2023 heeft [eiseres] de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden, omdat er een betalingsachterstand was ontstaan. [eiseres] stelt dat [gedaagde] haar nog € 5.284,37 moet betalen en is daarom deze rechtszaak gestart. [gedaagde] heeft op de rolzitting gezegd dat er inderdaad een achterstand in de leasetermijnen is, dat [eiseres] had moeten instemmen met een betalingsregeling voor € 400,00 per maand en dat de kosten voor deze rechtszaak onnodig gemaakt zijn. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] de (hoofd)vordering van [eiseres] erkent
3.1.
Uit dat wat [gedaagde] tijdens de rolzitting heeft gezegd, begrijpt de kantonrechter dat hij zich niet tegen de vordering van [eiseres] verzet. Duidelijk is dat [gedaagde] erkent dat er een betalingsachterstand is, dat de huurkoopovereenkomst daarom door [eiseres] is ontbonden en dat hij al eerder een betalingsregeling met [eiseres] is overeengekomen om de openstaande schuld af te kunnen betalen. Verder begrijpt de kantonrechter ook dat [gedaagde] erkent dat er op dit moment geen betalingsregeling meer van kracht is, zoals [eiseres] heeft gesteld.
3.2.
[gedaagde] heeft tijdens de rolzitting gezegd dat hij een betalingsregeling wil. Alleen de partijen bij een overeenkomst kunnen een betalingsregeling afspreken. De kantonrechter kan dus geen betalingsregeling vaststellen en opleggen aan [eiseres] . [eiseres] heeft tijdens de zitting gezegd dat het haar sinds mei 2024 niet meer lukt om met [gedaagde] in contact te komen. Als [gedaagde] een (nieuwe) betalingsregeling had willen afspreken, had hij er zelf voor moeten zorgen dat hij weer met [eiseres] in gesprek kwam, bijvoorbeeld door naar de zitting te komen. Dat hij dat niet heeft gedaan kan [eiseres] niet worden aangerekend.
[gedaagde] moet € 5.284,37 aan [eiseres] betalen
3.3.
[eiseres] heeft onweersproken gesteld dat de vordering op [gedaagde] op het moment van de ontbinding van de overeenkomst € 16.247,04 was, als vergoeding voor het totaal van de verschuldigde leasetermijnen. Conform de regeling in haar algemene voorwaarden heeft zij de auto van [gedaagde] ingenomen en verkocht, waarna de verkoopopbrengst van € 11.000,00 eerst van de bijkomende rente en kosten, en daarna van de hoofdsom is afgetrokken. Daarnaast heeft [eiseres] op de zitting uitgelegd dat [gedaagde] op 4 maart 2024 € 800,00, op 31 maart 2024 € 400,00 en op 19 mei 2024 € 400,00 heeft afbetaald. Ook die bedragen zijn in mindering gebracht bij het berekenen van de openstaande schuld.
3.4.
[eiseres] heeft daarnaast in de berekening van het openstaande bedrag een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten verwerkt, waarvoor zij zich beroept op een artikel in haar algemene voorwaarden. In dat artikel wordt afgeweken van de wettelijke regeling voor de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, en dat de door [eiseres] bij [gedaagde] daarvoor in rekening gebrachte vergoeding van € 687,69 redelijk is. [eiseres] mocht die kosten dus in rekening brengen.
3.5.
Ook mocht [eiseres] het bedrag aan reeds verschenen wettelijke rente van € 949,64 bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht, zoals zij heeft gedaan.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] het volgende bedrag aan [eiseres] verschuldigd is:
- hoofdsom
16.247,04
- verschenen rente
949,64
- buitengerechtelijke incassokosten
687,69
+/+
Subtotaal
17.884,37
Opbrengst verkoop auto
11.000,00
Afbetalingen
1.600,00
–/–
Openstaand saldo
5.284,37
3.7.
De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen om dat bedrag te betalen.
De contractuele rente wordt toegewezen over het openstaande bedrag
3.8.
[eiseres] heeft in de dagvaarding de contractuele rente van 18% per jaar over een bedrag van € 16.247,04 gevorderd. Tijdens de zitting heeft [eiseres] toegelicht dat die vordering onterecht over een te hoog bedrag is berekend, als gevolg van een fout in haar computersysteem. Zij heeft aangegeven zich aan het oordeel van de kantonrechter te refereren wat betreft de vraag over welk bedrag de rente zal worden toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat de rente toewijsbaar is over het onbetaald gebleven bedrag van € 5.284,37 en zal de contractuele rente over dat bedrag toewijzen.
[gedaagde] moet € 1.453,39 aan proceskosten aan [eiseres] betalen
3.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor zover [gedaagde] heeft willen stellen dat [eiseres] onnodig kosten heeft gemaakt door deze procedure te starten, geeft de kantonrechter hem ook hierin geen gelijk. Het is duidelijk dat [gedaagde] zijn schuld bij [eiseres] onbetaald heeft gelaten en dat het voor [eiseres] nodig was om een procedure te starten om die schuld betaald te krijgen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.453,39
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.10.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit betekent dat [gedaagde] moet betalen waartoe hij veroordeeld wordt, óók als er hoger beroep wordt ingesteld tegen het vonnis. De beslissing van de kantonrechter geldt dan totdat de hoger beroepsrechter een andere beslissing heeft genomen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.248,37, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 18% per jaar over het toegewezen bedrag, met ingang van 16 september 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.453,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.