ECLI:NL:RBMNE:2025:959

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/5843
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de WGA-vervolguitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de hoogte van de WGA-vervolguitkering. Eiseres, die zich in januari 2020 ziek meldde, was het niet eens met de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid door het Uwv, dat haar op 23 januari 2024 op 61,62% arbeidsongeschikt had beoordeeld. Eiseres stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd en dat onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten, waaronder psychische problemen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze rapporten aan bepaalde eisen voldeden. Eiseres moest aannemelijk maken dat deze rapporten niet aan de eisen voldeden, wat zij niet kon doen zonder aanvullend medisch bewijs. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres 61,62% arbeidsongeschikt was en dat de WGA-vervolguitkering correct was toegekend. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen vergoeding van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de rol van de verzekeringsarts in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5843

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1.1
Eiseres heeft gewerkt als [functie] voor gemiddeld 35,63 uur week. Zij heeft zich in januari 2020 ziek gemeld. Eiseres heeft bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bij het bereiken van de wachttijd van 104 weken. Het Uwv had eerst geweigerd aan eiseres een uitkering toe te kennen, omdat ze minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beoordeeld. Maar na een bezwaarprocedure heeft het Uwv alsnog aan eiseres per 23 januari 2022 een WIA-uitkering in de vorm van een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toegekend, omdat eiseres op die datum 55,20% arbeidsongeschikt is.
1.2
Met een besluit van 20 oktober 2023 (
het primaire besluit) heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering op 23 januari 2024 veranderd in een WGA-vervolguitkering, omdat eiseres 55,20% arbeidsongeschikt is en zij € 892,84 bruto per maand zou kunnen verdienen.
1.3
Eiseres is het daar niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding van het bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Tijdens een hoorzitting heeft eiseres haar bezwaren toegelicht.
1.4
Met een besluit van 30 juli 2024 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het Uwv heeft besloten dat eiseres vanaf 23 januari 2024 recht houdt op een WGA-vervolguitkering, omdat zij arbeidsongeschikt is in de klasse 55-65%. De mate van arbeidsongeschiktheid is aangepast van 55,2% naar 61,62% en de resterende verdiencapaciteit is vastgesteld op € 859,34 per maand.
1.5
Eiseres is het daar niet mee eens en heeft beroep ingediend.
Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.6
De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op de zitting op 17 februari 2025. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar dochters [gemachtigde] en
[A] . Ook de gemachtigde van het Uwv is verschenen.

Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Zij vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten, omdat zij helemaal niet kan werken.
De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres juist heeft vastgesteld op 62,61%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 23 januari 2024 (de datum in geding).

Beoordelingskader

3. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen.
De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling van de gronden van eiseres

De medische kant van het besluit - zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Eiseres voert aan dat onvoldoende zorgvuldig onderzoek is verricht, omdat in het dossier informatie van haar psycholoog ontbreekt. Zij was al in 2023 in behandeling bij de psycholoog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had die informatie dus moeten opvragen en moeten meewegen in het medisch onderzoek.
5. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 mei 2024 blijkt dat zij dossieronderzoek heeft verricht en dat zij medische informatie heeft opgevraagd bij de huisarts, de uroloog, de neuroloog, de psychiater en de longarts. De verkregen medische informatie van de neuroloog, de uroloog en - via de huisarts - de cardioloog heeft zij meegenomen in haar beoordeling en besproken in haar rapport. Na de hoorzitting heeft zij alsnog informatie ontvangen van de longarts en de psychiater en heeft zij ook die informatie betrokken in haar overwegingen in haar nadere rapport van 26 juli 2024. Zij had dus de beschikking over medische informatie van meerdere behandelaars van eiseres, waaronder de psychiater.
Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen informatie heeft opgevraagd bij de psycholoog maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. Een verzekeringsarts mag in beginsel varen op zijn eigen medisch oordeel. Raadpleging van de behandelend sector is volgens vaste rechtspraak slechts aangewezen in die gevallen waarin een behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de betrokkene of indien de betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerde afwijkende opvatting heeft over zijn beperkingen. Die situaties doen zich hier niet voor.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van een onzorgvuldig onderzoek.
De medische kant van het besluit – inhoudelijke medische beoordeling
6. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar belastbaarheid niet goed is vastgesteld. Eiseres vindt dat zij niet in staat is tot enige activiteit, niet alleen vanwege fysieke beperkingen, maar vooral vanwege haar toenemende psychische klachten, zoals angstklachten, paniekaanvallen en stemmen in het hoofd. Op de zitting hebben de dochters van eiseres de situatie van eiseres toegelicht. Meerdere artsen hebben vastgesteld dat de beperkingen ernstig zijn. Eiseres krijgt daarom ook behandelingen van zowel de psychiater als een psycholoog. Zij is ook onlangs een week opgenomen geweest op de psychiatrische unit in [ziekenhuis] en volgende week zal zij weer worden opgenomen, omdat de situatie thuis te zorgelijk is en zij niet alleen thuis kan zijn.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep [B] heeft in haar rapporten de medische informatie van de behandelaars betrokken en daaruit geconcludeerd dat die niet wijzen op een evidente verslechtering in het medische toestandsbeeld op 23 januari 2024 ten opzichte van 23 januari 2022. Daarbij heeft [B] kenbaar meegewogen de informatie van de behandelaars van eiseres en wat op de hoorzitting in de bezwaarfase is verteld over de psychische klachten, de depressie, de paniekklachten en de stemmen in het hoofd en over de medicatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar overwegingen betrokken dat de medicatie voor de psychische klachten niet is verhoogd en dat de psychiater geen andere psychopathologie en geen andere diagnose heeft beschreven dan al bekend en waarmee met de vastgestelde beperkingen in de geactualiseerde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 mei 2024 rekening is gehouden. Daarbij heeft zij wel opgemerkt dat als eiseres meerdere dagdelen per week zal worden opgenomen dat eiseres dan om een herbeoordeling kan vragen. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapporten van 22 mei 2024 en 26 juli 2024 begrijpelijk en concreet heeft gemotiveerd hoe zij tot haar beoordeling is gekomen. De rechtbank kan haar medisch oordeel volgen. Hierbij is van belang dat het gaat om de beoordelingsdatum 23 januari 2024 en dat de -vooral psychische- verslechteringen die bij eiseres zijn opgetreden na die datum en die op de zitting zijn besproken daarom niet hierin betrokken kunnen worden.
De arbeidsdeskundige beoordeling van het besluit
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen specifieke arbeidsdeskundige gronden naar voren heeft gebracht. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde beperkingen in de geactualiseerde FML van 22 mei 2024, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de geselecteerde voorbeeldfuncties niet geschikt zijn voor eiseres.
Melding toename arbeidsongeschiktheid
9. Op de zitting hebben de dochters van eiseres verklaard dat de medische situatie van eiseres de afgelopen periode steeds verder verslechtert. Dat blijkt ook uit de opname medio 2024 en de komende opname. Zoals hiervoor al is overwogen en op de zitting is toegelicht kunnen de recente verslechteringen voor de beoordeling van deze zaak geen rol spelen, omdat het hier gaat om de situatie van eiseres op 23 januari 2024. Namens het Uwv is daarom ook aangegeven dat eiseres zich bij het Uwv online kan melden met een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid met daarbij recente medische informatie van de behandelaars.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 23 januari 2024 voor 61,62% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft daarom terecht aan eiseres een uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 55-65%.
Eiseres krijgt dus geen gelijk. Zij krijgt geen vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.WGA staat voor werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.