RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5843
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,
(gemachtigde: [gemachtigde] )
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).
Inleiding
1.1Eiseres heeft gewerkt als [functie] voor gemiddeld 35,63 uur week. Zij heeft zich in januari 2020 ziek gemeld. Eiseres heeft bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bij het bereiken van de wachttijd van 104 weken. Het Uwv had eerst geweigerd aan eiseres een uitkering toe te kennen, omdat ze minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beoordeeld. Maar na een bezwaarprocedure heeft het Uwv alsnog aan eiseres per 23 januari 2022 een WIA-uitkering in de vorm van een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, omdat eiseres op die datum 55,20% arbeidsongeschikt is.
1.2Met een besluit van 20 oktober 2023 (
het primaire besluit) heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering op 23 januari 2024 veranderd in een WGA-vervolguitkering, omdat eiseres 55,20% arbeidsongeschikt is en zij € 892,84 bruto per maand zou kunnen verdienen.
1.3Eiseres is het daar niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding van het bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Tijdens een hoorzitting heeft eiseres haar bezwaren toegelicht.
1.4Met een besluit van 30 juli 2024 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het Uwv heeft besloten dat eiseres vanaf 23 januari 2024 recht houdt op een WGA-vervolguitkering, omdat zij arbeidsongeschikt is in de klasse 55-65%. De mate van arbeidsongeschiktheid is aangepast van 55,2% naar 61,62% en de resterende verdiencapaciteit is vastgesteld op € 859,34 per maand.
1.5Eiseres is het daar niet mee eens en heeft beroep ingediend.
Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.6De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op de zitting op 17 februari 2025. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar dochters [gemachtigde] en
[A] . Ook de gemachtigde van het Uwv is verschenen.
Het geschil
2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Zij vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten, omdat zij helemaal niet kan werken.
De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres juist heeft vastgesteld op 62,61%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 23 januari 2024 (de datum in geding).
Beoordelingskader
3. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen.
De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.