ECLI:NL:RBMNE:2025:941

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/16/586450 / FA RK 24-2537
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gebruik van de echtelijke woning en kinderalimentatie tijdens echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 februari 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw verzocht om voorlopige voorzieningen, waaronder de toevertrouwing van de kinderen aan haar, het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de betaling van kinderalimentatie door de man. De man verzocht om afwijzing van de verzoeken van de vrouw en stelde een omgangsregeling voor. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2025 zijn beide partijen met hun advocaten aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en man getrouwd zijn en samen twee minderjarige kinderen hebben. De rechtbank oordeelde dat de kinderen in de echtelijke woning moeten blijven en dat het gebruik van de woning afwisselend aan de ouders wordt toegewezen. De vrouw kreeg niet het uitsluitend gebruik van de woning, omdat de rechtbank oordeelde dat het in het belang van de kinderen is dat beide ouders betrokken blijven. De man moet vanaf 18 februari 2025 een bedrag van € 220,- per kind per maand aan kinderalimentatie betalen aan de vrouw. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw voor het overige afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. F.C. Burgers, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. C. Lammertink, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/586450 / FA RK 24-2537
Voorlopige voorzieningen
Beschikking van 18 februari 2025
in de zaak van:
[vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Dickhoff,
tegen
[man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P.W.M. Splinter.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw (met bijlagen), binnengekomen op 30 december 2024;
  • het verweerschrift van de man (met bijlagen) met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken) van 30 januari 2025.
1.2.
De verzoeken zijn behandeld tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
4 februari 2025. Daarbij waren aanwezig: partijen met hun advocaten.

2.Waar deze procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd.
2.2.
Partijen hebben samen kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] .
2.3.
De vrouw wil scheiden. Zij vraagt de rechtbank om voorlopige voorzieningen te treffen. Dat zijn tijdelijke maatregelen die gelden voor de duur van de echtscheidingsprocedure.
2.4.
De vrouw verzoekt de rechtbank om:
  • de kinderen aan haar toe te vertrouwen;
  • te beslissen dat alleen de vrouw de woning mag gebruiken en de daarbij horende inboedel, met bevel dat de man de woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
  • te beslissen dat de man kinderalimentatie moet betalen van € 428,- per kind per maand.
2.5.
De man is het niet eens met de verzoeken van de vrouw. Hij verzoekt de rechtbank om de verzoeken van de vrouw af te wijzen. De man verzoekt de rechtbank om:
  • een omgangsregeling vast te stellen waarbij de kinderen de ene week bij de man in de echtelijke woning zullen verblijven en de andere week bij de vrouw in de echtelijke woning met als wisselmoment vrijdagavond 16:30 uur;
  • te beslissen dat alleen de man de woning mag gebruiken in de week dat hij de zorg heeft over de kinderen, waarbij de vrouw gerechtigd is om in de stacaravan op het park [parknaam] in de [plaats] te verblijven;
  • te beslissen dat alleen de vrouw de woning mag gebruiken in de week dat zij de zorg heeft over de kinderen, waarbij de man gerechtigd is om in de stacaravan op het park [parknaam] in de [plaats] te verblijven.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal beslissen dat:
  • de ouder die in die week voor de kinderen zorgt gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de woning aan de [adres] in [woonplaats] , met bevel dat de andere ouder in die week de woning moet verlaten en deze verder niet mag betreden;
  • er een zorgregeling zal gelden tussen de ouders en de kinderen, die inhoudt dat de vrouw in de ene week voor de kinderen zorgt en de man in de andere week, het wisselmoment is vrijdagavond om 16:30 uur;
  • de man vanaf 18 februari 2025 een bedrag van € 220,- per kind per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
3.2.
Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
Toevertrouwing van de kinderen, de woning en de zorgregeling
3.3.
De rechtbank zal beslissen dat de kinderen in de woning blijven, waarbij het uitsluitend gebruik van de woning afwisselend, telkens een week, aan één van partijen wordt toegewezen. Dit betekent dat het verzoek van de vrouw wordt afgewezen. Het verzoek van de man wijst de rechtbank toe. De ouder die de zorg heeft voor de kinderen verblijft in de echtelijke woning. Het wisselmoment is vrijdag om 16:30 uur.
3.4.
De vrouw verzoekt de kinderen aan haar toe te vertrouwen, omdat zij altijd de meeste zorgtaken heeft (gehad) voor de kinderen. In het bijzonder voor [minderjarige 2] , omdat hij is gediagnostiseerd met autisme en DCD. Verder verzoekt zij te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning. De spanningen tussen partijen lopen op, waardoor het voor de vrouw en de kinderen niet veilig of wenselijk is om daar nog langer met de man te verblijven. De vrouw acht het in het belang van de kinderen dat zij (met hun moeder) in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Bovendien heeft de man een alternatief. Hij kan immers verblijven bij zijn vader in een Friesland, aldus de vrouw.
3.5.
De man is het niet eens met de verzoeken van de vrouw. Hij betwist dat de spanningen in huis zo hoog oplopen als de vrouw stelt. De man stelt dat het voor partijen mogelijk is om tot het moment dat er definitieve afspraken zijn gemaakt over de gevolgen van de echtscheiding samen met de kinderen in de woning te verblijven. Als de vrouw niet meer met de man in de woning wil verblijven, stelt de man dat zij om en om in de caravan kunnen verblijven die de vrouw recent heeft aangekocht. Wat de man betreft dient de zorg over de kinderen dan bij helfte te worden gedeeld, waarbij de kinderen de ene week bij de man verblijven in de woning en in de andere week bij de vrouw. Het is namelijk niet mogelijk om met de kinderen in de caravan te verblijven. De man stelt dat deze regeling recht doet aan de huidige situatie, waarbij de beide ouders betrokken zijn bij de kinderen.
3.6.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw in 2022 aan de man heeft medegedeeld dat zij wenst te scheiden. De vrouw en de man zijn samen in de echtelijke woning blijven wonen, met de kinderen. Er is sprake van spanningen tussen partijen in de thuissituatie. De rechtbank acht het, gelet op de toelichting van beide partijen op zitting, aannemelijk dat ook de kinderen last hebben van de spanningen. Dat betekent dat het niet in het belang van de kinderen is dat de huidige situatie blijft voortduren.
3.7.
Verder constateert de rechtbank dat partijen het over veel feiten met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de kinderen niet oneens zijn, maar dat zij daaraan een ander label hangen. De moeder trekt de conclusie dat zij de hoofdverzorger van de kinderen is. De vader interpreteert de invulling van de opvoeding als een taakverdeling. De rechtbank stelt vast dat beide ouders betrokken zijn bij de verzorging en opvoeding van de kinderen, ieder vanuit hun eigen rol. De man heeft erkend dat de vrouw alles omtrent school voor haar rekening neemt. De man heeft daartegenover voorbeelden gegeven van zijn betrokkenheid. De man brengt de kinderen bijvoorbeeld naar bed, leest hen voor, gaat met ze naar sport en leert hen vaardigheden zoals tandenpoetsen en fietsen. Beide ouders hebben dus een belangrijke rol in het dagelijks leven en de opvoeding van de kinderen.
3.8.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij in de woning kunnen blijven, zodat er voor hen zo min mogelijk verandert. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat beide ouders hun ouderrol kunnen blijven vervullen. De rechtbank ziet geen contra-indicaties voor een uitgebreide zorgregeling tussen de man en de kinderen. De man heeft namelijk onbetwist gesteld dat hij zijn eigen aandeel heeft in de opvoeding van de kinderen en dat hij de afgelopen jaren zonder de vrouw met de kinderen op vakantie is geweest naar het buitenland. De vrouw heeft gesteld dat zij zich zorgen maakt over het (geestelijk) welzijn van de kinderen als de man voor hen zorgt. Zij heeft die zorgen ten aanzien van de kinderen onvoldoende concreet gemaakt, terwijl de man betwist dat er reden is voor die zorgen. De rechtbank neemt van de vrouw aan dat de situatie in huis gespannen is en dat dit voor de vrouw in de loop der tijd steeds meer belastend is geworden. Dat de kinderen op dezelfde manier last hebben van de man als de vrouw dat heeft, is niet aannemelijk geworden. Op basis van het gesprek op zitting maakt de rechtbank de inschatting dat als de vrouw en de man niet meer onder één dak verblijven, de spanningen zodanig zullen opklaren dat de situatie voor alle betrokkenen verbetert.
Vanuit deze belangen prevaleert dan het verzoek van de man om het gebruik van de echtelijke woning af te wisselen, ten opzichte van het verzoek van de vrouw tot uitsluitend gebruik van de woning. Op de zitting is besproken dat de man geen alternatieve woonruimte heeft die het mogelijk maakt om ook uitvoering te geven aan zijn zorgtaken. Bij het afwisselend gebruik van de echtelijke woning hebben partijen beiden wel een alternatief om tijdelijk te verblijven zonder de kinderen, namelijk in de gemeenschappelijke caravan.
3.9.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit geen ideale situatie voor de langere termijn is, oordeelt de rechtbank deze situatie voorlopig het minst bezwaarlijke alternatief, bezien vanuit het belang van de kinderen. Op zitting is besproken dat de man aan de vrouw voorrang geeft de echtelijke woning over te nemen. Dit sluit aan bij het voornemen van de vrouw om de man op korte termijn uit te kopen. Partijen hebben het dus zelf in de hand om zo spoedig mogelijk toe te werken naar een betere situatie. Beide partijen hebben belang bij taxatie van de woning. De vrouw zal zich moeten inzetten om snel aan te tonen dat zij de woning kan overnemen. De man zal zich moeten inspannen voor alternatieve woonruimte in de omgeving, waarbij hij de te verwachten overwaarde kan betrekken. Het is immers de bedoeling dat hij de echtelijke woning verlaat als de vrouw hem heeft uitgekocht. Vervolgens zullen partijen moeten samenwerken, ondanks de moeizame verstandhouding, om snel te bereiken waar zij beiden belang bij hebben.
De voorlopige kinderalimentatie
3.10.
De rechtbank zal beslissen dat de man voorlopig een bedrag van € 220,- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen, vanaf 18 februari 2025. Dit betekent dat een deel van het verzoek van de vrouw wordt afgewezen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van de ouders, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
De ingangsdatum
3.11.
Voordat de rechtbank kan gaan rekenen, moet zij weten welke gegevens en belastingtarieven zij moet gebruiken bij die berekening. Daarom moet de rechtbank eerst beslissen vanaf welk moment de kinderalimentatie gaat gelden.
3.12.
De rechtbank hanteert als ingangsdatum 18 februari 2025, omdat als hoofdregel geldt dat de voorlopige voorziening in de echtscheidingsprocedure een aanvang neemt per datum beschikking.
De behoefte van de kinderen
3.13.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De rechtbank stelt de behoefte van de kinderen vast op een bedrag van € 767,- per kind per maand. Zij heeft dat als volgt berekend.
3.14.
De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI). Hoe meer ouders te besteden hebben, hoe meer zij kunnen uitgeven aan hun kinderen. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen wat de ouders te besteden hadden toen zij nog bij elkaar waren. Hierbij zal de rechtbank uitgaan van de inkomens van de ouders in de jaren 2022 tot en met 2024, omdat deze financiële gegevens beschikbaar zijn
3.15.
Voor het inkomen van de man gaat de rechtbank uit van een gemiddelde winst uit onderneming van vijf jaren. Omdat de rechtbank niet beschikt over de financiële gegevens van de afgelopen vijf jaar, zal zij van de gegevens die zij wel heeft een gewogen gemiddelde vaststellen. Dit omdat een gemiddelde over de afgelopen drie jaar geen goed beeld geeft in verband met de ‘uitschieter’ in 2023. De winst uit het jaar 2023 (€ 120.352,-) zal voor één jaar worden meegerekend en de winst uit de jaren 2022 (€ 52.754,-) en 2024 (€ 46.114,-) beiden voor twee jaren. De vrouw heeft niet betwist dat de man in 2023 een grote opdracht had, waarmee hij in dat jaar een veel hogere winst heeft kunnen realiseren ten opzichte van de andere jaren. De rechtbank vindt het dan ook niet redelijk dat dat jaar evenredig meetelt. Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank aan de zijde van de man rekenen met een gemiddelde winst uit onderneming van € 63.618,-. Het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de man bedroeg dan in 2025 € 3.932,- per maand. [1]
3.16.
Voor het inkomen van de vrouw gaat de rechtbank uit van de jaaropgaaf over 2023, waarop een belastbaar loon van € 27.732,- is vermeld alsmede haar arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 3.955,- bruto per jaar. Verder wordt rekening gehouden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting waar de vrouw toen recht op had. Het netto besteedbaar inkomen van de vrouw bedroeg dan € 2.577,- per maand. [2]
3.17.
Op basis van deze eigen inkomsten hebben de ouders recht op een kindgebonden budget van € 196,- per maand.
3.18.
Het netto besteedbaar gezinsinkomen van de ouders bedroeg dan € 6.705,- per maand.
3.19.
Nu de rechtbank weet wat de ouders te besteden hadden, kan de rechtbank berekenen welk gedeelte daarvan ongeveer aan de kinderen werd uitgegeven en wat dus de behoefte van de kinderen is. Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de tabellen die het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft ontwikkeld. Uit die tabellen volgt dat ouders bij een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 6.705,-, gemiddeld € 1.533,- per maand uitgaven voor hun kinderen in 2025, dus per kind € 767,- per maand. [3]
De draagkracht van de ouders
3.20.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van hun kinderen voorzien. [4]
3.21.
Voor het bepalen van de draagkracht van de ouders past de rechtbank de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld toe. Het netto besteedbaar inkomen van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Vervolgens bekijkt de rechtbank welk deel van dat inkomen kan worden gebruikt om bij te dragen in de kosten van de kinderen.
3.22.
Bij een netto besteedbaar inkomen dat hoger is dan € 2.125,- per maand in 2025 maakt de rechtbank daarvoor gebruik van de zogenoemde ‘draagkrachtformule’. In die formule wordt uitgegaan van een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen per maand. De ouders worden geacht vanuit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij hun inkomen te kunnen voldoen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een forfaitair (vaststaand) bedrag voor redelijke kosten van levensonderhoud, dat ieder jaar wordt bijgesteld. In 2025 is dat een bedrag van € 1.310,- per maand. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het netto besteedbaar inkomen blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. De berekening van de draagkracht ziet er dan als volgt uit: 70% [NBI – (0,3 x NBI + 1.310).
De draagkracht van de man
3.23.
De draagkracht van de man berekent de rechtbank op € 648,- per maand. [5] De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
3.24.
Voor het inkomen gaat de rechtbank uit van de winst uit onderneming uit 2024 van € 46.114,- . De rechtbank acht dit redelijk omdat het hier gaat om een vaststelling van een voorlopige kinderalimentatie in het kader van voorlopige voorzieningen. Deze vaststelling heeft het karakter van een ordemaatregel, waarbij het gaat om een eventuele bijdrage voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Daarbij is het uitgangspunt dat een summier onderzoek wordt gedaan en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de actuele situatie. Bovendien verwacht de rechtbank niet dat het resultaat van 2024 in het jaar 2025 wordt overtroffen gelet op het verlies van het grote project uit 2023 en het feit dat de man uitvoering zal geven aan een uitgebreide zorgregeling. Uitgaande van een winst uit onderneming van € 46.114,- heeft de man een netto besteedbaar inkomen van € 3.193,- per maand.
3.25.
Volgens de hiervoor vermelde draagkrachtformule geldend in 2025 heeft de man een draagkracht van (70% [NBI – (0,3 x NBI + 1.310,-)]=) € 648,- per maand.
De draagkracht van de vrouw
3.26.
De draagkracht van de vrouw berekent de rechtbank op € 229,- per maand. [6] De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
3.27.
Voor het inkomen gaat de rechtbank uit van de salarisspecificatie(s) over augustus, september en oktober 2024, waarop een inkomen van € 2.174,- bruto per maand is vermeld. Verder wordt rekening gehouden met een kindgebonden budget en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het netto besteedbaar inkomen is dan € 2.338,- per maand. De rechtbank houdt geen rekening meer met de arbeidsongeschiktheidsuitkering, omdat de vrouw ter zitting onbetwist heeft gesteld dat zij deze niet meer ontvangt.
3.28.
Volgens de hiervoor vermelde draagkrachtformule geldend in 2025 heeft de vrouw een draagkracht van (70% [NBI – (0,3 x NBI + 1.310,-)]=) € 229,- per maand.
De verdeling van de kosten
3.29.
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kinderen, dan moet de rechtbank berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.
3.30.
Een vergelijking is hier niet nodig omdat de ouders samen niet genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van de kinderen. Hun gezamenlijke draagkracht is € 877,- per maand, terwijl de kosten van de kinderen € 767,- per kind per maand zijn. De ouders komen dus samen een bedrag van € 657,- per maand tekort. Zij moeten daarom ieder hun volledige draagkracht gebruiken. Dat betekent dat de man met € 648,- per maand moet bijdragen in de kosten van de kinderen en de vrouw met € 229,- per maand.
De zorgkorting
3.31.
De man maakt op de dagen dat hij voor de kinderen zorgt kosten voor onder andere eten en drinken en energielasten: de verblijfskosten. Daarmee voldoet de man – deels – aan zijn onderhoudsverplichting. De rechtbank kan de bijdrage van de man verlagen met een percentage van de behoefte van de kinderen of een deel daarvan: de ‘zorgkorting’.
3.32.
De kinderen verblijven gemiddeld 3,5 dagen per week bij de man. Daarbij past een zorgkorting van 35% van de behoefte, dus € 536,- per maand. Maar omdat er hier een tekort aan draagkracht is, zou het niet eerlijk zijn als de man deze korting volledig mag toepassen. Als de man namelijk alle kosten die hij maakt voor de kinderen in mindering mag brengen op de alimentatie, dan komt het hele tekort aan draagkracht op de schouders van de vrouw te rusten. De vrouw moet tenslotte ook kosten voor de kinderen maken, die zij eigenlijk niet kan dragen. De rechtbank vindt het in zo’n geval redelijk dat ieder de helft van het tekort draagt, dus een bedrag van € 164,- per kind per maand. Dit betekent dat de rechtbank slechts een zorgkorting van (€ 536,- -/- € 329,- =) € 208,- per maand in mindering brengt op de draagkracht van de man. Er blijft dan een bedrag over van (€ 648,- -/- € 208,- =) € 441,- per maand, dus € 220,- per kind per maand, dat de man aan kinderalimentatie moet betalen.
Alimentatie vooruitbetalen
3.33.
De rechtbank beslist dat de man de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand moet betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt zullen worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in die maand wordt betaald.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

voor de duur van de echtscheidingsprocedure
De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de ouder die in die week voor de kinderen zorgt gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de woning aan de [adres] in [woonplaats] , met bevel dat de andere ouder in die week de woning moet verlaten en deze verder niet mag betreden;
4.2.
stelt een zorgregeling vast tussen de ouders en de kinderen, die inhoudt dat de vrouw in de ene week voor de kinderen zorgt en de man in de andere week, het wisselmoment is vrijdagavond om 16:30 uur;
4.3.
beslist dat de man vanaf 18 februari 2025 een bedrag van € 220,- per kind per maand moet betalen aan de vrouw, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;
4.4.
beslist dat de man vanaf vandaag deze kinderalimentatie steeds vóór de eerste van de maand moet betalen;
4.5.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. F.C. Burgers, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. C. Lammertink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Bijlage 1: netto besteedbaar inkomen van de man.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Bijlage 2: netto besteedbaar inkomen van de vrouw.
Bijlage 3: netto besteedbaar gezinsinkomen voor scheiding en eigen aandeel kosten kinderen.
Afbeelding verwijderd i.v.m. herleidbaarheid.
Bijlage 4: draagkracht van de man
Bijlage 5: draagkracht van de vrouw.

Voetnoten

1.Bijlage 1: netto besteedbaar inkomen van de man.
2.Bijlage 2: netto besteedbaar inkomen van de vrouw.
3.Bijlage 3: netto besteedbaar gezinsinkomen voor scheiding en eigen aandeel kosten kinderen.
4.Artikel 1:397 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
5.Bijlage 4: draagkracht van de man.
6.Bijlage 5: draagkracht van de vrouw.