ECLI:NL:RBMNE:2025:940

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/16/582090 / FO RK 24-1211
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang tussen vader en kinderen in het kader van een omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2025 een beschikking gegeven inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Heidinga, heeft verzocht om een omgangsregeling waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen bij hem verblijven. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Cooman, heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de omgang te ontzeggen, omdat zij dit niet in het belang van de kinderen achtte. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 januari 2025, waarbij de vader niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders een relatie hebben gehad en dat de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft. De vader heeft in het verleden gewelddadig gedrag vertoond, wat heeft geleid tot een veroordeling en een contactverbod. De rechtbank heeft geconcludeerd dat omgang met de vader op dit moment ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft daarom besloten om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen, en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft benadrukt dat de kinderen en de moeder rust nodig hebben en dat de vader eerst behandeling moet ondergaan voordat er weer contact kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/582090 / FO RK 24-1211
omgangsregeling
Beschikking van 20 februari 2025
in de zaak van:
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F. Heidinga,
tegen
[moeder],
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T.C. Cooman.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 2 oktober 2024;
  • het bericht van de vader (met bijlagen) van 10 oktober 2024;
  • het verweerschrift van de moeder (met bijlagen) met daarin een zelfstandig verzoek (tegenverzoek) van 14 januari 2025.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 16 januari 2025. Daarbij waren aanwezig: de advocaat van de vader, de moeder met haar advocaat en de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). De vader is via zijn advocaat uitgenodigd om bij de zitting aanwezig te zijn, maar hij is niet verschenen.
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van de verzoeken vinden gelet op hun jonge leeftijd. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat de moeder de belangrijke beslissingen over de kinderen alleen kan nemen.
2.4.
De ouders zijn het niet eens over de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. De vader vraagt de rechtbank om een omgangregeling vast te stellen, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondag om 18:30 uur bij de hem verblijven alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen.
2.5.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader, omdat zij een omgangsregeling niet in het belang van de kinderen vindt. Zij vraagt de rechtbank om het verzoek af te wijzen en aan de vader een (tijdelijk) verbod op te leggen om contact te hebben met de kinderen voor de duur van een jaar, met ingang van de datum dat de strafprocedures zijn beëindigd en de beslissing van het gerechtshof in kracht van gewijsde is gegaan.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal de vader de omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontzeggen. Dat betekent dat hij geen omgang met hen mag hebben. De rechtbank beslist dit omdat de rechtbank het contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment niet in het belang van de kinderen vindt en dat is volgens de wet voldoende om het contact te verbieden [2] .
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Het juridisch kader
3.2.
Op grond van de wet heeft een kind recht op omgang met zijn ouders. Op verzoek van de ouder kan de rechtbank al dan niet voor bepaalde tijd een omgangsregeling vaststellen of ontzeggen. Het recht op omgang wordt slechts ontzegd indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of;
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of;
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of;
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.3.
In de wet staat dat de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een beslissing over de omgang of een onderling getroffen omgangsregeling kan wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. [3] De rechtbank dient allereerst te beoordelen of er sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoelt in de wet.
3.4.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken, is gebleken dat de omgangsregeling zoals die eerder door de ouders met elkaar is overeengekomen, al jaren niet meer geldt en dat het laatste fysieke contact tussen de vader en de kinderen is geweest op 18 februari 2024 in de penitentiaire inrichting in [plaats] .
3.5.
De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Dit betekent dat de rechtbank de verzoeken met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen inhoudelijk kan beoordelen.
De inhoudelijke beoordeling
3.6.
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid omgang tussen een ouder en de kinderen geacht wordt in het belang van de kinderen te zijn. Het ontzeggen van het recht van een ouder op het hebben van contact met zijn kinderen is zeer ingrijpend en kan bovendien schadelijk zijn voor de kinderen. Hier mag dus niet lichtzinnig toe overgegaan worden.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat de ouders een relatie met elkaar hebben gehad, welke relatie medio 2023 is verbroken. De ouders hebben afspraken gemaakt over het contact tussen de vader en de kinderen, maar de moeder heeft deze omgangsmomenten beëindigd. Zij heeft dit gedaan omdat zij zich zorgen maakte over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. De moeder stelt dat de vader geen aandacht had voor de kinderen. Zijn aandacht ging enkel uit naar de moeder, hetgeen zich uitte in onder andere een grote hoeveelheid berichten en foto’s. In juni 2023 is de situatie tussen de ouders geëscaleerd, waarna de vader de moeder heeft mishandeld in aanwezigheid van de kinderen. Na deze gebeurtenis is er hulpverlening ingeschakeld. Zij hebben geprobeerd afspraken te maken over een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Dit is niet gelukt. Uit het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 juli 2024 blijkt dat de vader is veroordeeld voor belaging van de moeder, mishandeling van de moeder, het openbaren van afbeeldingen van seksuele aard van de moeder en voor ernstige bedreiging van de moeder. Aan de vader is een gevangenisstraf van 236 dagen opgelegd alsmede een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met de moeder en een locatieverbod, voor de duur van vijf jaren. De vader is tegen het vonnis in hoger beroep gegaan. Ondanks het contactverbod heeft de moeder videomomenten toegestaan tussen de vader en de kinderen. Zij had de hoop dat de vader in het belang van de kinderen de contacten op een positieve manier vorm zou geven. De moeder stelt dat de vader opnieuw bedreigingen heeft geuit, waarna zij de videobelmomenten heeft gestaakt. Op 19 september 2024 is de vader opnieuw gedetineerd geraakt in verband met het overtreden van het contactverbod. Uit de brief van Perspectief herstelbemiddeling van 14 oktober 2024 blijkt dat de moeder hen heeft benaderd met een verzoek tot bemiddeling en dat de moeder hoopte dat dit een positieve bijdrage zou kunnen leveren aan de toekomst als ouders. Perspectief Herstelbemiddeling heeft naar aanleiding van het contact met de vader echter geconcludeerd dat de dienstverlening niet passend is voor het verzoek van de moeder. Perspectief herstelbemiddeling is afgebroken omdat zij het niet verantwoord vond vanwege uitspraken die de vader heeft gedaan. De vader verblijft ten tijde van de mondelinge behandeling van de verzoeken van de ouders nog altijd in de penitentiaire inrichting in Lelystad. Het is onduidelijk wanneer de man in vrijheid wordt gesteld en wanneer het gerechtshof het hoger beroep van de vader zal behandelen. Op het moment dat de vader in vrijheid wordt gesteld, is het bovendien onduidelijk waar de vader zal verblijven.
3.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat omgang van de kinderen met de vader ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen.
3.9.
De vader heeft de kinderen met zijn handelen in onveilige situaties gebracht, waardoor zij klachten hebben ontwikkeld. Beide kinderen hebben speltherapie gehad. [minderjarige 1] heeft nog ondersteuning op school voor haar klachten en voor [minderjarige 2] heeft de moeder contact gezocht met een kinderpsycholoog op advies van de speltherapeut en het buurtteam. [minderjarige 2] blijft last houden van nachtmerries en lijkt de gebeurtenissen uit het verleden keer op keer opnieuw te beleven. Er wordt onderzocht of hij gebaat is bij EMDR en traumatherapie. Daarnaast heeft de moeder zelf ook traumatherapie en start zij eind januari 2025 met EMDR. De moeder heeft verteld dat zij meerdere trauma’s heeft naar aanleiding van de gebeurtenissen uit het verleden met de vader en dat het onduidelijk is hoelang de behandeling gaat duren. De rechtbank is van oordeel dat de gevoelens van de kinderen en de moeder serieus moeten worden genomen en dat zij de rust en ruimte dienen te krijgen om de behandelingen aan te gaan. De contacten met de vader passen daar niet bij. De rechtbank vindt het een te groot risico dat contact met de vader de kinderen op dit moment (verder) zal beschadigen. De moeder en de kinderen hebben belang bij rust, omdat zij zijn getraumatiseerd. Voor de moeder is dit overigens van belang, omdat zij als verzorgende ouder emotionele toestemming dient te geven aan de kinderen voor het contact met de vader. De rechtbank acht het aannemelijk dat gedwongen contact tussen de man en de kinderen op dit moment een negatieve weerslag zal hebben op de kinderen en de onrust juist zal versterken.
3.10.
Bovendien stelt de rechtbank vast dat deskundigen de vader hebben geadviseerd om zich te laten behandelen bij ‘De Waag’ of een vergelijkbare instelling om het recidivegevaar te doen afnemen. In het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 juli 2024 is te lezen dat de bij de vader betrokken psychiater en psycholoog hebben vastgesteld dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken en trekken van psychopathie. Daarnaast is er sprake van ADHD en van een matige stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol. Nu de vader de behandeling nog moet starten vraagt de rechtbank zich af de vader voldoende kan aansluiten bij de behoeften van de kinderen. Het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling lijkt immers ook te zijn ingericht vanuit zijn eigen behoeften. Hij lijkt geen besef te hebben van wat de situatie voor de moeder en de kinderen heeft betekend. De rechtbank vindt het van belang dat de vader eerst geruime tijd behandeling voor zichzelf heeft gehad, alvorens er sprake kan zijn van contact met de kinderen.
3.11.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat voldaan is aan de ontzeggingsgronden, zoals genoemd in de wet. De kinderen hebben belang bij rust en dit prevaleert boven het recht van de vader op omgang met de kinderen.
Geen raadsonderzoek
3.12.
De Raad heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij de rechtbank niet van een advies kunnen voorzien. Daarbij heeft de Raad opgemerkt dat een onderzoek door de Raad wenselijk kan zijn, maar dat de huidige wachtlijst bij de Raad passend is bij de situatie. Er lijkt namelijk een vorm van gedwongen rust door de detentie van de vader en de vader dient de hulpverlening nog te starten. Daarbij heeft de Raad opgemerkt telefonisch contact tussen de vader en de kinderen niet in het belang van de kinderen te vinden, gelet op de reacties van de kinderen en het gegeven dat de moeder dit dient te faciliteren. Dit is praktisch onmogelijk door het huidige contactverbod. De Raad vreest voor een herhaling van het verleden.
3.13.
De rechtbank concludeert in het verlengde hiervan dat een onderzoek door de Raad op dit moment niet wenselijk is. Het is de rechtbank gebleken dat de moeder op diverse manieren heeft geprobeerd het contact tussen de vader en de kinderen te faciliteren. Dit is niet gelukt. De kinderen hebben klachten door de gebeurtenissen uit het verleden en lijken op dit moment geen draagvlak te hebben voor omgang met de vader. Hiervoor is hulp en behandeling nodig. De kinderen en de moeder staan aan de start van hun behandeling en de vader dient ook zijn eigen traject te doorlopen. Er is nog geen sprake van een situatie waarop de ouders en de kinderen verder kunnen bouwen aan hun toekomst. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een onderzoek door de Raad op dit moment geen informatie zal opleveren die tot een andere conclusie zal leiden. De rechtbank acht het in het belang van alle betrokkenen dat er eerst rust komt.
De duur van de ontzegging
3.14.
De moeder heeft gevraagd de vader het recht op omgang te ontzeggen met ingang van de datum dat de strafprocedures zijn beëindigd en de beslissing van het gerechtshof in kracht van gewijsde is gegaan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet. Het is onduidelijk op welke termijn het gerechtshof tot een beslissing kan komen.
3.15.
De rechtbank merkt op dat een ontzegging van het recht op omgang tussen een ouder en een kind een in tijd beperkt karakter heeft. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat in ieder geval na een periode van een jaar, of als de omstandigheden wijzigen ook eerder, een nieuw verzoek tot vaststelling/wijziging van een zorgregeling kan worden ingediend. [4]
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.16.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
ontzegt de vader het recht op de omgang met [minderjarige 1] (geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ) en [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] );
4.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. A.G. Bakker, (kinder)rechter in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 1:377a lid 3 BW
3.Artikel 1:377e BW.
4.zie HR 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:BG5045.