ECLI:NL:RBMNE:2025:94

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
C/16/584305 / KL ZA 24-301
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de verkoop van gemeentegrond voor de plaatsing van een trafostation aan Liander N.V. en de toepassing van de Didam regels

In deze zaak, die op 20 januari 2025 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisers, bewoners van de buurt, een kort geding aangespannen tegen de Gemeente Huizen. De Gemeente Huizen is voornemens om een stuk gemeentegrond te verkopen aan Liander N.V., de regionale netbeheerder, voor de plaatsing van een trafostation. Eisers betogen dat deze verkoop in strijd is met de Didam regels, die vereisen dat bij meerdere gegadigden voor de aankoop van gemeentelijke grond mededingingsruimte moet worden geboden. De rechtbank oordeelt dat de Didam regels van toepassing zijn, maar dat de Gemeente Huizen in dit geval niet verplicht was om mededingingsruimte te bieden, omdat er slechts één serieuze gegadigde is: Liander. De rechtbank concludeert dat de Gemeente Huizen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de grond alleen voor het plaatsen van een trafostation te verkopen. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan zowel de Gemeente Huizen als Liander.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/584305 / KL ZA 24-301
Vonnis in kort geding van 20 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,te [woonplaats] ,

hierna: [eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
hierna: [eiseres sub 2] ,
3.
[eiser sub 3],
te [woonplaats] ,
hierna: [eiser sub 3] ,
4.
[eiser sub 4] ,
te [woonplaats] ,
5.
[eiseres sub 5],
te [woonplaats] ,
hierna: [eiseres sub 5] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser e.a.] ,
advocaat: mr. M.J. Drijftholt,
tegen
GEMEENTE HUIZEN,
te Huizen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gemeente Huizen,
advocaat: mr. R. van der Hulle,
met als tussenkomende partij
LIANDER N.V.,
te Arnhem,
hierna te noemen: Liander,
advocaten: mrs. F.J.J. Cornelissen en M. Jonkers.

1.De procedure

1.1.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 30 december 2024 zijn de volgende processtukken ingediend:
- de dagvaarding,
- de producties 1 tot en met 20 van [eiser e.a.] ,
- de conclusie van antwoord,
- de producties 1 tot en met 8 van Gemeente Huizen,
- de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging, tevens houdende conclusie
van eis in de hoofdzaak van Liander,
- het schriftelijke bezwaar tegen de incidentele conclusie van [eiser e.a.] ,
- de conclusie van eis in de hoofdzaak van Liander,
- de producties 1 tot en met 5 van Liander.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is eerst het incident behandeld. De voorzieningenrechter heeft beslist dat het Liander wordt toegestaan om in het kort geding te mogen tussenkomen (zie onderdeel 3 van dit vonnis). Daarna is overgegaan tot de behandeling van de hoofdzaak van dit kort geding. [eiser e.a.] en Gemeente Huizen hebben mede aan de hand van een pleitnota hun standpunt toegelicht. Ook hebben zij vragen van de voorzieningenrechter beantwoord.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens deze mondelinge behandeling door partijen is gezegd.
1.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is bepaald dat er op 13 januari 2025 een vonnis (in de hoofdzaak van dit kort geding) zal komen.

2.Waarover gaat het kort geding?

Gemeente Huizen is eigenaar van een stuk grond gelegen tegenover het perceel aan de [adres] in [woonplaats] . Liander (de regionale netbeheerder) heeft Gemeente Huizen verzocht om een gedeelte van die grond, met een afmeting van 22 m2, (hierna te noemen: de gemeentegrond) aan haar te verkopen, zodat zij daarop een transformatorstation [1] (hierna ook wel te noemen: “trafostation”) kan plaatsen. Gemeente Huizen heeft op 21 oktober 2024 in het Gemeenteblad aangekondigd dat zij het voornemen heeft om de gemeentegrond aan Liander uit te geven/te verkopen [2] . [eiser e.a.] wonen in de buurt van de gemeentegrond en willen met dit kort geding voorkomen dat Gemeente Huizen uitvoering geeft aan dit voornemen Volgens hen is dit onrechtmatig tegenover hen, onder andere, omdat de voorgenomen levering van de gemeentegrond aan Liander in strijd is met de Didam regels zoals vermeld in het eerste en tweede Didam arrest van de Hoge Raad [3] . [eiser e.a.] vorderen daarom dat het Gemeente Huizen wordt verboden om de gemeentegrond aan Liander te leveren en/of voorgaand aan die levering aan Liander te verkopen, dit versterkt met een dwangsom [4] Gemeente Huizen en Liander betwisten dat de voorgenomen levering van de gemeentegrond aan Liander onrechtmatig is tegenover [eiser e.a.] Volgens hen zijn de Didam regels in deze specifieke situatie niet van toepassing, en als dat wel zo is, dan is er volgens hen geen sprake van schending van de Didam regels.

3.Het incident tot tussenkomst en subsidiair voeging

De behandeling
3.1. [eiser e.a.] , Gemeente Huizen en Liander zijn tijdens de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over het incident (verder) toe te lichten.
[eiser e.a.] hebben verwezen naar het door hen ingediende schriftelijke bezwaar, Gemeente Huizen heeft zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter gerefereerd, en Liander heeft haar vordering verder toegelicht.
Motivering3.3. Voor deze beslissing is de volgende motivering gegeven.
3.3.1.
Iedereen die voldoende belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen om in dat geding te mogen tussenkomen (artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Liander heeft gelet op het gevorderde in het kort geding voldoende belang om in het kort geding tussen [eiser e.a.] en de gemeente Huizen te mogen tussenkomen. Liander dreigt door deze vordering immers haar kans om de gemeentegrond te verwerven om daarop een trafostation te plaatsen, kwijt te raken.
3.3.2.
[eiser e.a.] worden als de in het incident in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Liander en Gemeente Huizen veroordeeld. De proceskosten van Liander en van Gemeente Huizen worden elk begroot op € 792,-- (waarvan € 614,- voor salaris advocaat en € 178,-- voor nakosten) plus de verhoging voor nakosten als er moet worden betekend.
Herstel proceskostenveroordeling in het incident3.4. Na dit mondeling vonnis in het incident heeft [eiser e.a.] de voorzieningenrechter verzocht om terug te komen op de proceskostenveroordeling in het incident.
3.5.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om terug te komen op de proceskostenveroordeling ten opzichte van Liander. Er heeft wat dit betreft een inhoudelijk debat plaatsgevonden en [eiser e.a.] is in het ongelijk gesteld.
3.6.
De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om terug te komen op de ten opzichte van Gemeente Huizen uitgesproken proceskostenveroordeling. Reden hiervoor is dat sprake is van een kennelijke (juridische) vergissing. De partijen in het incident zijn Liander als eiser, en [eiser e.a.] en Gemeente Huizen als verweerders. [eiser e.a.] kan daarom ten opzichte van Gemeente Huizen niet in de proceskosten worden veroordeeld; zij zijn immers allebei verweerder in het incident. Daarom wordt het mondeling vonnis zoals weergegeven in 3.2. als volgt gewijzigd:
1. onderdeel 3 a en b van het mondeling vonnis wordt ingetrokken,
2. onderdeel 4 van het mondeling vonnis wordt gewijzigd in: “ verklaart de proceskostenveroordeling zoals genoemd in onderdeel 2 (a en b)
uitvoerbaar bij voorraad.”

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
Het gaat in de hoofdzaak om de beantwoording van de vraag of het aannemelijk is dat Gemeente Huizen onrechtmatig tegenover [eiser e.a.] handelt als zij de gemeentegrond aan Liander uitgeeft/verkoopt en levert. Geoordeeld wordt dit niet zo is. De vorderingen van [eiser e.a.] worden daarom afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom de voorzieningen-rechter tot deze beslissing is gekomen.
Eerste grond voor onrechtmatigheid: strijd met de Didam regelsOordeel4.2. Geoordeeld wordt dat Gemeente Huizen tegenover [eiser e.a.] niet in strijd handelt met de Didam regels. De motivering daarvoor komt in de kern op het volgende neer.
4.2.1.
Vooropgesteld wordt dat de Didam regels van toepassing zijn op de door Gemeente Huizen voorgenomen gronduitgifte aan Liander.
4.2.2.
Dat betekent dat er een mededelingsverplichting op Gemeente Huizen rust. Gemeente Huizen moet bekend maken dat zij het voornemen heeft om de gemeentegrond aan Liander uit te geven, en op grond van welke criteria zij van oordeel is dat Liander de enige serieuze kandidaat is voor de aankoop van de gemeentegrond. Gemeente Huizen heeft aan deze mededelingsverplichting voldaan.
4.2.3.
Vervolgens moet worden beoordeeld of er in dit geval door de Gemeente Huizen aan [eiser e.a.] mededingingsruimte moet worden geboden. Moet aan hen een gelijke kans worden geboden om de gemeentegrond te verwerven voor het door hen gestelde doel te weten, het realiseren van een moestuin of het plaatsen van een bankje? Het antwoord daarop is dat de Gemeente Huizen dit niet moest. Gemeente Huizen mocht op grond van de aan haar toekomende beleidsruimte in redelijkheid besluiten dat zij de gemeentegrond alleen wil uitgeven en verkopen voor het plaatsen van een trafostation.
Dit doel kadert de mededingingsruimte in die op grond van het gelijkheidsbeginsel moet worden geboden. Dat kader betekent dat de Gemeente Huizen alleen gelijke kansen dient te bieden op de verwerving van de gemeentegrond voor het plaatsen van een trafostation. Omdat [eiser e.a.] de gemeentegrond niet willen verwerven voor de plaatsing van een trafostation, daargelaten dat zij daartoe ook niet in staat zouden zijn, is de Gemeente Huizen tegenover hen niet verplicht om mededingingsruimte te bieden. Daarmee komt de voorzieningenrechter niet meer toe aan een nadere toetsing van het handelen van de Gemeente Huizen aan de Didam regels zoals nader weer te geven onder 4.5 onder punt 2.
4.2.4. Ten overvloede geldt dat ook indien het handelen van Gemeente Huizen nader aan de Didam regels getoetst zou moeten worden, Gemeente Huizen heeft kunnen concluderen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de aankoop van de gemeentegrond en dat dat Liander is.
4.3.
Hierna wordt uitgebreider ingegaan op deze motivering. Eerst wordt ingegaan op de Didam arresten en de Didam regels.
De Didam arresten in een notendop en de Didam regels4.4. In de Didam arresten gaat het om de situatie dat een overheidslichaam van plan is om met een derde een privaatrechtelijke overeenkomst te sluiten strekkende tot de verkoop en levering van een aan het overheidslichaam toebehorende onroerende zaak.
4.5.
Voor deze situatie zijn in rechtsoverweging 3.1.4. tot en met 3.1.6. van het eerste Didam arrest regels geformuleerd. Deze regels worden de Didam regels genoemd en komen op het volgende neer:
1. Indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de door het overheidslichaam te verkopen onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn, dan moet het overheidslichaam:
a. mededingingsruimte bieden door, met inachtneming van de aan hem toekomende beleidsruimte, objectief, toetsbare en redelijke criteria op te stellen opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd (zie rechtsoverweging 3.1.4. van het eerste Didam arrest), en
b. een passende mate van openbaarheid verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. (zie rechtsoverweging 3.1.5. van het eerste Didam arrest)
2. Het overheidslichaam hoeft de onder 1a bedoelde mededingingsruimte niet te bieden als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. Het overheidslichaam moet in deze situatie echter wel tijdig voorafgaand aan de verkoop: - zijn voornemen tot verkoop op zodanige wijze bekendmaken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, en daarbij motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt. (zie rechtsoverweging 3.1.6. van het eerste Didam arrest)
4.6.
Deze regels zijn, met toepassing van artikel 3:14 Burgerlijk Wetboek, gebaseerd op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel in de betekenis dat het overheidslichaam gegadigden gelijke kansen moet bieden.
4.7.
In het tweede Didam arrest heeft de Hoge Raad de Didam regels verduidelijkt.
Zo heeft de Hoge Raad (in rechtsoverweging 3.5.2. van dat arrest) verduidelijkt dat de Didam regels ook van toepassing zijn als een overheidslichaam een plan heeft ontwikkeld waarin zakelijke (objectieve) voorwaarden zijn gesteld waaraan slechts één partij zou kunnen voldoen. Ook in dat geval rust op het overheidslichaam de mededelingsverplichting zoals hiervoor weergeven in 4.5. onder punt 2, hierna: de mededelingsverplichting. Deze mededelingsverplichting strekt er volgens de Hoge Raad toe een gegadigde, die meent volgens de gestelde criteria in aanmerking te komen voor aankoop, of die meent dat de criteria niet aan de daaraan te stellen eisen voldoen, alsnog de mogelijkheid te bieden op een gelijke kans bij aankoop van de onroerende zaak.
Toepasselijkheid van de Didam regels4.8. Geoordeeld wordt dat de Didam regels van toepassing zijn. Het gaat in dit geval om een door Gemeente Huizen voorgenomen uitgifte/verkoop en levering van aan haar toebehorende grond (de gemeentegrond) aan Liander. Het gaat dus om het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen Gemeente Huizen en Liander. In dat geval moeten de Didam regels worden nageleefd. Daaraan doet niet af dat, zoals Gemeente Huizen en Liander aanvoeren,:
1. het in dit geval niet de wens van Gemeente Huizen was om de gemeentegrond te verkopen, maar de wens van Liander om de gemeentegrond vanwege haar taak als regionaal netbeheerder aan te kopen,
2. Gemeente Huizen een goede reden zou hebben voor de onderhandse verkoop van de gemeentegrond.
Uit de Didam arresten kan niet worden opgemaakt dat de Didam regels in deze twee situaties niet van toepassing zijn. Bepalend is of er een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten door het overheidslichaam en dat is het geval. Van wie het initiatief tot het sluiten van die overeenkomst is uitgegaan en/of er een goede reden voor het sluiten van die overeenkomst is, doet er niet toe.
Voldaan aan mededelingsverplichting van het eerste Didam arrest4.9. Geoordeeld wordt dat Gemeente Huizen heeft voldaan aan haar mededelings-verplichting en dat zij dit ook op tijd heeft gedaan. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
4.10.
Gemeente Huizen heeft op 21 oktober 2024 in het Gemeenteblad gepubliceerd dat zij het voornemen heeft om de gemeentegrond voor het plaatsen van een trafostation aan Liander uit te geven/te verkopen. In deze publicatie (hierna: aankondiging) is onder andere het volgende vermeld:
“De Gemeente Huizen (de “Gemeente”) is voornemens om gemeentegrond uit te geven aan Liander N.V. (de “Gegadigde”) ten behoeve van het reeds geplaatste trafostation. De Gemeente komt tot het oordeel dat alleen de Gegadigde in aanmerking komt voor uitgifte van gemeentegrond op basis van de volgende objectieve toetsbare en redelijke criteria en de volgende overwegingen:
Alleen de Gegadigde bezit de technische en financiële bekwaamheid om de op de gemeentegrond rustende bestemming/geprojecteerde ontwikkeling te realiseren. De gemeentegrond wordt verkocht ten behoeve van het reeds geplaatste trafostation.
Inmiddels heeft de Gegadigde al bepaalde investeringen gedaan. De Gegadigde is aangewezen als beheerder van het elektriciteitsnet op grond van artikel 10 Elektriciteitswet.
Aangezien de gemeentegrond alleen verkocht wordt voor het plaatsen van een trafostation komt alleen de Gegadigde in aanmerking voor de aankoop van de gemeentegrond.”
4.11.
De Gemeente Huizen heeft met deze aankondiging voldaan aan haar mededelingsverplichting.
4.11.1.
Deze mededelingsverplichting houdt, kort gezegd, in dat Gemeente Huizen bekend moet maken:
- dat zij het voornemen heeft om de gemeentegrond aan Liander te verkopen, omdat Liander de enige serieuze gegadigde is voor aankoop van die grond, en
- op grond van welke criteria Gemeente Huizen tot de conclusie is gekomen dat Liander als enige serieuze gegadigde in aanmerking komt voor aankoop van de gemeentegrond.
4.11.2.
Uit de hiervoor geciteerde aankondiging volgt duidelijk dat:
- Gemeente Huizen de gemeentegrond gaat verkopen voor het plaatsen van een trafostation,
- Gemeente Huizen van mening is dat Liander de enige gegadigde is voor die aankoop, en op grond van welke criteria Gemeente Huizen tot die conclusie is gekomen, namelijk dat de gegadigde (Liander),
1. technische en financiële bekwaamheid moet hebben om een trafostation te plaatsen op de te leveren gemeentegrond,
2. al investeringen heeft gedaan voor het realiseren van een trafostation op de gemeentegrond.
4.11.3.
Anders dan [eiser e.a.] betogen, maakt de onjuiste vermelding in de aankondiging dat er op de gemeentegrond al een trafostation is geplaatst, niet dat niet is voldaan aan de mededelingsverplichting. Het moet voor eisers duidelijk zijn geweest dat dit een kennelijke vergissing is geweest, omdat het voor iedereen duidelijk zichtbaar is dat op die grond nog geen trafostation staat.
4.11.4.
Er is ook tijdig, dat wil zeggen voor de voorgenomen levering aan de mededelingsverplichting voldaan, aangezien vast staat dat de gemeentegrond nog niet aan Liander is geleverd.
Geen strijd met de regel dat tegenover [eiser e.a.] mededingingsruimte moet worden geboden4.12. Vervolgens moet worden beoordeeld of Gemeente Huizen aan [eiser e.a.] mededingingsruimte moet bieden? Moet aan hen een gelijke kans worden geboden om de gemeentegrond te verwerven voor welk doel dan ook, zoals het realiseren van een moestuin of het plaatsen van een bankje? Het antwoord daarop is dat dit niet hoeft. Hierna wordt uitgelegd waarom dat niet hoeft.
Gemeente Huizen mag gelet op haar beleidsruimte in beginsel zelf bepalen voor welk doel zij de gemeentegrond wil verkopen4.13. Vooropgesteld wordt dat Gemeente Huizen, gelet op de aan haar toekomende beleidsruimte met inachtneming van de bestemming die op de grond rust, in beginsel, mag bepalen voor welk doel zij de gemeentegrond wil verkopen. De Didam arresten zetten deze beleidsruimte niet opzij en geven geen regels over de toepassing van deze beleidsruimte.
Gemeente Huizen heeft in redelijkheid kunnen besluiten dat de gemeentegrond alleen wordt verkocht voor het plaatsen van een trafostation4.14. Gemeente Huizen mag dus gelet op de aan haar toekomende beleidsruimte, zoals zij heeft gedaan, in beginsel, besluiten om de gemeentegrond alleen te verkopen voor het plaatsen van een trafostation.
4.15.
Dit leidt echter uitzondering als geoordeeld zou moeten worden dat Gemeente Huizen, in het licht van alle omstandigheden, waaronder het door Gemeente Huizen in acht te nemen zorgvuldigheidsbeginsel, in redelijkheid niet tot dit besluit heeft kunnen komen. [5] Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat van deze uitzondering sprake is. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.15.1.
Gemeente Huizen was niet van plan om de gemeentegrond te verkopen. De reden dat zij de gemeentegrond wil verkopen, is omdat Liander daartoe een verzoek heeft ingediend in verband met haar taak als regionaal netbeheerder om de elektriciteit in onder andere de gemeente Huizen te verzorgen. Dat verzoek van Liander berust op de aan Liander kenbaar gemaakte behoefte van buurtbewoners aan verzwaring van het elektriciteitsnet, onder meer vanwege de plaatsing van laadpalen.
4.15.2.
Gemeente Huizen wil ten behoeve van het algemene belang van een goed functionerend elektriciteitsnet de gemeentegrond aan Liander als de regionale netwerkbeheerder verkopen, zodat Liander daarop het trafostation kan plaatsen.
4.15.3.
Het is aannemelijk geworden dat Gemeente Huizen zorgvuldig heeft onderzocht of zij dit verzoek kan inwilligen en daarbij de relevante belangen heeft geïnventariseerd en afgewogen. Dat volgt uit het volgende.
a. Het is aannemelijk geworden dat Gemeente Huizen zorgvuldig heeft beoordeeld of er een noodzaak is voor het plaatsen van trafostation in de omgeving van de gemeentegrond. Liander heeft daarvoor een onderbouwing aan Gemeente Huizen gegeven. Die onderbouwing komt erop neer dat er behoefte bestaat aan meer netcapaciteit:
- omdat de huidige capaciteit onvoldoende ruimte biedt voor nieuwe aansluitingen en/of verzwaringen van de bestaande aansluitingen voor onder andere het kunnen plaatsen van laadpalen voor elektrische auto’s, het plaatsen van zonnepanelen, de overstap naar warmtepompen, - om het risico op overbelasting van het net (netcongestie) tegen te gaan.
Er zijn geen omstandigheden gebleken op grond waarvan Gemeente Huizen aan de juistheid van die onderbouwing had moeten twijfelen. Gemeente Huizen mocht daarom, anders dan [eiser e.a.] menen, op de door Liander gegeven onderbouwing afgaan.
b. Het is aannemelijk geworden dat Gemeente Huizen heeft onderzocht of er alternatieve locaties zijn voor de plaatsing van het door Liander gewenste trafostation. Liander heeft aan Gemeente Huizen laten weten binnen welk gebied het trafostation volgens haar moet worden geplaatst. Liander heeft Gemeente Huizen hiervoor een ‘zoekcirkel’ verstrekt. Binnen deze zoekcirkel zijn er drie locaties waarop het trafostation kan worden geplaatst.
Er zijn geen omstandigheden gebleken op grond waarvan Gemeente Huizen aan de juistheid van deze zoekcirkel moest twijfelen. Daarbij is van belang dat Liander de netbeheerder is en als netbeheerder verantwoordelijk is voor de plaatsing van trafostations. Liander is dus degene die deskundig is om te bepalen binnen welk gebied en op welke plekken het trafostation kan worden geplaatst. Het gaat er daarbij niet alleen om dat dit technisch, maar ook dat dit uit financieel oogpunt mogelijk is.
[eiser e.a.] voeren aan dat er ook buiten de zoekcirkel een geschikte locatie is voor de plaatsing van het trafostation, namelijk in de buurt van voetbalvelden waar in de toekomst twintig appartementen zullen worden gebouwd. Gemeente Huizen en Liander hebben dit gemotiveerd betwist. Zij hebben aangevoerd dat deze door [eiser e.a.] genoemde locatie ongeschikt is, omdat die te ver is verwijderd van de locatie waar de behoefte bestaat aan verzwaring van het elektriciteitsnetwerk. [eiser e.a.] hebben mede in het licht hiervan hun stelling onvoldoende gemotiveerd onderbouwd, zodat die stelling niet opgaat.
c. Het is aannemelijk geworden dat Gemeente Huizen aan de hand van de door Liander aangeleverde zoekcirkel zorgvuldig heeft onderzocht op welke van de drie mogelijke locaties het trafostation het beste kan worden geplaatst, en daarbij voldoende zorgvuldig de relevante belangen heeft geïnventariseerd en meegewogen. Gemeente Huizen heeft aangevoerd dat zij de voor- en nadelen van de drie locaties heeft afgewogen, en dat de locatie van de gemeentegrond (locatie 2 op de zoekcirkel) de meest geschikte locatie is. De locatie aan de noordkant van de [straat] en aan [straat] (locatie 1 op de zoekcirkel) is volgens Gemeente Huizen de minst geschikte locatie is, omdat het trafostation op die locatie zou staan voor de woningen aan een drukke doorgaande weg ( [straat] ) en pal in het zicht van deze drukke doorgaande weg. De locatie in de [straat] (locatie 3 op de zoekcirkel) is volgens Gemeente Huizen niet geschikt, omdat daar een boom zou moeten worden verwijderd en rekening zou moeten worden gehouden met reeds bestaande leidingen. Uit deze uitleg blijkt dat de Gemeente Huizen de keuze voor de locatie heeft gemaakt aan de hand van de beoordeling van de verkeersveiligheid, het voorkomen van het kappen van bomen, en het aanwezige leidingwerk. Deze aspecten zijn begrijpelijk. Het is niet gebleken dat Gemeente Huizen aan de hand van deze aspecten in redelijkheid niet tot de keuze voor de onderhavige locatie heeft kunnen besluiten.
d. Het is aannemelijk geworden dat Gemeente Huizen in dit geval niet verplicht was om de burgers te betrekken bij haar besluitvorming om de gemeentegrond alleen te verkopen voor het plaatsen van een trafostation. Weliswaar kan uit het zorgvuldigheidsbeginsel voortvloeien dat een gemeente de burgers bij haar besluitvorming moet betrekken. In dit geval hoefde Gemeente Huizen dat echter niet te doen omdat zij al voldoende zorgvuldig de belangen heeft geïnventariseerd en meegewogen. Het argument van [eiser e.a.] dat er in dit geval burgerparticipatie had moeten plaatsvinden gaat dus niet op.
e. Het is verder niet aannemelijk geworden dat, zoals [eiser e.a.] aanvoeren, de plaatsing van het trafostation op de gemeentegrond gezondheidsrisico’s (in de vorm van stralingsrisico’s) voor [eiser e.a.] meebrengt. [eiser e.a.] hebben dit standpunt niet gemotiveerd onderbouwd en dat had wel op hun weg gelegen.
4.15.4.
Het is, anders dan [eiser e.a.] aanvoeren, aannemelijk geworden dat de plaatsing van het trafostation op de gemeentegrond volgens het bestemmingsplan planologisch is toegestaan. Gemeente Huizen heeft dit gemotiveerd toegelicht en [eiser e.a.] hebben daartegen onvoldoende ingebracht.
4.16.
De conclusie is dat Gemeente Huizen in dit geval heeft mogen bepalen dat de gemeentegrond alleen wordt verkocht voor het plaatsen van een trafostation. Gemeente Huizen is dus niet verplicht om de gemeentegrond te verkopen voor het doel waarvoor [eiser e.a.] stellen de gemeentegrond te willen verwerven, namelijk het realiseren van een moestuin of het plaatsen van een bankje.
Inkadering mededingingsruimte
4.17.
Het doel waarvoor de gemeentegrond wordt verkocht (het plaatsen van een trafostation) kadert de mededingingsruimte die op grond van het gelijkheidsbeginsel moet worden geboden in. Er hoeven gelet op het doel waarvoor de gemeentegrond wordt verkocht alleen gelijke kansen te worden geboden om de gemeentegrond te verwerven voor het plaatsen van een trafostation op de gemeentegrond. Er hoeven geen gelijke kansen te worden geboden om de gemeentegrond te verwerven voor welk doel dan ook.
Tegenover [eiser e.a.] geen schending van de regel dat mededingingsruimte moet worden geboden4.18. [eiser e.a.] zijn niet in staat om op de gemeentegrond een trafostation te plaatsen. Dat hebben zij ook erkend. Dit brengt gelet op het voorgaande mee dat ten aanzien van [eiser e.a.] de regel dat mededingingsruimte moet worden geboden niet wordt geschonden. [eiser e.a.] kunnen immers niet meedingen naar de aankoop van de gemeentegrond.
Alleen gegadigden die technisch en financieel in staat zijn om een trafostation op de gemeentegrond te plaatsen kunnen naar die aankoop meedingen. [eiser e.a.] zijn met andere woorden, zoals Gemeente Huizen en Liander ook aanvoeren, geen (potentieel) gegadigden voor de aankoop van de gemeentegrond. Gemeente Huizen schendt door de uitgifte van de grond aan Liander het gelijkheidsbeginsel tegenover [eiser e.a.] niet. Daarmee komt de rechtbank niet meer toe aan een nadere toetsing van het handelen van de Gemeente Huizen aan de Didam regels zoals nader weer gegeven onder 4.5. onder punt 2.
Ten overvloede: Gemeente Huizen is terecht tot de conclusie gekomen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de aankoop van de gemeentegrond
4.19.
Ten overvloede. Indien de rechtbank het handelen van de Gemeente Huizen nader toetst aan de Didam regels zoals nader weergegeven onder 4.5 onder punt 2, dan is het ook aannemelijk geworden dat Gemeente Huizen terecht geconcludeerd heeft dat er maar een serieuze gegadigde is voor de aankoop van de gemeentegrond.
4.20.
De door Gemeente Huizen toegepaste criteria (zie 4.11.2) zijn namelijk objectief, toetsbaar en redelijk. Wat betreft het eerste criterium wordt nog het volgende overwogen. Dit eerste criterium houdt in dat de gegadigde technische en financiële bekwaamheid moet hebben om een trafostation te plaatsen op de te leveren gemeentegrond. Partijen verschillen van mening of dit een redelijk criterium is. Dat is het geval.
Dit criterium sluit naadloos aan op het doel waarvoor Gemeente Huizen de gemeentegrond wil verkopen en mag verkopen.
Het tweede criterium houdt in dat de gegadigde (Liander) al investeringen heeft gedaan. [eiser e.a.] heeft geen argumenten aangevoerd waarom dit geen objectief, toetsbaar en redelijk criterium zou zijn. De conclusie is dat Gemeente Huizen deze twee criteria had mogen gebruiken om te bepalen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de aankoop van de gemeentegrond.
Op basis van het doel van de verkoop en de gestelde criteria kan alleen Liander de grond kopen. Liander is immers de (enige) regionale netbeheerder in Gemeente Huizen. Het is ook voldoende aannemelijk dat Liander, zoals zij heeft toegelicht, al voorbereidende investeringen heeft gedaan voor de plaatsing van het trafostation op de gemeentegrond.
Andere gronden voor onrechtmatigheid4.21. [eiser e.a.] voeren dan nog een aantal andere gronden voor onrechtmatigheid aan. Zij voeren aan dat sprake is van onrechtmatig handelen, omdat Gemeente Huizen het door haar in acht te nemen zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door:
a. onvoldoende te onderzoeken of er een alternatieve locatie mogelijk is voor de plaatsing van het trafostation,
b. de burgers niet te betrekken bij de besluitvorming rondom de plaatsing van het trafostation,
c. de gemeentegrond te verkopen voor plaatsing van een trafostation, terwijl dit een gezondheidsrisico heeft.
Uit wat in 4.15.3. onder b tot en met e is overwogen, volgt al dat dit niet opgaat.
Slotsom4.22. De slotsom is dat de vorderingen van [eiser e.a.] moeten worden afgewezen.
4.23.
[eiser e.a.] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van Gemeente Huizen en Liander betalen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om, zoals door [eiser e.a.] verzocht, de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het argument dat [eiser e.a.] daarvoor aanvoeren, is dat zij door de weigerachtige houding van Gemeente Huizen om met hen in gesprek te gaan, genoodzaakt waren om dit kort geding te starten en daardoor door Gemeente Huizen op kosten zijn gejaagd. Dat argument is in iedere rechtszaak aan de hand. Daar waar partijen er niet uitkomen, resteert nu eenmaal de gang naar de rechter.
De proceskosten van Gemeente Huizen en Liander worden allebei begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00
4.24.
De door Gemeente Huizen en Liander gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.25.
De proceskostenveroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser e.a.] af,
5.2.
veroordeelt [eiser e.a.] tot betaling aan Gemeente Huizen van:
a. de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser e.a.] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
b. de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.3.
veroordeelt [eiser e.a.] tot betaling aan Liander van:
a. de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser e.a.] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
b. de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. onder 5.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en door mr. N.A.J. Purcell in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.
4374

Voetnoten

1.ook wel genoemd “trafostation”, “elektriciteitshuisje”, transformatorhuisje”, “trafohuisje”, “middenspanningsruimte” of “MSR”
2.Productie 2 van [eiser e.a.]
3.HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (eerste Didam arrest) en HR 15 november 2024,
4.De voorzieningenrechter begrijpt dat het om een dwangsom gaat en niet om zoals [eiser e.a.] in hun vordering vermelden een boete.
5.Zie Gerechtshof Den Haag, 18 juli 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1368