Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van 21 oktober 2024 met bijlagen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2], een vordering ingesteld tegen gedaagde voor een restantbedrag van € 1.918,40 voor stucwerkzaamheden die zijn uitgevoerd in het huis van gedaagde. Eiser is niet verschenen op de zitting, in de veronderstelling dat er een schikking was bereikt, terwijl gedaagde wel aanwezig was en het vonnis wenste. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser's gemachtigde, Juristu, niet tijdig heeft gecommuniceerd dat eiser akkoord was met het schikkingsvoorstel van gedaagde. Hierdoor heeft gedaagde zich voorbereid op de zitting en zijn schikkingsvoorstel ingetrokken.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde betwist dat er 117 uur aan stucwerkzaamheden is verricht, zoals eiser stelde. Gedaagde claimde dat er slechts 85 uur is gewerkt en dat hij al had betaald voor de gewerkte uren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser zijn vordering niet voldoende heeft onderbouwd, aangezien er geen gedetailleerde urenregistratie of berekening is overgelegd. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat gedaagde het restantbedrag van € 1.918,40 verschuldigd was.
De vordering van eiser is afgewezen, evenals de gevorderde wettelijke rente. Eiser is veroordeeld in de proceskosten, waarbij gedaagde, die in persoon procedeerde, recht heeft op een forfaitair bedrag voor reis- en verblijfskosten. De kantonrechter heeft de beslissing op 12 maart 2025 openbaar uitgesproken.