ECLI:NL:RBMNE:2025:937

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
589166
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor wijziging van het verblijf van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2025 een beschikking gegeven over de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2022. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om toestemming voor de wijziging van het verblijf van het kind naar een nieuw pleeggezin, nadat het kind eerder in een ander pleeggezin verbleef. De ouders van het kind waren het niet eens met dit verzoek, terwijl de eerdere pleegouders het verzoek steunden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI het kind op 25 februari 2025 had overgeplaatst naar het nieuwe pleeggezin zonder voorafgaande toestemming van de kinderrechter, maar dat er geen andere optie was gezien de omstandigheden. De eerdere pleegouders hadden aangegeven dat de plaatsing niet langer houdbaar was en de GI had met spoed een nieuw pleeggezin moeten vinden. De kinderrechter heeft de situatie zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de wijziging van verblijf in het belang van het kind was. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de wijziging direct van kracht is, ook als de ouders in hoger beroep gaan. De kinderrechter heeft de GI toestemming verleend om de verblijfplaats van het kind te wijzigen, waarbij het belang van het kind voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/16/589166 / JE RK 25-286
Datum uitspraak: 4 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over toestemming wijziging verblijfplaats
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
De Jeugd & Gezinsbeschermers, de GI,
gevestigd in [.] ,
over
[minderjarige]( [minderjarige (voornaam)] ), geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] .
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[belanghebbende 1], de moeder, en
[belanghebbende 2], de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A.J. Robbers,
[belanghebbende 3] en [belanghebbende 4], de eerdere pleegouders van [minderjarige (voornaam)] ,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 21 februari 2025;
  • het bericht met bijlage van de GI van 27 februari 2025;
  • de losse bijlagen van de ouders, ingediend op 27 februari 2025;
  • het bericht van de ouders met bijlagen van 28 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren was op 4 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders met waarnemend advocaat mr. M.C. Rosier;
  • [A] van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
In de beschikking van 10 augustus 2022 heeft de kinderrechter [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld.
2.3.
In de beschikking van 10 augustus 2022 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin verleend.
2.4.
In de beschikking van 23 juli 2024 heeft het hof de beschikking van 10 augustus 2022 bevestigd. In de overwegingen heeft het hof opgenomen dat de rechtbank het perspectiefbesluit niet had mogen beoordelen als ware dat een zelfstandig besluit.
2.5.
In de beschikking van de rechtbank van 16 oktober 2024 zijn de maatregelen voor het laatst verlengd. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 2 november 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 2 augustus 2025.
2.6.
De ouders zijn in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van 16 oktober 2024. De zitting bij het hof is op 6 maart 2025.
2.7.
[minderjarige (voornaam)] verbleef sinds 6 januari 2024 in een pleeggezin. Sinds 25 februari 2025 verblijft [minderjarige (voornaam)] in een nieuw perspectiefbiedend pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [minderjarige (voornaam)] naar het huidige pleeggezin en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De ouders zijn het niet eens met het verzoek van de GI.
4.2.
De eerdere pleegouders zijn het eens met het verzoek van de GI.

5.De beoordeling

De conclusie
5.1.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat [minderjarige (voornaam)] langer dan één jaar door de eerdere pleegouders werd verzorgd en opgevoed. [1] Daarom heeft de GI toestemming nodig om de verblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] te wijzigen. De kinderrechter verleent de GI die toestemming en legt hierna uit waarom.
De uitleg
5.2.
De kinderrechter kan het verzoek tot wijziging van de verblijfplaats alleen afwijzen als dit in het belang van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is. [2] De kinderrechter vindt niet dat dit hier het geval is.
5.3.
De GI heeft [minderjarige (voornaam)] op 25 februari 2025 overgeplaatst naar het nieuwe pleeggezin zonder toestemming van de kinderrechter. De kinderrechter begrijpt dat de ouders hier ontstemd over zijn, nu de GI [minderjarige (voornaam)] heeft overgeplaatst vóórdat de vereiste toestemming is verkregen. De kinderrechter begrijpt echter ook dat de GI in dit geval op deze manier heeft gehandeld. De eerdere pleegouders hebben begin december te kennen gegeven dat de plaatsing van [minderjarige (voornaam)] bij hen niet houdbaar was. De GI is toen op zoek gegaan naar een ander pleeggezin voor [minderjarige (voornaam)] . Nog diezelfde maand was er zicht op een ander pleeggezin. Dat bleek bij nader inzien, toen een overplaatsing al in zicht was, toch niet geschikt voor [minderjarige (voornaam)] . Ondertussen hebben de eerdere pleegouders aangegeven niet langer in staat te zijn om [minderjarige (voornaam)] te bieden wat hij nodig heeft en dat een overplaatsing spoed had. Inmiddels zorgden de pleegouders toen een jaar voor [minderjarige (voornaam)] en was toestemming van de kinderrechter voor overplaatsing dus nodig. Toen het huidige pleeggezin is gevonden en geschikt is bevonden, is op 21 februari 2025 een verzoek toestemming wijziging verblijf bij de rechtbank ingediend. Op 25 februari 2025 is [minderjarige (voornaam)] vervolgens overgeplaatst naar het nieuwe pleeggezin. De GI heeft daarmee voldoende onderbouwd dat zij met de rug tegen de muur stond. Daarmee heeft zij een goede weging gemaakt tussen dat wat er juridisch nodig was, en dat wat in het belang van [minderjarige (voornaam)] moest gebeuren.
5.4.
De kinderrechter erkent dat meerdere overplaatsingen in beginsel onwenselijk zijn voor een kind. Dat betekent echter niet dat een overplaatsing zonder meer niet kan. In dit geval was er simpelweg geen andere optie: [minderjarige (voornaam)] kon immers niet langer in het eerdere pleeggezin blijven. Voordat de eerdere pleegouders tot die conclusie kwamen is er hulpverlening ingezet in de vorm van psycho-educatie, extra begeleiding en een steungezin, gericht op behoud van de plaatsing. Dat heeft helaas onvoldoende geholpen. [minderjarige (voornaam)] had meer nodig dan de eerdere pleegouders hem konden bieden. Niemand heeft dat gewild of beoogd, toen [minderjarige (voornaam)] in dat pleeggezin werd geplaatst, zeker niet nu dat perspectiefbiedend was en zijn twee broertjes daar ook wonen. En toch zou het geen recht doen aan wat [minderjarige (voornaam)] nodig heeft om hem daar te laten blijven.
5.5.
De overplaatsing van [minderjarige (voornaam)] naar het nieuwe pleeggezin is rustig en goed verlopen. In het nieuwe pleeggezin is [minderjarige (voornaam)] het enige kind, wat past bij zijn behoeften en de ruimte die hij daarbij inneemt. Bovendien gaat het om een perspectiefbiedende plek. Verder is het positief dat de ouders tevreden zijn over de nieuwe pleegouders en dat er aandacht is voor het contact tussen [minderjarige (voornaam)] en zijn broertjes en tussen [minderjarige (voornaam)] en de eerdere pleegouders. Het siert de ouders dat zij ondanks het grote verdriet dat [minderjarige (voornaam)] niet bij hen woont, wel in staat zijn om te zeggen dat de pleegouders fijne mensen zijn, en dat zij de pleegouders bij de kennismaking hebben verteld over hun zoon, en de pleegouders (en [minderjarige (voornaam)] ) daarmee hebben geholpen bij de overplaatsing.
5.6.
De conclusie op grond van het voorgaande is dat het afwijzen van het verzoek niet noodzakelijk is in het belang van [minderjarige (voornaam)] . De kinderrechter verleent de GI dan ook toestemming om de verblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] te wijzigen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. De kinderrechter is van oordeel dat het belang van [minderjarige (voornaam)] bij behoud van zijn plek in het nieuwe pleeggezin nu zwaarder weegt dan het afwachten van het hoger beroep door de ouders. Dat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent de GI toestemming tot wijziging van het verblijf van [minderjarige (voornaam)] naar het huidige pleeggezin;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Verduijn als griffier, en op schrift gesteld op 5 maart 2025.

Voetnoten

1.Artikel 1:265i lid 1 Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 1:265i lid 2 Burgerlijk Wetboek