In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2025 een beschikking gegeven over de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2022. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om toestemming voor de wijziging van het verblijf van het kind naar een nieuw pleeggezin, nadat het kind eerder in een ander pleeggezin verbleef. De ouders van het kind waren het niet eens met dit verzoek, terwijl de eerdere pleegouders het verzoek steunden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI het kind op 25 februari 2025 had overgeplaatst naar het nieuwe pleeggezin zonder voorafgaande toestemming van de kinderrechter, maar dat er geen andere optie was gezien de omstandigheden. De eerdere pleegouders hadden aangegeven dat de plaatsing niet langer houdbaar was en de GI had met spoed een nieuw pleeggezin moeten vinden. De kinderrechter heeft de situatie zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de wijziging van verblijf in het belang van het kind was. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de wijziging direct van kracht is, ook als de ouders in hoger beroep gaan. De kinderrechter heeft de GI toestemming verleend om de verblijfplaats van het kind te wijzigen, waarbij het belang van het kind voorop staat.