Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- mail van [gedaagde] van 4 januari 2024 (15:05 uur).
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
Ondergetekende woont in de directe buurt van de woning en heeft daardoor een goed beeld van wat er gebeurt rondom het huis. De afgelopen jaren, en vooral de laatste maanden, heeft ondergetekende vrijwel geen activiteit gezin in of rond de woning. Er zijn geen tekenen van bewoning zoals licht in de avonduren, mensen, of beweging bij ramen en deuren. Het pand oogt onbewoond. Ondergetekende is er daarom van overtuigd dat de woning niet bewoond wordt door de huurder of iemand anders.’
Vanaf dat moment woonde mevrouw niet meer op de [adres] , zij sliep er niet meer en kwam af en toe post halen en was er ook overdag soms aanwezig.’
ha [D] , we komen vanaf vrijdag naast je wonen. waarschijnlijk tot juli. gezellig! om 14.00 komt [E] ons helpen met de bedden enzo. de bouw ligt stil door de vorst. goed gesprek met de baas/aannemer gehad. hopelijk gaan ze fouten herstellen en beter /lezen/ luisteren en kortsluiten. leerzaam maar slopend. naar de [adres] heb ik zin in doeg [gedaagde] .’
we komen vanaf vrijdag naast je wonen’. Als het alleen om [C] zou gaan, zou een andere formulering voor de hand hebben gelegen. Ook de laatste zin van het WhatsAppbericht duidt erop dat [gedaagde] op het moment van dat bericht zelf niet in de gehuurde woning woont: ‘
naar de [adres] heb ik zin in’. Dat betekent dat [gedaagde] vóór die terugkeer in verband met de verbouwing, niet in het gehuurde verbleef. Ook volgt uit het bericht dat [gedaagde] slechts tijdelijk zou terugkeren naar het gehuurde, namelijk ‘
waarschijnlijk tot juli’.