ECLI:NL:RBMNE:2025:923

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
UTR 25/640
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake openbaarmaking rapport door burgemeester Veenendaal

Op 5 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen Stichting Taubah en de burgemeester van de gemeente Veenendaal. Stichting Taubah had verzocht om een voorlopige voorziening om toegang te krijgen tot een rapport van een derde partij, dat door de burgemeester geheim was gehouden op basis van de Gemeentewet. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de belangen van de burgemeester en de derde partij zwaarder wegen dan die van Stichting Taubah. De voorzieningenrechter oordeelde dat de kwestie te complex is voor een voorlopige voorziening en dat een inhoudelijke beoordeling van de geheimhouding en de weigeringsgronden van de Wet open overheid (Woo) pas in een bodemprocedure kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter benadrukte dat het verstrekken van het rapport onomkeerbare gevolgen heeft en dat er een zorgvuldige afweging van belangen nodig is. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/640
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Stichting Taubah, uit Veenendaal, verzoekster

(gemachtigden: mr. E.B. van de Loo en mr. R. Beets),
en

de burgemeester van de gemeente Veenendaal

(gemachtigde: mr. R. Janssen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende], uit [vestigingsplaats]
(gemachtigde: mr. C.N. van der Sluis)

Inleiding

In 2018 heeft [derde belanghebbende] in opdracht van de gemeente Veenendaal een krachtenveldanalyse uitgevoerd van de lokale islamitische infrastructuur. Dit is door [derde belanghebbende] in een rapport neergelegd (het [derde belanghebbende] -rapport) en over dit rapport heeft op 8 februari 2019 een presentatie plaatsgevonden.
Op delen van het [derde belanghebbende] -rapport is door de burgemeester geheimhouding opgelegd op grond van de Gemeentewet. De burgemeester heeft vervolgens een versie van dit geheime [derde belanghebbende] -rapport met de gemeenteraad van Veenendaal gedeeld. Die versie bevat openbare delen, door de burgemeester weggelakte delen en delen die inzichtelijk zijn voor de gemeenteraad maar waarvan de burgemeester heeft verzocht aan de gemeenteraad daarop geheimhouding te leggen. Dat heeft de gemeenteraad gedaan. Er zijn dus drie versies van het [derde belanghebbende] -rapport ontstaan: a. een ongelakte versie bij de burgemeester; b. een deels (door de burgemeester) gelakte versie bij de gemeenteraad; en c. een (door de burgemeester en gemeenteraad) gelakte versie die is gepubliceerd op de website van de gemeente Veenendaal.
Stichting Taubah heeft verzocht om gedeeltelijke opheffing van deze geheimhouding en om gedeeltelijke openbaarmaking van het [derde belanghebbende] -rapport en de presentatie op grond van de Wet open overheid (Woo). Bij besluit van 2 januari 2025 heeft de burgemeester dit verzoek van Stichting Taubah afgewezen onder verwijzing naar de geheimhouding op grond van de Gemeentewet in samenhang met diverse weigeringsgronden van de Woo.
Op 15 januari 2025 heeft Stichting Taubah bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het bezwaarschrift heeft Stichting Taubah de burgemeester verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep. De burgemeester heeft deze instemming verleend. [1]
5. Op 21 januari 2025 heeft Stichting Taubah daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat in ieder geval zij direct over het ongelakte [derde belanghebbende] -rapport kan beschikken.
6. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Ook [derde belanghebbende] heeft een schriftelijke reactie ingediend.
7. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van Stichting Taubah en de gemachtigde van de burgemeester, samen met [A] (juridisch adviseur veiligheid van de gemeente Veenendaal). De gemachtigde van [derde belanghebbende] was verhinderd en daarom niet aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
9. De voorzieningenrechter stelt voorop dat Stichting Taubah op de zitting heeft aangegeven het liefst een onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak te willen, het zogeheten ‘kortsluiten’, maar dat zij hiervoor eigenlijk niet de mogelijkheden ziet. Ook de burgemeester heeft dit op de zitting beaamd. De voorzieningenrechter is dat met hen eens. De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak als nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. [2] Dat is hier niet zo. Er ligt in deze zaak een principiële en complexe vraag voor. De burgemeester en [derde belanghebbende] hebben zich bovendien in het kader van deze voorlopige voorzieningsprocedure enkel uitgelaten over het verzoek van Stichting Taubah om verstrekking van het [derde belanghebbende] -rapport aan haarzelf, op grond van artikel 5.5 van de Woo, en willen nog de mogelijkheid om in de hoofdzaak op het overige te reageren. De voorzieningenrechter doet daarom geen uitspraak in de hoofdzaak, maar alleen in de voorlopige voorzieningsprocedure.
10. Dit oordeel in de voorlopige voorzieningsprocedure beperkt de voorzieningenrechter tot een afweging van de belangen van partijen bij het al dan niet toewijzen van de voorlopige voorziening, zonder een voorlopig oordeel te geven over de rechtmatigheid van het besluit. De reden hiervoor is dat de vraag of het [derde belanghebbende] -rapport openbaar moet worden gemaakt dan wel verstrekt moet worden aan Stichting Taubah, te complex is om in deze procedure (voorlopig) over te oordelen. Het gaat in deze zaak onder meer om de nog niet eerder beantwoorde rechtsvraag wat de verhouding is tussen artikel 87 van de Gemeentewet en artikel 5.5 van de Woo. Zoals de voorzieningenrechter op de zitting heeft aangegeven is dat een vraag die geschikt is om door een meervoudige kamer af te doen. Daarnaast komt een (voorlopig) inhoudelijk oordeel over het besluit linksom of rechtsom neer op een beoordeling van de weigeringsgronden van de Woo/gronden voor geheimhouding. Als geheimhouding op grond van de Gemeentewet vóór toepassing van artikel 5.5 van de Woo zou gaan, dan moet de voorzieningenrechter beoordelen of die geheimhouding terecht is opgelegd. En als artikel 5.5 van de Woo zou prevaleren, dan moet de voorzieningenrechter een afweging maken tussen de belangen die met de weigering van de informatie zijn gediend uit hoofde van de Woo en de belangen van Stichting Taubah bij verstrekking. Dit gaat in deze zaak een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter te buiten.
10. Als de voorzieningenrechter naar de belangen van partijen kijkt, dan stelt zij vast dat het (spoedeisend) belang van Stichting Taubah bij het verkrijgen van het [derde belanghebbende] -rapport gelegen is in het krijgen van duidelijkheid over de inhoud ervan. Er is volgens Stichting Taubah sprake van onrechtmatig handelen van de gemeente Veenendaal jegens hen. In de lopende civiele procedure hierover staat op 21 maart 2025 een zitting gepland. Het is voor Stichting Taubah cruciaal om in die zaak het ongelakte rapport te kunnen overleggen omdat met name de zwartgelakte delen van het rapport het gestelde onrechtmatig handelen van de gemeente onderbouwen.
10. Daartegenover staan de belangen van de burgemeester en [derde belanghebbende] . Zij benadrukken beiden dat het verstrekken van het [derde belanghebbende] -rapport aan Stichting Taubah onomkeerbaar is. Dit kan niet meer ongedaan worden gemaakt, ook niet als in de hoofdzaak zou blijken dat die verstrekking onverplicht was. De burgemeester en [derde belanghebbende] stellen zich op het standpunt dat verstrekking niet zonder uitgebreide rechterlijke toetsing van de geheimhouding en de weigeringsgronden zou moeten gebeuren. [derde belanghebbende] benadrukt daarnaast ook nog het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van haar medewerkers die in het rapport worden genoemd.
10. De voorzieningenrechter vindt dat de belangen van Stichting Taubah bij het treffen van een voorlopige voorziening nu niet opwegen tegen de belangen van de burgemeester en [derde belanghebbende] bij het in stand laten van de huidige situatie. De voorzieningenrechter stelt voorop dat toewijzing van de voorlopige voorziening zou betekenen dat het [derde belanghebbende] -rapport (gedeeltelijk en in beperkte kring) openbaar wordt en dat is op zichzelf onomkeerbaar. Daarmee zou bovendien – zonder inhoudelijke toetsing of dat terecht is of niet – de geheimhouding die op het rapport rust worden doorkruist. Gelet hierop ligt toewijzing van de door Stichting Taubah gevraagde voorlopige voorziening niet direct voor de hand. Alleen als zij goed onderbouwde en dermate zwaarwegende belangen naar voren brengt, kan er aanleiding zijn om te bepalen dat aan die belangen meer gewicht moet worden toegekend dan aan de belangen van de burgemeester en [derde belanghebbende] .
10. Die aanleiding ziet de voorzieningenrechter niet. Stichting Taubah heeft uitgelegd dat haar spoedeisend belang gelegen is in de naderende civiele zitting. Dat deze zitting onder geen beding kan worden uitgesteld, is echter niet gebleken. Op de zitting is door partijen toegelicht dat zij samen hebben gekeken naar een mogelijke alternatieve datum voor de civiele zitting maar dat zij daar niet uit zijn gekomen. Er is (kennelijk) geen uitstel gevraagd aan de rechtbank. Dat Stichting Taubah de zaak liever niet uitstelt omdat zij al lang wacht op duidelijkheid vindt de voorzieningenrechter begrijpelijk, maar dat is onvoldoende om een (verregaande) voorlopige voorziening te treffen. Zoals partijen op de zitting ook hebben bevestigd is het voor de voortgang van de civiele zaak essentieel dat de bestuursrechter eerst een oordeel velt over de rechtmatigheid van de geheimhouding die op het [derde belanghebbende] -rapport rust.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter komt daarom tot de conclusie dat de belangen van de burgemeester en [derde belanghebbende] om in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak de huidige situatie te handhaven zwaarder wegen dan het belang van Stichting Taubah om in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak een afschrift van het (gedeeltelijke en ongelakte) [derde belanghebbende] -rapport te verkrijgen.
15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Artikel 8:86 van de Awb.