10. Dit oordeel in de voorlopige voorzieningsprocedure beperkt de voorzieningenrechter tot een afweging van de belangen van partijen bij het al dan niet toewijzen van de voorlopige voorziening, zonder een voorlopig oordeel te geven over de rechtmatigheid van het besluit. De reden hiervoor is dat de vraag of het [derde belanghebbende] -rapport openbaar moet worden gemaakt dan wel verstrekt moet worden aan Stichting Taubah, te complex is om in deze procedure (voorlopig) over te oordelen. Het gaat in deze zaak onder meer om de nog niet eerder beantwoorde rechtsvraag wat de verhouding is tussen artikel 87 van de Gemeentewet en artikel 5.5 van de Woo. Zoals de voorzieningenrechter op de zitting heeft aangegeven is dat een vraag die geschikt is om door een meervoudige kamer af te doen. Daarnaast komt een (voorlopig) inhoudelijk oordeel over het besluit linksom of rechtsom neer op een beoordeling van de weigeringsgronden van de Woo/gronden voor geheimhouding. Als geheimhouding op grond van de Gemeentewet vóór toepassing van artikel 5.5 van de Woo zou gaan, dan moet de voorzieningenrechter beoordelen of die geheimhouding terecht is opgelegd. En als artikel 5.5 van de Woo zou prevaleren, dan moet de voorzieningenrechter een afweging maken tussen de belangen die met de weigering van de informatie zijn gediend uit hoofde van de Woo en de belangen van Stichting Taubah bij verstrekking. Dit gaat in deze zaak een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter te buiten.
10. Als de voorzieningenrechter naar de belangen van partijen kijkt, dan stelt zij vast dat het (spoedeisend) belang van Stichting Taubah bij het verkrijgen van het [derde belanghebbende] -rapport gelegen is in het krijgen van duidelijkheid over de inhoud ervan. Er is volgens Stichting Taubah sprake van onrechtmatig handelen van de gemeente Veenendaal jegens hen. In de lopende civiele procedure hierover staat op 21 maart 2025 een zitting gepland. Het is voor Stichting Taubah cruciaal om in die zaak het ongelakte rapport te kunnen overleggen omdat met name de zwartgelakte delen van het rapport het gestelde onrechtmatig handelen van de gemeente onderbouwen.
10. Daartegenover staan de belangen van de burgemeester en [derde belanghebbende] . Zij benadrukken beiden dat het verstrekken van het [derde belanghebbende] -rapport aan Stichting Taubah onomkeerbaar is. Dit kan niet meer ongedaan worden gemaakt, ook niet als in de hoofdzaak zou blijken dat die verstrekking onverplicht was. De burgemeester en [derde belanghebbende] stellen zich op het standpunt dat verstrekking niet zonder uitgebreide rechterlijke toetsing van de geheimhouding en de weigeringsgronden zou moeten gebeuren. [derde belanghebbende] benadrukt daarnaast ook nog het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van haar medewerkers die in het rapport worden genoemd.
10. De voorzieningenrechter vindt dat de belangen van Stichting Taubah bij het treffen van een voorlopige voorziening nu niet opwegen tegen de belangen van de burgemeester en [derde belanghebbende] bij het in stand laten van de huidige situatie. De voorzieningenrechter stelt voorop dat toewijzing van de voorlopige voorziening zou betekenen dat het [derde belanghebbende] -rapport (gedeeltelijk en in beperkte kring) openbaar wordt en dat is op zichzelf onomkeerbaar. Daarmee zou bovendien – zonder inhoudelijke toetsing of dat terecht is of niet – de geheimhouding die op het rapport rust worden doorkruist. Gelet hierop ligt toewijzing van de door Stichting Taubah gevraagde voorlopige voorziening niet direct voor de hand. Alleen als zij goed onderbouwde en dermate zwaarwegende belangen naar voren brengt, kan er aanleiding zijn om te bepalen dat aan die belangen meer gewicht moet worden toegekend dan aan de belangen van de burgemeester en [derde belanghebbende] .
10. Die aanleiding ziet de voorzieningenrechter niet. Stichting Taubah heeft uitgelegd dat haar spoedeisend belang gelegen is in de naderende civiele zitting. Dat deze zitting onder geen beding kan worden uitgesteld, is echter niet gebleken. Op de zitting is door partijen toegelicht dat zij samen hebben gekeken naar een mogelijke alternatieve datum voor de civiele zitting maar dat zij daar niet uit zijn gekomen. Er is (kennelijk) geen uitstel gevraagd aan de rechtbank. Dat Stichting Taubah de zaak liever niet uitstelt omdat zij al lang wacht op duidelijkheid vindt de voorzieningenrechter begrijpelijk, maar dat is onvoldoende om een (verregaande) voorlopige voorziening te treffen. Zoals partijen op de zitting ook hebben bevestigd is het voor de voortgang van de civiele zaak essentieel dat de bestuursrechter eerst een oordeel velt over de rechtmatigheid van de geheimhouding die op het [derde belanghebbende] -rapport rust.