ECLI:NL:RBMNE:2025:921

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
589334 / HA RK 25-33
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure met herhaalde verzoeken

Op 4 maart 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van verzoekster, die voor de derde keer een wrakingsverzoek had ingediend tegen mr. D.C.P.M. Straver, de behandelend rechter in de hoofdzaak. Verzoekster had eerder twee wrakingsverzoeken ingediend, waarvan het eerste op 18 februari 2025 ongegrond werd verklaard en het tweede op 25 februari 2025 niet-ontvankelijk. De wrakingskamer heeft besloten om het verzoek van verzoekster kennelijk ongegrond te verklaren en haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat de gewraakte rechter niet verplicht is om op alle punten van het wrakingsverzoek te reageren en dat het uitblijven van een reactie op bepaalde onderdelen geen reden voor wraking vormt. Bovendien heeft de wrakingskamer een wrakingsverbod opgelegd aan verzoekster om te voorkomen dat zij de behandeling van de hoofdzaak verder vertraagt. Dit besluit is genomen om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen, aangezien verzoekster al drie keer een wrakingsverzoek had ingediend in dezelfde zaak, die allemaal ongegrond waren verklaard.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 589334 / HA RK 25-33
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 4 maart 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats] ,
(hierna: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 25 februari 2025 mr. D.C.P.M. Straver gewraakt. Mr. Straver (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Verzoekster heeft al eerder twee wrakingsverzoeken in de hoofdzaak ingediend. Het eerste wrakingsverzoek is op 18 februari 2025 door de wrakingskamer ongegrond verklaard en het tweede wrakingsverzoek is op 25 februari 2025 niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen. De mondelinge behandeling van de hoofdzaak vond plaats op 31 januari 2025. Verzoekster diende vervolgens haar eerste wrakingsverzoek in op 1 februari 2025. In dit verzoek heeft verzoekster de rechter onder meer verweten dat zij op de mondelinge zitting van 31 januari 2025 verweersters niet om bewijs heeft gevraagd op welke datum en door welke persoon een Overeenkomst van Opdracht met de handtekening van [naam] B.V. per e-mail aan verzoekster is overgelegd. Op 5 februari 2025 heeft de rechter schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. In deze reactie is de rechter niet ingegaan op dit verwijt van verzoekster. Volgens verzoekster hebben de leden van de wrakingskamer hierdoor beslissingen genomen die lijken te zijn beïnvloed door de verzuimde reactie van de rechter. Verzoekster stelt dat het uitblijven van de reactie van de rechter op dit punt wijst op partijdigheid en dat dit dat haar recht op een eerlijk proces en de objectiviteit van de rechter aantast.

3.De beoordeling

Het toetsingskader
3.1.
In artikel 36 Rv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt dus in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij/zij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij/zij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij/zij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
3.3.
Op grond van het Wrakingsprotocol Rechtbank Midden-Nederland [1] kan de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting meteen afwijzen of niet-ontvankelijk verklaren, als het verzoek kennelijk ongegrond is.
Het oordeel van de wrakingskamer
4. Verzoekster heeft voor de derde keer een wrakingsverzoek ingediend. Het laatste verzoek is gedaan omdat de rechter in haar schriftelijke reactie op het eerste wrakingsverzoek niet op alle punten in dat verzoek is ingegaan. Voor de beoordeling is van belang dat een gewraakte rechter geen partij is bij een wrakingszaak. Een rechter hoeft zich dan ook niet te verdedigen tegen een wrakingsverzoek en hij/zij kan zich onthouden van het geven van een mening over de ontvankelijkheid en gegrondheid van het wrakingsverzoek. Wel verstrekt hij/zij informatie aan de wrakingskamer. [2] Gelet hierop hoefde de rechter niet te reageren op alle onderdelen van het wrakingsverzoek van 1 februari 2025. Dat zij in haar reactie niet op alle onderdelen heeft gereageerd is daarom geen reden voor wraking. Het wrakingsverzoek is om die reden kennelijk ongegrond en de wrakingskamer zal het verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Wrakingsverbod
5. De wrakingskamer ziet aanleiding om een wrakingsverbod aan verzoekster op te leggen, op grond van artikel 39, vierde lid, Rv.
5.1.
Dit betekent dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de procedure met zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 niet in behandeling wordt genomen. De reden hiervan is dat moet worden voorkomen dat verzoekster de behandeling van de hoofdzaak (verder) vertraagt door opnieuw een wrakingsverzoek in te dienen. Verzoekster heeft nu al drie keer een wrakingsverzoek in dezelfde zaak en tegen dezelfde rechter ingediend, die geen van alle gegrond zijn verklaard. Deze verzoeken hebben geleid tot onredelijke vertraging van de behandeling van de hoofdzaak. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekster het wrakingsmiddel hiermee misbruikt.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
6.1.
verklaart verzoekster niet ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
6.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
6.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met het zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
6.4.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak met het zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is genomen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, en mr. D. Wachter en mr. I.L. Gerrits, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. N.S. Stekkel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025.
de griffier mr. D. Wachter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 4.2 onder f.
2.Artikel 4.7 van het Wrakingsprotocol Rechtbank Midden-Nederland.