ECLI:NL:RBMNE:2025:919
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure met verplichte procesvertegenwoordiging
Op 19 februari 2025 ontving de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek van verzoekster, gericht tegen de rechter in de hoofdzaak met kenmerk 586603 / HA ZA 25-21. De wrakingskamer heeft verzoekster per brief geïnformeerd dat het verzoek ondertekend diende te worden door een advocaat, aangezien in de hoofdzaak verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Verzoekster kreeg tot 26 februari 2025 de tijd om dit verzuim te herstellen, maar heeft niet gereageerd.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ondertekend was door een advocaat, wat noodzakelijk is in procedures met verplichte procesvertegenwoordiging. Aangezien verzoekster niet binnen de gestelde termijn een geldig verzoek heeft ingediend, heeft de wrakingskamer besloten dat verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking. Hierdoor was er geen noodzaak voor een mondelinge behandeling.
In de beslissing van 28 februari 2025 verklaart de wrakingskamer verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek en draagt de griffier op om deze beslissing te communiceren aan de betrokken partijen. De procedure in de hoofdzaak met zaaknummer 586603 / HA ZA 25-21 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, zoals vermeld in het Wrakingsprotocol van de rechtbank.