ECLI:NL:RBMNE:2025:903

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
11350289 \ AC EXPL 24-2521
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten van pallets in koopovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, een B.V., een koopovereenkomst gesloten met gedaagde, waarbij gedaagde goederen heeft besteld. Er ontstond een geschil over de betaling van de kosten van vier pallets waarop de goederen waren geleverd. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde ook de kosten van de pallets moest betalen, omdat deze gelijktijdig met de goederen zijn geleverd en niet zijn geretourneerd. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe, inclusief de wettelijke handelsrente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen. De uitspraak werd gedaan op 26 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11350289 \ AC EXPL 24-2521
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Golstein Juridisch Advies,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek met productie 7;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

Partijen hebben met elkaar een koopovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] goederen heeft besteld bij [eiseres] . Partijen zijn verdeeld over de vraag of [gedaagde] ook de kosten van de vier pallets, waar de goederen op stonden, moet betalen. De kantonrechter komt hierna tot de conclusie dat [gedaagde] deze kosten ook moet betalen. De vordering van [eiseres] zal daarom worden toegewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] in april 2024 goederen heeft besteld bij
[eiseres] . Ook staat vast dat de bestelde goederen zijn geleverd aan klanten van [gedaagde] , te weten de heer [A] en mevrouw [B] en dat deze goederen ten tijde van de levering op vier pallets stonden. De factuur van € 5.760,47 inclusief btw heeft [gedaagde] betaald, op een bedrag van € 106,60 na.
[gedaagde] moet (ook nog) de kosten van de pallets van € 106,60 aan [eiseres] betalen
3.2.
Volgens [gedaagde] zijn de vier pallets, waar de goederen ten tijde van de levering op stonden, niet achtergebleven, zodat hij daarvoor ook niet hoeft te betalen. [gedaagde] wordt niet gevolgd in dit standpunt. [eiseres] heeft namelijk aan de hand van een ondertekende verklaring van de heer [A] en mevrouw [B] onderbouwd gesteld dat de goederen van de levering op vier pallets stonden én dat deze pallets ook zijn achtergebleven. Zo verklaren de heer [A] en mevrouw [B] : “
Tijdens de levering op ons adres (…) zijn tevens vier pallets meegeleverd waar de goederen op stonden. Deze pallets niet door [eiseres] B.V. retour genomen, maar zijn bij ons achtergelaten (…). In de avond heb ik, [A] met een pompwagen de pallets verder in de schuur gereden.” De kantonrechter gaat uit van de juistheid van deze verklaring. [gedaagde] heeft namelijk enkel in zijn algemeenheid aangevoerd dat die verklaring niet klopt en dat is niet voldoende om de juistheid ervan in twijfel te trekken. Dat [gedaagde] op het moment van aflevering telefonisch contact met de chauffeur heeft gehad over de plaats waar de goederen konden staan en over de wijze van aflevering heeft hij niet onderbouwd met een overzicht van de belgeschiedenis van zijn telefoon of een verklaring van de betreffende chauffeur. Ook heeft hij niet (met bijvoorbeeld een foto) onderbouwd dat de materialen afgestapeld (zonder pallets) zijn geleverd. Dit had wel op zijn weg gelegen, gelet op de verklaring die is overgelegd en waaruit het tegenovergestelde blijkt. Dat op de – bij de verklaring – overgelegde foto slechts drie pallets zichtbaar zijn, doet verder aan de inhoud van die verklaring niets af en het standpunt van [gedaagde] dat de pallets op die foto zien op een andere levering is opnieuw niet onderbouwd. Omdat [gedaagde] zijn standpunt onvoldoende heeft onderbouwd, wordt hij hierin niet gevolgd. Hiermee komt vast te staan dat de pallets tegelijk met de goederen zijn achtergebleven. Dit betekent dat er voor de levering van de pallets, waarvan niet is gebleken dat deze op enig moment zijn geretourneerd, een betalingsverplichting bestaat voor [gedaagde] . De hoofdsom van € 106,60 zal daarom worden toegewezen.
De wettelijke handelsrente over de hoofdsom is toewijsbaar
3.3.
Niet ter discussie staat dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] kwalificeert als een handelsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6:119a BW. Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente heeft [gedaagde] geen afzonderlijk verweer gevoerd. De door [eiseres] gevorderde wettelijke handelsrente vanaf de verzuimdatum (te weten 14 dagen na de aanvang van de dag, volgend op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen) is toewijsbaar.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 40,00
3.4.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 80,00. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De vordering van € 80,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 40,00 bij € 106,60 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom een bedrag van € 40,00 toe.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.5.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
343,54

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 146,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 106,60, vanaf 14 dagen na de aanvang van de dag, volgend op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 343,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.