ECLI:NL:RBMNE:2025:898

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
16.048271.24 en 18.043396-22 (tul) (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nachtelijke woningoverval met geweld tegen hoogbejaarde slachtoffers

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval op 10 februari 2024. De overval vond plaats in de woning van twee hoogbejaarde slachtoffers, 88 en 91 jaar oud, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van diefstal met geweld, bedreiging van een politieagent en mishandeling van zijn toenmalige vriendin. Tijdens de rechtszittingen, die plaatsvonden op verschillende data in 2024, heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de woning was binnengekomen en de slachtoffers had mishandeld om hun bezittingen te stelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de ernst van de feiten. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de overval schade hadden geleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook verantwoordelijk was voor de mishandeling van zijn vriendin, wat de strafmaat verhoogde. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten tegen kwetsbare personen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.048271.24 en 18.043396-22 (tul) (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2024, 31 juli 2024, 17 september 2024, 3 december 2024 en 18 februari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.J.H.M. de Crom, advocaat te Maastricht naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen mr. M.T. Spetter namens de erven van de benadeelde partije [slachtoffer 1] en de benadeelde partij [slachtoffer 2] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 10 februari 2024 in [plaats 1] , samen met anderen, in de nacht heeft ingebroken in de woning aan de [adres] en aldaar met geweld twee mobiele telefoons en een laptop heeft weggenomen van de bewoners;
feit 2
op 11 februari 2024 in [plaats 1] hoofdagent [A] verbaal heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling;
feit
3
in de periode van 18 december 2023 tot 2 februari 2024 in [plaats 1] [slachtoffer 3] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen:
- het onder feit 1 ten laste gelegde;
- het onder feit 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje;
- het onder feit 3 ten laste gelegde.
De standpunten van de officier van justitie worden, voor zover van belang voor de beoordeling, besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde omdat verdachte niet in de woning is geweest. Subsidiair is partieel vrijspraak bepleit van het medeplegen van de strafverzwarende geweldscomponent. Verdachte was de tipgever en is op voorverkenning geweest, maar hij was in de veronderstelling dat er een woninginbraak gepleegd zou worden terwijl de bewoners niet thuis waren en wist niet dat een van de medeverdachten kennelijk besloten had een vuurwapen mee te nemen naar de woning. Verdachte had dus geen (voorwaardelijk) opzet op het gebruik van geweld bij de woninginbraak. De raadsvrouw heeft zich bij dit subsidiair ingenomen standpunt gerefereerd ten aanzien van het medeplegen van de woninginbraak.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde partieel vrijspraak bepleit voor de gedachtestreepjes 3, 4 en 6. Die uitingen bieden geen aanknopingspunten dat bij betrokkene in redelijkheid de vrees voor enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel zware mishandeling, zou kunnen ontstaan.
De raadsvrouw heeft zich voor de overige gedachtestreepjes (1, 2 en 5) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat de verklaringen van [slachtoffer 3] onbetrouwbaar zijn. Haar verklaringen over de mishandeling komen niet overeen met het letsel zoals dat uit de letselbeschrijvingen naar voren komt en het letsel kan ook op een andere manier worden verklaard. Steunbewijs voor mishandeling door verdachte ontbreekt en [slachtoffer 3] heeft in een tapgesprek aangegeven dat zij de aangifte weer wil intrekken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op zaterdag 10 februari 2024 werd [slachtoffer 3] als verdachte aangehouden voor heling. [slachtoffer 3] was de vriendin van verdachte.
Bij de aanhouding werd een Samsung telefoon inbeslaggenomen. Bij verder technisch onderzoek van de Samsung telefoon is de volgende informatie door mij aangetroffen.
- Foto's van telefoon met daarop een gesprek. Ik herken de applicatie waarmee het gesprek gevoerd is als Snapchat. Ik herken de knoppen onder in het scherm als de knoppen van een Nokia telefoon. Uit het technisch onderzoek is gebleken dat de foto's genomen zijn met de Samsung telefoon. De foto's zijn genomen tussen zaterdag 10-02-2024 om 12:08:38 uur en zaterdag 10-02-2024 om 12:10:50 uur. Op de foto's is te zien dat het gesprek grotendeels op vrijdag 09-02-2024 heeft plaatsgevonden. Hierin is te zien dat de volgende gebruikers deelnemen aan het
gesprek.
o Het account van de telefoon, " [gebruiker 1] " genoemd.
o [gebruiker 2]
o [gebruiker 3]
o [gebruiker 4]
Uit technisch onderzoek van de Nokia is gebleken dat dit gesprek op deze telefoon heeft plaatsgevonden en dat het gebruikte snapchat account van [verdachte] is. [2]
[slachtoffer 3] heeft in haar verhoor bij de politie verklaard:
V: Wie is de gebruiker [gebruiker 1] in de chat?
A: Dat is hij zelf.
V: Is dat [verdachte (voornaam)] .
A: Ja. [3]
In het dossier zitten foto’s van de screenshots van berichten op Snapchat die aangetroffen zijn op de telefoon van [slachtoffer 3] : Op de foto’s is te zien dat het gesprek grotendeels op 9 februari 2024 heeft plaatsgevonden.
(tijd onbekend) [gebruiker 1] :
"1 brakkie in een grote osso je gaat daar voor 2rolexen heen wat erbij gepakt wordt is bij zaak. Weet iedergeval die roleys Zinn daar"
(tijd onbekend) [gebruiker 1] :
"die brakkie is duizend procent ma ze kunne wel osso zijn s gewn gezin"
(tijd onbekend) [gebruiker 1] :
"Ma moet weten jullie komen of komen niet"
om 20:47 uur [gebruiker 2] :
"Als die ding zeker is ik ga niet voor saus naar daar"
om 20:48 uur [gebruiker 1] :
"K ga nu [.] . Alsveerst die guy late belle. Nunu. Ben daarval voor haar huis"
om 20:48 uur [gebruiker 2] :
"Doe snel wat we pakken rond 10 uur trien"
om 20:48 uur [gebruiker 1] :
"See"
om 20:54 uur [gebruiker 2] :
"Wat is die adres"
(tijd onbekend) [gebruiker 2] joined the call
(tijd onbekend) [gebruiker 1]
"Bro wacht effe heb zelf 3opties vnv deze zouden plantage moete zijn heb als tip gekregen ga nu zo na die osso van vnv. Ben deze effe checke. Ga nu na balkon. Zoude 2huizen moeten zijn effe kijke en
(tijd onbekend) ... [gebruiker 2] :
"...aar heb je daar iets. P of zo"
(tijd onbekend) [gebruiker 1] :
"Die anders osso die ik zei is op 5min afstand. Geen p bij mij nu was niet voorbereid heb in [plaats 2] niet vragen nu als"
om 21:47 uur [gebruiker 1] :
"Denk die mensen zijn Niet osso. Ben aan het wachten om die voortuin in te gaan. Ma ziet er donker uit filmpjesnko komen eraan"
om 22:06 uur [gebruiker 1] : [gebruiker 1] stuurt een filmpje. (Toelichting verbalisant: Ambtshalve is mij bekend dat een paars pijltje bij een snapchat bericht betekent dat het een filmpje betreft.)
om 22:06 uur [gebruiker 1] :
"Je gaat niks zien is [.] donker. Zitte allemaal bomen omheen En kan geen flist. Die mensen zijn Niet osso die Buren wel ma die huis ligt Niet aan Hun huis vast snapje is
Los van elkaar 40 stappen zo. Ik kijk nu [.] had nog Niet gezien."
om 22:12 uur [gebruiker 2] :
"Denk er zijn daar over een iur"
om 22:29 uur [gebruiker 2] :
"Kom je ons ophalen bij station"
om 22:34 uur [gebruiker 1] : [gebruiker 1] stuurt een afbeelding. (Toelichting verbalisant: Ik herken de website als de website van [.] .nl)
om 22:34 uur [gebruiker 1] :
"Dit s 1 van de treinen terug voor jullie. Dan s die safe alvast"
om 23:05 uur [gebruiker 2] :
"Je hebt p geregeld toch
om 23:05 uur [gebruiker 1]
: " die man van die op djunta is als die klaar is geeft die me p terug""
Een verbalisant merkt bij het gesprek het volgende op:
Ambtshalve zijn mij de volgende betekenissen van woorden bekend:
"Osso" betekent huis
"Brakkie" betekent braak of inbraak
"Roleys" betekent Rolex of Rolexen
"Vnv" betekent vanavond
"Voor saus" betekent "voor niets" [4]
"Gewn" betekend gewoon
"p" wordt gebruikt om een pistool of vuurwapen aan te duiden.
In het gesprek zegt " [gebruiker 1] " over een mogelijkheid van het uitvoeren van een inbraak waarbij
Twee rolexen buit gemaakt kunnen worden. " [gebruiker 1] " is er zeker van dat de rolexen daar
aanwezig zijn en geeft aan dat de bewoners wel thuis kunnen zijn. Hierna wordt gevraagd of
de andere deelnemers van het gesprek wel of niet komen. " [gebruiker 2] " reageert hierop dat
hij alleen komt als " [gebruiker 1] " er zeker van is. Daarna zegt " [gebruiker 2] " het volgende "we
pakken rond 10 uur trien" en vraagt daarna om het adres. " [gebruiker 1] " zegt dat hij nog een optie heeft,
vermoedelijk voor een inbraak/overval, betreffende een plantage. Hierna zegt hij dat hij gaat
kijken bij de woning.
Een gebruiker met de naam eindigend op " [gebruiker 2] " vraagt aan " [gebruiker 1] " of hij een vuurwapen
heeft. " [gebruiker 1] " reageert hierop dat hij geen vuurwapen bij zich heeft maar er wel eentje in
[plaats 2] heeft. " [gebruiker 1] " zegt dat hij vermoedt dat de bewoners niet thuis zijn en dat hij wacht
om de voortuin in te gaan. Hierna beschrijft hij dat er allemaal bomen om de woning staan,
dat de buren wel thuis zijn en dat het huis van de buren op ongeveer 40 stappen afstand ligt.
" [gebruiker 1] " stuurt een afbeelding van de reisplanner [.] waarin hij zoekt naar treinen die
vertrekken vanaf [plaats 1] station. Deze afbeelding is teruggevonden in het technisch
onderzoek van de Nokia telefoon van medeverdachte [verdachte] . " [gebruiker 2] " vraagt
aan " [gebruiker 1] " of hij een vuurwapen geregeld heeft. [5]
De verbalisant schrijft op dat opvalt dat het huis van aangever omgeven is met bomen en
begroeiing en dat de huizen vrij dicht bij elkaar staan.
Verdachte heeft tegenover de politie onder meer het volgende verklaard:
“Als jullie de camerabeelden van de [straat] bekijken zien jullie mij met twee andere personen op beeld. Dat zijn twee mannen. Deze twee mannen hebben de overval gepleegd.” [6]
“We zitten hier omdat jij via je advocaat hebt aangegeven ons in je telefoon een snapchat
account te laten zien van iemand die als dader betrokken is bij de overval waarvan jij wordt
verdacht. Wij hebben je telefoon, een Nokia meegenomen en geven je bij deze gelegenheid
de account te tonen. O: Jij toont ons nu drie namen. Om welke gaat het?
A: het gaat om de onderste twee namen
De eerste is : [gebruiker 3]
De tweede: [gebruiker 2]
V. Wat kun je nog meer over deze persoon zeggen?
A: Ik weet dat [medeverdachte (voornaam)] (de rechtbank constateert: de voornaam van medeverdachte [medeverdachte] )
vast zit. Ik weet geen achternaam van [medeverdachte (voornaam)] . Ik weet ook niet welke van de twee accounts
van [medeverdachte (voornaam)] is”. [7]
Op de camerabeelden van het appartementencomplex [straat] – destijds de verblijfplaats van verdachte – zijn op 10 februari 2024 tussen 00:49:20 en 00:55:11 uur [8]
en tussen 01:20:15 en 01:36:44 uur drie personen te zien. [9]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 10 februari 2024 omstreeks 4:30 uur in aanraking geweest met de politie. Verdachte was op dat moment gekleed in een zwarte hoodie, blauwe trainingsbroek, zwarte handschoenen en hij droeg zwarte schoenen. Het viel verbalisanten op dat [verdachte] hevig aan het zweten was. [10]
[medeverdachte] was gekleed in een zwarte hoodie, zwarte trainingsbroek, had witte schoenen en droeg zwarte handschoenen. Verdachte verklaarde dat hij handschoenen droeg omdat hij het koud had maar de politie vonden dat vreemd omdat hij hevig zweette. [11]
In de aangifte, gedaan door de heer [slachtoffer 1] , mede namens zijn echtgenote [slachtoffer 2] , staat onder meer het volgende vermeld:
"Ik wil aangifte doen van een overval op mijn woning op de [adres] te [plaats 1] . Op 10 februari 2024, omstreeks 1:10 uur, ging ik naar het toilet. Toen ik uit mijn bed stapte stonden er ineens twee grote mannen voor mij in mijn slaapkamer. Ik zag dat een van de twee daders iets in zijn hand had. Ik heb niet gezien wat dit was. Beide begonnen op mij in te slaan bij mijn gezicht. Toen zag ik dat ze mijn mobiele telefoon en die van mijn vrouw van de snoeren los maakten en wegrenden de trap af. Ik zag op de grond in mijn slaapkamer een patroonhouder liggen van een wapen en dat alle kogels er nog in zaten.
Beide mannen waren helemaal in het zwart gekleed, droegen handschoenen en hadden een bivakmuts op. Ze waren lang. Ik denk ongeveer 1.90 lang. Ze hadden handschoenen aan. [12] Ik heb ook een klap op mijn ribben gehad. Wij zagen dat het keukenraam openstond en dat ze via de keukenraam de woning binnen zijn gekomen. Ze hebben ook mijn laptop weggenomen.” [13]
In de geneeskundige verklaring van de huisarts wordt, met betrekking tot het onderzoek van [slachtoffer 1] op 10 februari 2024, onder meer het volgende vermeld:
uitwendig waargenomen letsel:meerdere blauwe plekken in het gezicht, bloedend wondje linkerwang, dikke bovenlip met schaafwondje;
geschatte duur van de genezing:enkele weken. [14]
Uit onderzoek van de plaats delict blijkt onder meer het volgende:
“Als je in de keuken staat zie je aan je rechterzijde een raam. Deze stond open en als je door het raam klimt dan sta je in de tuin. [15] Ik zag een schoenafdruk op de vensterbank.
De politie heeft een tap aangesloten op het telefoonnummer [telefoonnummer] van de weggenomen mobiele telefoon. Op 10 februari 2024 om 8:18:31 uur kreeg het telefoonnummer een dataverbinding met de cell-id aan de [straat] te [plaats 1] . Het telefoonnummer was gekoppeld aan de Samsung telefoon van [slachtoffer 3] . [16] Als de politie [slachtoffer 3] vraagt hoe de simkaart van het slachtoffer in de telefoon van [slachtoffer 3] terecht is gekomen, verklaart [slachtoffer 3] dat verdachte dat heeft gedaan toen hij in de nacht van vrijdag op zaterdag was thuis gekomen. [17] Ook heeft [slachtoffer 3] tegenover de politie verklaard dat verdachte het simkaartje door het toilet heeft gespoeld. [18]
De politie heeft de weggenomen laptop teruggevonden (onder een plafondplaat in de hal) in het appartementencomplex aan de [straat] te [plaats 1] [19] en aangever heeft deze laptop als zodanig herkend. [20]
Er is een vingerafdruk van verdachte aangetroffen bij het dactyloscopisch onderzoek van de weggenomen laptop. [21]
Bewijsoverwegingen
Medeplegen van de woningoverval
De rechtbank is van oordeel dat verdachte samen met de andere daders betrokken is geweest bij de woningoverval en dat zijn rol niet – zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard – beperkt is gebleven tot het vooraf verkennen van de woning voor een woninginbraak door de anderen. De rechtbank merkt op dat verdachte zijn verklaring over zijn (beperkte) betrokkenheid bij de woningoverval pas heeft afgelegd nadat het dossier grotendeels gereed was, zodat niet kan worden uitgesloten dat hij bij het afleggen van zijn verklaring rekening heeft gehouden met de belastende feiten en omstandigheden die op dat moment bekend waren. Dit doet op voorhand afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het idee om in te breken van verdachte afkomstig was, dat hij de tip had gekregen dat er Rolexen in de woning zouden liggen, dat de woning bij hem in de buurt was terwijl de anderen daarvoor met de trein naar [plaats 1] moesten reizen en dat hij kort voor de overval aan de medeverdachten heeft laten weten dat hij zijn “p” (hetgeen de rechtbank evenals de politie interpreteert als ‘pistool’) nog van een ander persoon verwachtte terug te krijgen. Ook is verdachte samen met de andere daders kort voor en kort na de woningoverval op de camerabeelden van het appartementencomplex aan de [straat] (waar de woning van de toenmalige vriendin van verdachte gelegen is) te zien, is de weggenomen laptop op de [straat] aangetroffen, stonden er vingerafdrukken van verdachte op de laptop en is het op basis van de verklaring van [slachtoffer 3] aannemelijk dat verdachte de simkaart van de weggenomen telefoon die avond heeft gebruikt en door de wc heeft gespoeld. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de politie verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van 10 februari 2024 omstreeks 4:30 uur onder verdachte omstandigheden op straat heeft gecontroleerd (pagina 136 en 137), waarbij de omschrijving van verdachte overeenkomsten vertoont met het signalement van de daders van aangever.
Verder zijn bij de doorzoeking van de woning aan de [straat] onder meer twee roze handschoenen en een bivakmuts in beslag genomen (pagina 103-104) en zijn op deze handschoenen DNA-sporen (bloed) van aangever [slachtoffer 1] aangetroffen (pagina 675-679). Ook heeft [slachtoffer 3] , de toenmalige vriendin van verdachte, verklaard dat zij verdachte in de nacht van 10 februari 2024 met een wapen in haar woning aan de [straat] heeft gezien (pagina 259), dat verdachte in die nacht thuis kwam met een tas met kleding en handschoenen en dat zij, toen zij de kleding wilde wassen, in één van de jaszakken een zakje kogels of patronen heeft gevonden (pagina 44).
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is uiteengezet van oordeel dat er sprake is geweest van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de mededaders, waarbij verdachte een significante rol had.Verdachte was namelijk de initiatiefnemer voor de woningoverval en heeft een grote rol gehad in de voorbereiding én in de afhandeling van het delict.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook volgt dat verdachte (voorwaardelijke) opzet heeft gehad op de geweldshandelingen. Verdachte wist dat er een aanmerkelijke kans was dat de bewoners thuis waren. Verdachte bericht weliswaar op enig moment dat hij denkt dat de bewoners niet thuis zijn, maar (kort) daarvoor heeft hij bericht dat de bewoners wel thuis kunnen zijn. Bovendien worden er tussen verdachte en de andere daders berichten gewisseld over het regelen van een ‘p’ (de rechtbank leest: pistool), waarbij verdachte laat weten dat hij zijn pistool nog van een ander persoon verwacht terug te krijgen. Daar komt bij dat zijn vriendin [slachtoffer 3] heeft verklaard verdachte in de nacht van de overval te hebben gezien met een wapen. Gelet op voorgaande heeft verdachte tenminste het voorwaardelijke opzet gehad op de geweldshandelingen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
In een aangifte van hoofdagent [A] staat onder meer het volgende vermeld:
“Op 12 februari 2024, was ik als hoofdagent van politie in dienst belast met de bewaking in het [ziekenhuis] te [plaats 1] van verdachte [verdachte] ,. Naast de dreigende houding uitte de verdachte onder meer de volgende verbale bedreigingen:"Ik kan jullie wel hebben hoor. Wil jij met mij de ring in kom maar. Ik pak jullie allemaal. Kom maar als je durft."
"Het maakt mij niets uit ik pak jullie allemaal.""Jullie komen maar hoor. Roep je versterking maar. Het maakt mij niets uit. Ik pak jullie allemaal."Tijdens de bewaking van verdachte heb ik mij geïntimideerd, geprovoceerd en bedreigd gevoeld. [22]
In een proces-verbaal van [A] staat onder meer het volgende vermeld:
De verdachte begon een gesprek op een aanvallende toon. Ik zag dat
verdachte zijn kamer uit kwam en de kamer in kwam waar ik en de
collega de bewaking deden. Ik zag dat de verdachte zich hierbij groot maakte en dicht op mij kwam staan, op niet meer dan een meter afstand. Ik zag en
hoorde dat verdachte mijn collega beschuldigde van leugens. De verdachte was
continu zijn stem aan het verheffen en wilde de dienst uit maken. [23]
Gezien de communicatie zowel verbaal als non-verbaal, voelde ik mijzelf als persoon erg geïntimideerd. Mede door de bedreigingen die hij uitte kreeg ik de indruk dat de verdachte zijn bedreigingen tot uiting zou kunnen laten komen. Ik zag dat de verdachte zeer kort voor mij kwam staan tot ongeveer 30 centimeter voor mij. Ik hoorde dat hij met luide stem zei: "Wat anders dan? Wat dan?". [24]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inderdaad boos was op de agent en dingen heeft geroepen en dat ‘Ik pak jullie’ voor hem ongeveer hetzelfde betekent als ‘Ik maak je dood’. [25]
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
In de aangifte staat onder meer het volgende vermeld:
“Toen [verdachte (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: verdachte) vrij kwam op 8, 12 of 18 december 2023 kwam hij dezelfde dag nog naar mij toe aan de [straat] . De eerste dagen waren leuk maar ineens, na een paar dagen, sloeg hij om. Alles wat hij zei moest gebeuren. [26] Als ik de dingen niet deed zoals hij wilde, dan werd hij fysiek en agressief. Hij viel me dan aan of gaf me een stoot op mijn lichaam, in mijn gezicht of hij duwde me. Hij pakte me ook bij mijn haar. De eerste keer gaf hij mij een harde stoot tegen mijn been greep naar mijn keel. Ik voelde pijn na deze stoot en het bij mijn keel grijpen. [27] Ik heb een paar keer een flinke duw gehad. Ook heeft [verdachte (voornaam)] mij toen ik in bed lag bij mijn haren gepakt en omhoog getild. Dit deed erg veel pijn. [28] [verdachte (voornaam)] heeft me meerdere keren op mijn armen, benen, borsten en in mijn gezicht gestompt met zijn vuisten. Van meerdere mishandelingen had ik blauwe plekken. Die heeft [B (voornaam)] gefotografeerd. Die foto’s voeg ik toe aan de aangifte op een fotoblad.
Bij de laatste mishandeling heeft [verdachte (voornaam)] mij gebeten in mijn gezicht. Dit is ongeveer een week voor 10 februari 2024 gebeurd. [29] In de nacht van oud en nieuw voelde ik ineens een keiharde klap ik mijn gezicht. Ik schreeuwde van de pijn.. [30]
Bij de aangifte zit een fotoblad met 6 foto’s. [31]
De GGD heeft een letselrapportage opgesteld aan de hand van de 6 foto’s van aangeefster die als fotoblad bij de aangifte zijn gevoegd. In de letselrapportage staat onder meer het volgende vermeld:
samenvatting gemelde toedracht: mishandeling
samenvatting letsel
- Bloeduitstortingen op de linker bovenarm (en op een (andere)
ledemaat, precieze locatie niet herkenbaar op aangeleverde foto)
- Oppervlakkige huidbeschadigingen op de linker borst (schaafwonden
en kraswonden)
- Huidbeschadigingen t.h.v. de wenkbrauw (mogelijke bijtwond)
de gemelde toedracht past
goedbij het letsel [32]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de mishandelingen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank stelt vast dat de aangifte wordt ondersteund door een fotoblad met 6 foto’s en een letselrapportage waarin staat vermeld dat het letsel zoals dat blijkt uit de foto’s goed past bij de gestelde mishandeling. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster over de mishandeling. Zij heeft namelijk direct bij haar aanhouding op 10 februari 2024 gedetailleerd over de mishandeling verklaard en haar aangifte van 14 februari 2024 is hiermee consistent. De omstandigheid dat aangeefster op een later moment in een tapgesprek heeft aangegeven dat ze de aangifte wil intrekken leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit niet betekent dat haar aangifte niet op waarheid berust. Het dossier biedt daarvoor ook geen aanknopingspunten. Verder gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van verdachte ter zitting dat het letsel mogelijk is veroorzaakt door [B] , waar [slachtoffer 3] eerder een relatie mee heeft gehad. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu zij de aangifte consistent en betrouwbaar acht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 10 februari 2024 te [plaats 1] , omstreeks 1:10 uur, in een woning gelegen aan de
[adres]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
twee mobiele telefoons en een laptop, die geheel aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan door geweld tegen [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door meermalen, tegen het gezicht van aangever [slachtoffer 1] te slaan;
2
op 11 februari 2024 te [plaats 1] ,
[A] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik kan jullie wel hebben hoor. Wil jij met mij de ring in kom maar. Ik pak jullie allemaal. Kom maar als je durft."
- "Het maakt mij niets uit ik pak jullie allemaal."
- "Jullie komen maar hoor. Roep je versterking maar. Het maakt mij niets uit. Ik pak jullie
allemaal."
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 december 2023 tot 2 februari 2024 te [plaats 1] ,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] (meermaals) hard tegen haar benen en haar armen en haar borsten,
althans tegen het lichaam, testompen of stoten en
- die [slachtoffer 3] bij haar keel te grijpen en
- die [slachtoffer 3] (meermaals) te duwen tegen haar lichaam waardoor zij ten val kwam en
- die [slachtoffer 3] aan haar haren te pakken en aan haar haren omhoog te tillen en
- die [slachtoffer 3] in het gezicht, te bijten en
- die [slachtoffer 3] (meermaals) met de vuist en/of hand in haar gezicht, te stompen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1
diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van een half jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de door de reclassering geadviseerde (bijzondere) voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde straf in ieder geval gematigd dient te worden gelet op hetgeen in het kader van de bewezenverklaring is aangevoerd (namelijk dat geen sprake is van medeplegen van een woningoverval, maar hooguit van medeplegen van een woninginbraak), met inachtneming van de straf die is opgelegd aan mededader [medeverdachte] die wel in de woning aanwezig is geweest. Daarnaast heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte heeft verklaard dat zijn pols bij de aanhouding is gebroken door een politieagent; de rechtbank dient dit aan te merken als een vormverzuim dat leidt tot strafvermindering. Verder heeft de verdediging onder verwijzing naar het reclasseringsadvies gewezen op het belang van een grotendeels voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten
Verdachte is betrokken geweest bij een woningoverval in het holst van de nacht op de woning van twee hoogbejaarde slachtoffers van destijds 91 en 88 jaar oud, waarbij geweld is gebruikt. Het mannelijke slachtoffer was vrijwel doof, herstellend van een ziekenhuisopname en in de laatste fase van zijn leven. Hij is in zijn slaapkamer, bij uitstek een plaats waar hij veilig hoorde te zijn, meerdere malen in zijn gezicht en op zijn lichaam geslagen. De GGD heeft in de letselrapportage nadrukkelijk gewezen op het gevaar van het geconstateerde letsel bij oude kwetsbare mensen. Ook is er een patroonhouder met scherpe kogels in de slaapkamer achtergebleven.
Verdachte en de mededader(s) hebben er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de persoonlijke eigendommen van de slachtoffers. Dat de twee telefoons zijn meegenomen is extra schrijnend omdat slachtoffer [slachtoffer 1] vanwege zijn doofheid voor de communicatie volledig op deze telefoons was aangewezen. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door puur eigenbelang en financieel gewin, zonder stil te staan bij de psychische en lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers. Verder brengen dit soort strafbare feiten ook meer in het algemeen in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Ook heeft verdachte zich na zijn aanhouding agressief en intimiderend gedragen tegenover de politieagent die hem in het ziekenhuis bewaakte. Dit getuigt van geen enkel respect en bedreiging van hulpverleners die hun werk doen wordt hoog opgenomen.
Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin die hem – nota bene – onderdak had geboden nadat hij uit de gevangenis kwam. Uit de aangifte komt een beeld naar voren van een man die niet zijn vriendin niet alleen fysiek maar ook mentaal mishandelde. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij hier ter zitting geen enkele verantwoordelijkheid voor heeft genomen maar daarentegen de betrouwbaarheid van aangeefster in twijfel heeft getrokken.
Uitgangspunt voor de straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging (LOVS) ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. In dit geval is de rechtbank tot een bewezenverklaring gekomen van een woningoverval met licht geweld. Daarvoor is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren. Als strafverhogende factoren gelden onder meer de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het samenwerkingsverband.
Het oriëntatiepunt voor bedreiging is een geldboete van € 250,- maar als het een politieagent betreft kan de straf oplopen tot dubbel zo hoog. Op eenvoudige mishandeling staat ook een geldboete, maar huiselijk geweld wordt zwaarder bestraft dan eenvoudige mishandeling en dan wordt geen geldboete opgelegd.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte (strafblad) van 13 november 2024;
- een reclasseringsadvies van 12 februari 2025.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte op 9 september 2022 is veroordeeld voor onder meer
diefstal met geweld tot een gevangenisstraf van 28 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Daarmee is dus sprake is van recidive. Verdachte is zeer kort na zijn invrijheidsstelling en in de proeftijd overgegaan tot het plegen van de onderhavige strafbare feiten.
In het reclasseringsadvies wordt vermeld dat sprake is van een delictpatroon voor vermogensdelicten al dan niet met geweld. Verdachte is al meerdere malen bestraft met een (voorwaardelijke) detentie, taakstraffen en bijzondere voorwaarden maar hij is tot op heden niet in staat geweest om de taakstraffen positief af te ronden en zich te houden aan de bijzondere voorwaarden.
Het recidiverisico wordt hoog ingeschat en het onderzoek naar delictgerelateerde omstandigheden is beperkt gebleven omdat verdachte over de strafbare feiten heeft gezwegen. Verdachte komt op de reclassering over als iemand die niet in staat is om zijn problemen zelf op te lossen. Hij is in 2018 gediagnosticeerd met een disharmonisch intelligentieprofiel, naast persoonlijkheidsproblematiek en ADHD, maar niet bekend is of deze diagnose op dit moment nog van toepassing is.
De reclassering ziet bij verdachte een opeenstapeling van problemen en beschouwt zijn kwetsbare positie op bijna alle leefgebieden als zorgelijk. De reclassering vindt verplichte hulpverleningsbemoeienis geïndiceerd, waaronder een ambulante behandeling bij [instelling] , onder toezicht van de reclassering en aangevuld met bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft aangegeven daaraan mee te willen werken. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Strafoplegging
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank ziet op grond van het reclasseringsadvies geen aanleiding om het jeugdrecht toe te passen. Wel laat de rechtbank de jonge leeftijd (23 jaar) van verdachte zwaar wegen in de afweging welke (deels voorwaardelijke) straf passend is.
De verklaring van verdachte dat de politie zijn pols bij de aanhouding heeft gebroken vindt geen steun in het dossier. Verwezen wordt met name naar de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] , pagina 98 en het procesverbaal van verbalisant [verbalisant 2] , pagina 100 en 101. Anders dan de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat van een vormverzuim geen sprake is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is een gevangenisstraf van vier (4) jaar, met aftrek van het voorarrest, waarvan één (1) jaar voorwaardelijk met de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd en een proeftijd van drie (3) jaar.
De rechtbank wijkt enigszins af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank aanleiding ziet het voorwaardelijk strafdeel met de bijbehorende bijzondere voorwaarden een zwaar(der) gewicht toe te kennen. Bovendien is in aanmerking genomen dat de rechtbank in dit vonnis (ook) de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 8 maanden zal bevelen. De op te leggen proeftijd van drie jaar geldt als extra stok achter de deur.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.250,-. Dit bedrag bestaat uit € 250,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie kunnen beide vorderingen geheel worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen grondslag is om vanwege de aard en ernst van de normschending te oordelen dat de nadelige gevolgen van de overval zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. Dat de benadeelde partijen (alleen) hebben aangegeven dat zij gevoelens van angst en onveiligheid aan de woningoverval hebben overgehouden, is niet voldoende om ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’ aan te nemen. Volgens de raadsvrouw dienen de vorderingen nietontvankelijk te worden verklaard of te worden gematigd.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 1] inmiddels is overleden en dat [slachtoffer 2] en de kinderen van [slachtoffer 1] als zijn erfgenaam dienen te worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de vordering op 4 september 2024 door [slachtoffer 1] is ingediend en dat hij daarna op [2024] is overleden,. De rechtbank heeft kennis genomen van de bij de aanvullende vordering gevoegde verklaring van erfrecht Onder deze omstandigheden is de vordering ontvankelijk.
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de materiële schade van € 250,- voor de eigen bijdrage van de rechtsbijstandsverzekering voor vergoeding in aanmerking komt vanwege een rechtstreeks verband met de door verdachte en medeverdachten gepleegde woningoverval.
De rechtbank overweegt dat de immateriële schade van € 10.000,- voor vergoeding in aanmerking komt omdat de aard en ernst van de normschending met zich brengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b BW kan worden aangenomen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de woningoverval in het holst van de nacht was, dat de benadeelde partijen thuis waren en dat [slachtoffer 1] in zijn slaapkamer is overvallen door de daders, dat zij beiden op hoge leeftijd waren en dat [slachtoffer 1] in zeer kwetsbare fysieke omstandigheden was. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de woningoverval voor de benadeelde partijen een traumatische ervaring is geweest. Verwezen wordt ook naar de geneeskundige verklaring van 10 februari 2024 en de letselrapportage van de GGD van 11 februari 2024 waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] bij de woningoverval danig is toegetakeld.
De rechtbank waardeert de schade op € 10.250,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.250,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 86 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de immateriële schade van € 5.000,- voor vergoeding in aanmerking komt omdat de aard en ernst van de normschending met zich brengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b van het BW kan worden aangenomen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover is overwogen in het kader van de beoordeling van de vordering van [slachtoffer 1] .
De rechtbank waardeert deze schade op € 5.000,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de rechtbank Noord Nederland van 9 september 2022 (parketnummer 18.043396.22) is verdachte een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, opgelegd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd. De verdediging heeft afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging bepleit. De raadsvrouw heeft gepleit voor het verlengen van de proeftijd van een op te leggen straf en het wijzigen van de bijzondere voorwaarden.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
Uit de hiervoor weergegeven bewezenverklaring volgt dat verdachte zich binnen de proeftijd en bovendien nadat hij slechts enige weken daarvoor uit de gevangenis is ontslagen opnieuw heeft schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog volledig ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde
bewezenzoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde
strafbaaren kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte
strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 1 (één) jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- stelt daarbij
een proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
-
als algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
als bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
Meldplicht bij reclassering
zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover
deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de heer [verdachte] zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Betrokkene werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Ambulante behandeling
zich laat behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven van zijn behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
verblijft in een instelling voor begeleid en/of beschermd wonen of maatschappelijke
opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op aangeven van de instelling van begeleid en/of beschermd wonen. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem/haar heeft opgesteld.
Contactverbod
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met mededader [medeverdachte (voornaam)] [medeverdachte] , geboren [2004] en met de slachtoffers [slachtoffer 2] , geboren [1936] en [slachtoffer 3] , geboren [1999] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Dagbesteding
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan middelencontrole
meewerkt aan controle van het gebruik van softdrugs om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
zich niet bevindt in de straten waar de slachtoffers woonachtig zijn,
te weten [adres] te [plaats 1] en [straat] [nummer] - [letter] te [plaats 1] zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van het contact- en locatieverbod, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
ter zake van het aan verdachte in 16.048271.24 onder 1 ten laste gelegde feit
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
  • wijstde vordering van [slachtoffer 1]
    toe tot een bedrag van € 10.250,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 10.250,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 86 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
  • wijstde vordering van [slachtoffer 2]
    toe tot een bedrag van € 5.000,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. L.M. Reijnierse en mr. G.K.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 maart 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland omstreeks 1:10 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (gelegen aan de
[adres] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
twee mobiele telefoons en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door meermalen, althans eenmaal: tegen het gezicht en/of hoofd, althans het bovenlichaam van aangever [slachtoffer 1] te slaan;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
[A] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik kan jullie wel hebben hoor. Wil jij met mij de ring in kom maar. Ik pak jullie allemaal. Kom maar als je durft."
- "Het maakt mij niets uit ik pak jullie allemaal."
- "Je durft niet te vechten he?. Je bent met een oude vrouwelijke collega."
- "Je kan niet winnen van mij."
- "Jullie komen maar hoor. Roep je versterking maar. Het maakt mij niets uit. Ik pak jullie
allemaal."
- "Ik heb nu veel medicatie gebruikt, dus morgen weet ik niets meer."
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 december 2023 tot 2 februari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] (meermaals) hard tegen haar benen en/of haar armen en/of haar borsten,
althans tegen het lichaam, te slaan en/of stompen en/of stoten en/of
- die [slachtoffer 3] (meermaals) bij haar keel te grijpen en/of
- die [slachtoffer 3] (meermaals) te duwen tegen haar lichaam waardoor zij ten val kwam en/of
- die [slachtoffer 3] (meermaals) aan haar haren te pakken en/of aan haar haren omhoog te tillen en/of
- die [slachtoffer 3] in haar jukbeen en/of boven haar wenkbrauw, althans in het gezicht, te bijten en/of
- die [slachtoffer 3] (meermaals) met de vuist en/of hand in haar gezicht, althans tegen haar hoofd, te slaan en/of te stompen;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van het onderzoek 3T13HEUVEL, genummerd PL0900-2024043427, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 700. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20240307.1444.57609, pagina 682.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 3] , pagina 58.
4.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20240307.1444.57609, pagina 683.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2024, pagina 684.
6.Het proces-verbaal van verhoor van 27 februari 2024, pagina 292.
7.Het proces-verbaal van verhoor op 4 september 2024, pagina 699.
8.Het proces-verbaal van 10 februari 2024, pagina 264 en 277.
9.Het proces-verbaal van 10 februari 2024, pagina 266 en 267.
10.Het proces-verbaal met nummer PL0900-2024043552-6, pagina 136.
11.Het proces-verbaal met nummer PL0900-2024043552-6,, pagina 137.
12.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , pagina 67.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , pagina 68.
14.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 14 februari 2024, pagina 163.
15.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2024043427-3, pagina 81.
16.Het proces-verbaal van 12 februari 2024, pagina 87-93.
17.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] op 10 februari 2024, pagina 44.
18.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] op 12 februari 2024, pagina 56.
19.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2024043427-68, pagina 259.
20.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20240311.1551, pagina 280 en 281.
21.Het proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, met nummer PL0900-2024043427-76, pagina 310 – 316.
22.Het proces-verbaal van aangifte van [A] , pagina 117.
23.Het proces-verbaal met nummer PL0900-2024043427-48, pagina 120.
24.Het proces-verbaal met nummer PL0900-2024043427-48, pagina 121.
25.De verklaring van verdachte ter zitting van 18 februari 2025.
26.De aangifte van 14 februari 2024 van [slachtoffer 3] , pagina 378.
27.De aangifte van 14 februari 2024 van [slachtoffer 3] , pagina 379.
28.De aangifte van 14 februari 2024 van [slachtoffer 3] , pagina 380.
29.De aangifte van 14 februari 2024 van [slachtoffer 3] , pagina 381.
30.De aangifte van 14 februari 2024 van [slachtoffer 3] , pagina 382.
31.De bijlage van de aangifte van 14 februari 2024 van [slachtoffer 3] , pagina 386-392.
32.Een geschrift, te weten een letselrapportage van 30 april 2024, pagina 459.