8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft het slachtoffer in een uitgaansgelegenheid met een glas in het gezicht geslagen als gevolg waarvan het slachtoffer onder meer twee flinke sneeën heeft opgelopen. Verdachte was op dat moment stomdronken. Dit is een ernstig feit. Uitgaansgeweld zorgt voor een gevoel van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij slachtoffers en getuigen van uitgaansgeweld in het bijzonder. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen zonder enige rechtvaardiging een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven langdurig gevoelens van angst, onrust en onveiligheid kunnen ondervinden. Uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij en de namens hem voorgelezen slachtofferverklaring blijkt de grote impact die de mishandeling voor hem heeft gehad. Het slachtoffer heeft last van traumagerelateerde klachten en is gestart met EMDR-therapie. Ook heeft het slachtoffer enige tijd niet kunnen werken. Daarnaast herinneren de littekens in zijn gezicht hem dagelijks aan de mishandeling. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 december 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige. Voorts blijkt uit dit uittreksel dat verdachte op 19 september 2019 onder meer de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) is opgelegd voor meerdere woninginbraken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een Pro Justitia rapport van 30 oktober 2024, opgemaakt door [A] , klinisch psycholoog;
- een Pro Justitia rapport van 20 november 2024, opgemaakt door [E] , psychiater;
- een rapport van [instelling 2] van 30 december 2024, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker;
- de verklaring van [A] als deskundige, ter terechtzitting van 18 februari 2025;
- de verklaring van [B] als deskundige, ter terechtzitting van 18 februari 2025.
Het rapport van de psychiater
Uit het rapport van de psychiater volgt dat er bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis, een ongespecificeerde alcoholgerelateerde stoornis en een ongespecificeerde cannabisgerelateerde stoornis. Tevens is er sprake van een licht verstandelijke beperking/zwakbegaafdheid. De geconstateerde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De psychiater adviseert de rechtbank om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag op lange termijn wordt door de psychiater ingeschat als hoog, het risico op gedrag dat leidt tot ernstig lichamelijk letsel als matig tot hoog en het risico op acuut dreigend geweld als laag tot matig.
De psychiater adviseert verdere verfijning van de behandeling op het gebied van de vastgestelde persoonlijkheidspathologie middels inzicht gevende psychotherapie in een forensisch psychiatrische kliniek. Op het moment dat uitstroom aan de orde is, dient er een stevig kader om verdachte gebouwd te worden, waarbij gedacht kan worden aan beschermd wonen, passende dagbesteding/werk en ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, welke behandeling gestart dient te worden voordat verdachte uitstroomt. De psychiater adviseert om de haalbaarheid van voornoemde interventies in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden door de reclassering te laten onderzoeken. Voorts geeft de psychiater de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht in overweging.
Het rapport van de psycholoog
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De psycholoog adviseert de rechtbank om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt door de psycholoog ingeschat als hoog. Indien verdachte in vrijheid wordt gesteld dan zal verdachte zich weer moeten voegen naar de afspraken en regels van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel terwijl hij er blijk van heeft gegeven zich niet aan de voorwaarden te kunnen houden. De kans dat de gestelde doelen in dit kader alsnog worden behaald is erg laag.
In de afgelopen jaren is getracht een verandering bij verdachte te bewerkstelligen. Hoewel hij tijdens de klinische fase van de PIJ-maatregel goed heeft meegewerkt, lijkt de resocialisatie te snel en in te grote stappen te zijn verlopen. De structuur is snel afgebouwd en verdachte lijkt daarin overvraagd te zijn geweest. Tegelijkertijd is de werkrelatie te broos gebleken en lijkt er schijnaanpassing te zijn opgetreden, waarbij verdachte onder de radar van het toezicht verdween terwijl er onvoldoende mogelijkheden waren om met lik-op-stukbeleid in te grijpen.
De psycholoog adviseert behandeling te laten plaatsvinden in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden. Aanvullend wordt geadviseerd om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Daarmee kan het nadeel van de beperkte termijn van het toezicht worden ondervangen aangezien deze maatregel kan worden verlengd indien de situatie daar om vraagt.
Het rapport van de reclassering
Uit het rapport van de reclassering volgt dat de intramurale fase van de PIJ-maatregel naar wens is verlopen. Verdachte heeft zijn werkstraffen afgerond en een cursus gevolgd om zonnepanelen op daken te kunnen leggen. Ook de fase van het proefverlof verliep zonder problemen. De inzet van verdachte en ogenschijnlijk volwassen houding maakten echter al snel plaats voor regelovertreding en het plegen van strafbare feiten. De vooropgestelde beschermende factoren, het verblijf bij zijn moeder en het werk van verdachte, blijken deze functie niet te hebben en hebben niet kunnen voorkomen dat verdachte overtredingen heeft begaan en strafbare feiten heeft gepleegd. Er zijn geen andere beschermende factoren terwijl er wel criminogene factoren aanwezig zijn, zoals alcohol- en cannabisgebruik. Ook leidt het contact met zijn sociale netwerk tot meerdere contacten met politie. Verder is de bestaande impulscontrole problematiek een sterk belemmerende factor die ertoe heeft geleid dat verdachte in diverse situaties zich laat leiden door een primaire reactie, zoals het uiten van verbaal en fysiek geweld. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog.
Er is sprake van verslavingsgevoeligheid in brede zin. Zowel in het verleden als heden is er sprake van problematisch middelengebruik. Ook de onderhavige verdenking kwam tot stand terwijl verdachte onder invloed was van alcohol. Binnen de behandeling verdient deze afhankelijkheid expliciete aandacht omdat het een duidelijke rol speelt in het beoordelingsvermogen van verdachte. Tevens is gebleken dat verdachte zich nauwelijks heeft geconformeerd aan de gestelde voorwaarden binnen het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
De reclassering schrijft dat het zeer de vraag is hoezeer de tbs-maatregel met voorwaarden daadwerkelijk haalbaar en uitvoerbaar zal zijn. Er bestaat in beperkte mate overeenstemming over de gestelde diagnostiek en problematiek. Tevens is de vraag of verdachte zich conformeert vanuit een intrinsieke of extrinsieke motivatie. Verdachte heeft wel toegezegd zich te zullen conformeren aan de opgestelde voorwaarden maar dit staat haaks op de bevindingen van de gedragsdeskundigen aan wie verdachte expliciet kenbaar heeft gemaakt geen contact meer te willen met de reclassering. Verdachte onderschat de complexiteit van zijn problematiek. Mogelijk ligt hier een beperkte mate van ziekte-inzicht en ziektebesef aan ten grondslag.
De tbs-maatregel met voorwaarden voorziet in de mogelijkheid om de beschermende factoren zoals huisvesting, pro-sociaal netwerk, maar ook het verbinden aan kaders, vorm te geven. Een klinische behandeling zal meer inzicht moeten geven in de haalbaarheid van een eventuele ambulante fase van de tbs-maatregel.
Zonder behandeling is de kans groot dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De reclassering adviseert dan ook de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden.
De verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting
De deskundigen hebben ter terechtzitting verklaard dat de twee soorten problematiek bij verdachte, de licht verstandelijke beperking en de persoonlijkheidsstoornis, op gespannen voet met elkaar staan en dat behandeling van verdachte daardoor complex is. Verdachte heeft baat bij een duidelijke structuur. Bij de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel is de resocialisatiefase te snel verlopen. Verdachte heeft vooruitgang geboekt tijdens de PIJ-maatregel maar het leerproces moet plaatsvinden in de resocialisatiefase. Dat dit te snel is verlopen is niet enkel aan verdachte te wijten. Dit alles maakt dat de tbs-maatregel met dwangverpleging niet passend wordt geacht en de tbs-maatregel met voorwaarden is geadviseerd. Hierbij is de klinische fase bedoeld om een goed beeld te krijgen van verdachte en te interveniëren indien dat nodig is. Mocht dit onvoldoende blijken dan is er de mogelijkheid tot omzetting naar de tbs-maatregel met dwangverpleging.
Bij verdachte is sprake van beperkt probleeminzicht, een drang naar zelfstandigheid en daardoor zelfoverschatting. De motivatie bij verdachte is op dit moment vooral extrinsiek maar minder extrinsiek dan bij de start van de PIJ-maatregel. De klinische fase kan ook als middel worden gezien om die extrinsieke motivatie meer intrinsiek te maken. Bij oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging zal de motivatie naar verwachting afnemen.
Behandeling in een minder zwaar kader dan de tbs-maatregel wordt als niet realistisch gezien omdat er dan geen garantie is dat verdachte zal worden behandeld. Verdachte heeft zich immers niet gehouden aan de voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
Conclusie
De rechtbank neemt de hiervoor besproken adviezen van de gedragsdeskundigen en de reclassering integraal over en rekent het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe.
Op te leggen straf
Voor het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat vanuit het oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank houdt hierbij rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte en de verminderde mate van toerekening van het bewezenverklaarde. Voor zover de bestraffing mede ter beveiliging dient, overweegt de rechtbank dat dat doel toereikend wordt nagestreefd met de aan verdachte op te leggen maatregel.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Oplegging van de tbs-maatregel
Voor het kunnen opleggen van de tbs-maatregel met voorwaarden moet aan de volgende vereisten zijn voldaan:
er dient sprake te zijn van een tbs-waardig delict: een misdrijf bedreigd met ten minste 4 jaar gevangenisstraf, of dat is genoemd in 37a eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht;
er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
verdachte dient zich bereid te hebben verklaard tot naleving van de voorwaarden;
er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde zware mishandeling een misdrijf is waarvoor op grond van artikel 37a eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht oplegging van de tbs-maatregel mogelijk is.
Bij verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit sprake van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank volgt daarbij de hierboven genoemde conclusies van de gedragsdeskundigen en legt die ten grondslag aan haar oordeel.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel vereist. Gelet op de inhoud van de hierboven besproken rapporten heeft verdachte te maken met zodanige problematiek dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld in de maatschappij te laten terugkeren. Het risico op recidive wordt door alle deskundigen ingeschat als hoog. Verdachte heeft onvoldoende kunnen profiteren van de (voorwaardelijke beëindiging van de) PIJ-maatregel. Enkel de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld en de kans op recidive voldoende zal worden ingeperkt.
Verdachte heeft zich bereid verklaard om de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering na te leven.
Het voorgaande maakt dat aan de vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel is voldaan.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden passend en noodzakelijk. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen en de door de reclassering geadviseerde voorwaarden overnemen. Daarnaast zal de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer als voorwaarde verbinden aan de maatregel. De rechtbank zal de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren omdat er, zo volgt uit de adviezen, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Ook zal de rechtbank, zoals geadviseerd, de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen, waardoor ook na het aflopen van de tbs-maatregel toezicht mogelijk blijft als dat nodig mocht zijn.
Daarbij wijst de rechtbank met nadruk op het advies van de deskundigen ter zitting om bij de behandeling vanaf het begin oog te hebben voor de ingewikkelde gecombineerde persoonlijkheids- en lvb-problematiek. De deskundige [B] heeft aangegeven hier bij de overdracht van de reclassering aan de kliniek aandacht aan te besteden.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Voorlopige hechtenis
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte binnen enkele weken na het vonnis kan worden opgenomen bij [instelling 1] , indien er geen hoger beroep zal worden ingesteld. Verdachte heeft verklaard bij oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden geen hoger beroep in te stellen. De rechtbank zal daarom de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het moment dat verdachte kan worden opgenomen bij [instelling 1] en daar door tussenkomst van DV&O zal zijn overgebracht.