ECLI:NL:RBMNE:2025:867

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
538608
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak: geschil over gebreken en schadevergoeding bij nieuwbouw woning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2025, betreft het een bouwgeschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en een particulier, aangeduid als [gedaagde]. De rechtbank heeft geoordeeld over de tekortkomingen in de nakoming van de aanneemovereenkomst voor de nieuwbouw van een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vastgestelde gebreken niet voldoende zijn om de ontbinding van de aanneemovereenkomst te rechtvaardigen. In conventie is een deel van de aanneemsom toegewezen, terwijl in reconventie schadevergoeding is toegewezen voor de vastgestelde gebreken. De rechtbank heeft ook een gefixeerde boete toegewezen voor de overschrijding van de bouwtermijn. De procedure omvatte meerdere akten en tussenvonnissen, waarbij de rechtbank de argumenten van beide partijen heeft gewogen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de tekortkomingen niet zo ernstig zijn dat ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is, en heeft de openstaande aanneemsom vastgesteld op € 167.430,66. De rechtbank heeft ook de proceskosten veroordelend aan de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/538608 / HL ZA 22-116
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie
hierna te noemen:
[eiseres],
advocaat: mr. J.H. van der Meulen te Joure,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen:
[gedaagde] ,
advocaat: mr. C.P.M. Nijland te Amersfoort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ het tussenvonnis van 9 oktober 2024;
­ de akte van [eiseres] van 6 november 2024;
­ de akte van [gedaagde] van 4 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De beoordeling van de aanvullend gestelde gebreken
2.1.
Bij akte van 29 mei 2024 brengt [gedaagde] aanvullende gebreken onder de aandacht die zij aan de orde heeft gesteld bij de mondelinge behandeling van 27 oktober 2022. Bij akte van 6 november 2024 heeft [eiseres] daarop inhoudelijk gereageerd. Hieronder volgt de beoordeling.
Het rapport van [onderneming 1] van 19 juli 2022
2.2.
Ter onderbouwing van de gebreken verwijst [gedaagde] naar bevindingen uit het rapport van [onderneming 1] van 19 juli 2022 (hierna: het rapport). De rechtbank zal de inhoud van het rapport kritisch bezien. Dit komt door de volgende omstandigheden. Het rapport is opgesteld in opdracht van [gedaagde] . [eiseres] is voor dat onderzoek niet uitgenodigd en heeft geen gelegenheid gehad opmerkingen te maken tijdens het onderzoek of bij het opstellen van het rapport. Verder blijkt uit het rapport dat [onderneming 1] accuraat op de hoogte is gesteld van de inhoud en omvang van de opdracht van [gedaagde] aan [eiseres] noch dat [onderneming 1] daarmee rekening heeft gehouden bij haar bevindingen.
Dakbeschot
2.3.
De rechtbank oordeelt dat, zoals [gedaagde] stelt, er sprake is van een tekortkoming bij de ventilatie doorvoer vanwege een openstaand dakbeschot. [eiseres] heeft bevestigd dat het dakbeschot een aandachtspunt was bij de inspectie voor oplevering. Volgens [eiseres] is dit punt nadien opgelost door de onderaannemer [onderneming 2] . Uit de omstandigheid dat de [onderneming 1] het gebrek alsnog constateert en met een foto heeft vastgelegd geruime tijd na het moment van inspectie voor oplevering, volgt dat het gebrek op dat moment nog niet hersteld was.
2.4.
De door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding van € 1.815,00 is niet toewijsbaar. De onderbouwing van dit schadebedrag ontbreekt en [eiseres] heeft het schadebedrag gemotiveerd betwist. Volgens [eiseres] gaat het bij herstel hoogstens om het plaatsen van manchetten rond de ventilatiebuizen en kost een manchet € 18,00. [gedaagde] baseert het schadebedrag op het rapport, maar het rapport geeft geen daarvoor geen enkele onderbouwing. Omdat volgens [eiseres] de herstelkosten hooguit een ‘een paar tientjes’ zullen zijn, zal de rechtbank de schade begroten op € 100,00.
De binnenriolering c.q. vuilwaterafvoer
2.5.
Dat er sprake is van een tekortkoming bij de vuilwaterafvoer, zoals [gedaagde] heeft gesteld, is onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] verwijst naar het rapport, maar het rapport geeft geen toelichting op dit punt. In het rapport is uitsluitend vermeld dat ‘de maatvoering verkeerd is en de afstand onjuist is’, terwijl niet is vermeld welke maatvoering en afstand partijen dan hadden afgesproken c.q. [gedaagde] mocht verwachten. Daartegenover staat de betwisting van [eiseres] . Volgens haar is de vuilwaterafvoer afgedopt op een geschikte plaats conform afspraak, waardoor de geleverde prestatie beantwoordt aan de overeenkomst. Bij gebreke van feitelijke onderbouwing is voor een bewijsopdracht geen plaats.
De warmtepomp
2.6.
De rechtbank wijst de gevorderde schadepost van € 4.235,00 met betrekking tot de warmtepomp af. [gedaagde] heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat zij op dit punt schade heeft geleden, laat staan dat die is veroorzaakt door een tekortkoming door [eiseres] . Volgens [eiseres] heeft zij de temperatuur destijds op 14 respectievelijk 16 graden ingesteld. Dat [eiseres] hier een fout zou hebben gemaakt, wordt door [gedaagde] niet onderbouwd. De enkele constatering in het rapport dat de warmtepomp op het moment van de inspectie volop stond te draaien is daarvoor onvoldoende.
Sleutels en beslag
2.7.
Over het onderdeel hang- en sluitwerk is reeds beslist in het tussenvonnis van 9 oktober 2024. De rechtbank gaat ervan uit dat met die beslissing ook is beslist over sleutels en beslag. Als [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat hier sprake is van een (zelfstandige) tekortkoming, dan heeft zij onvoldoende duidelijk gemaakt in welke te leveren prestatie [eiseres] tekortgeschoten is. Ook in dat geval is de gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar is.
Stompe deuren
2.8.
De gevorderde schadevergoeding van € 10.648,00 met betrekking tot de stompe deuren wordt afgewezen. Volgens [gedaagde] is er sprake van een tekortkoming, omdat stompe deuren in plaats van opdekdeuren zijn geleverd. De rechtbank volgt [gedaagde] hierin niet. In het tussenvonnis van 9 oktober 2024 is geoordeeld dat [eiseres] geslaagd is in het bewijs dat partijen de wijziging in stompe deuren zijn overeengekomen. Dat er dus stompe deuren zijn geleverd is aldus conform afspraak en daarmee geen tekortkoming aan de zijde van [eiseres] .
Toiletruimte
2.9.
De gevorderde schadevergoeding van € 9.680,00 voor de niet afgemaakte toiletruimte wordt afgewezen. Er is hier geen sprake van een tekortkoming, omdat [gedaagde] niet heeft gesteld en onderbouwd in welke te leveren prestatie [eiseres] bij deze toiletruimte zou zijn tekortgeschoten. Volgens [eiseres] zijn partijen niet overeengekomen dat [eiseres] sanitaire toestellen voor de toiletruimtes zou leveren en monteren. Van een dergelijke afspraak is ook niets gebleken. Dat in het rapport een foto is te zien van een toiletruimte zonder toilet is daarom op zichzelf geen aanwijzing van een gebrek.
Gat in de betonnen vloer
2.10.
De gevorderde schadevergoeding van € 145,00 voor het gat in de vloer zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft gesteld dat [eiseres] per ongeluk een gat in de betonnen vloer heeft geboord en dat niet heeft dichtgemaakt. Ter onderbouwing hiervan heeft zij verwezen naar het rapport. [eiseres] heeft het gebrek betwist, omdat het volgens haar onduidelijk is waar de klacht over gaat en er niet eerder over is geklaagd. Omdat [onderneming 1] heeft vastgesteld dat er een gat is geboord in de betonnen vloer en hiervan een foto te zien is in het rapport, gaat de rechtbank uit van het bestaan van het gat. Omdat geen verweer is gevoerd tegen de begrote herstelkosten van € 145,00, zal de rechtbank dat bedrag toewijzen.
De binnenwanden
2.11.
De gevorderde schadevergoedingen van € 4.856,00 voor het herstel van scheurvorming en € 3.630,00 voor het herstel van de aansluiting van de wanden worden afgewezen. Uit de vier foto’s in het rapport blijkt niet dat er sprake is van zodanige open naden en scheurvorming dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [eiseres] . Zoals [eiseres] heeft toegelicht, betrof het werk dat zij diende te leveren met betrekking tot de wanden ruwbouw. Dat [eiseres] hierbij niet de kwaliteit heeft geleverd die [gedaagde] mocht verwachten bij een nieuwbouwhuis is eerder niet gesignaleerd in de VEH-rapporten van 21 december 2021 en 2 maart 2022.
Afwijzing kosten voor het plaatsen van gipsplaten
2.12.
De gevorderde herstelkosten van € 22.548,00 voor het plaatsen van gipsplaten worden afgewezen. Zoals geoordeeld onder 2.11 heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] is tekort geschoten in haar te leveren prestatie bij de wanden. Evenmin heeft [gedaagde] onderbouwd op welke wijze [eiseres] is tekortgeschoten in de te leveren prestatie bij de dagkanten of plafonds. De vijf foto’s overgelegd als productie 19 kunnen die stelling niet dragen.
De gevolgen van de vastgestelde gebreken in conventie en reconventie
2.13.
Bij tussenvonnis van 9 oktober 2024 is beslist op de door [gedaagde] gestelde gebreken 1 t/m 70. Hieronder volgt de tabel met de (schade)bedragen overgenomen uit het tussenvonnis van 9 oktober 2024 tezamen met de in dit vonnis de toegewezen schadebedragen.
Nummering uit cva
Schadevergoeding
Nog te verrekenen als minder werk of ogv onverschuldigde betaling
de drie radiatoren in de douches
€ 1.176,26
de trappen
€ 2.303,84
de dagkanten kozijnen en vensterbanken
€ 2.001,34
de voegvullingen in de gevels
€ 6.241,71
de kunststof dorpels
€ 414,18
de twee gewone binnendeuren
€ 48,40
de vervanging van boeidelen
€ 6.297,61
de aftimmering
€ 773,25
de wateraansluitingen
€ 7.500,00
de verwijderde binnenwand
€ 756,00
de buitenverlichting
€ 363,00
het ontbrekend ventilatierooster
€ 350,00
het deurkozijn met zijlicht
€ 217,91
de schoonmaakosten
€ 1.452,00
de kosten voor oplevering, herstel en nazorg
€ 1.321,32
de niet gebruikte gevelstenen
€ 4.758,93
het staal en de stalenliggers
€ 4.166,80
opslag brandmeldinstallatie
€ 2.460,50
Subtotaal
€ 19.427,87
€ 23.175,18
Aanvullend: openstaand dakbeschot
€ 100,00
Aanvullend: gat in betonnen vloer
€ 145,00
Totaal
€ 19.672,87
€ 23.175,18
2.14.
Uit de tabel volgt dat voor de vastgestelde tekortkomingen een schadevergoeding van in totaal € 19.672,87 wordt toegewezen. Het bedrag dat moet worden verrekend met de openstaande aanneemsom vanwege overeengekomen minderwerk of op grond van onverschuldigde betaling is € 23.175,18.
De aanneemovereenkomst is niet rechtsgeldig ontbonden
2.15.
De omvang van de schade uit de tekortkomingen rechtvaardigt de buitengerechtelijke ontbinding van de aanneemovereenkomst niet. Volgens [gedaagde] heeft zij bij brief van 4 mei 2022 de aanneemovereenkomst ontbonden, omdat er sprake was van tekortkomingen in de nakoming van de te leveren prestatie van [eiseres] en [eiseres] in verzuim was met het herstel daarvan. [eiseres] heeft betwist dat de stand van zaken een ontbinding van de aanneemovereenkomst rechtvaardigt. In deze procedure is vastgesteld dat [eiseres] op onderdelen tekort is geschoten in haar prestatie tegenover [gedaagde] . De omvang van de totale schade is begroot op € 19.672,87. Dat maakt dat de tekortkomingen - ook tezamen - in verhouding tot de geleverde prestatie van [eiseres] met een projectwaarde van circa één miljoen euro te gering zijn om de ontbinding van de gehele aanneemovereenkomst te rechtvaardigen.
De verdere beoordeling in conventie
De openstaande aanneemsom bedraagt € 167.430,66
2.16.
Na facturering door [eiseres] en betaling van [gedaagde] resteerde vanaf 16 februari 2022 een bedrag van € 191.097,84 aan onbetaald gelaten facturen. Uit de beoordeling van de rechtbank volgt dat [eiseres] gehouden is een bedrag van € 23.175,18 op dat bedrag in mindering te brengen ter verrekening van minderwerk of op grond van onverschuldigde betaling door [gedaagde] . Daarnaast komen de onderdelen 38, 55 en 107 van in totaal € 492 in mindering op de aanneemsom zoals volgt uit de eiswijzing. [1]
2.17.
Dit betekent dat de openstaande aanneemsom die [gedaagde] verschuldigd is aan [eiseres] (€ 191.097,84 - € 23.175,18 - € 492,00 =) € 167.430,66 bedraagt.
Afwijzing vordering 10% verschil tussen minderwerk en meerwerk.
2.18.
Het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 4.775,75 met een beroep op artikel 6 lid 10 van de algemene voorwaarden van [eiseres] wordt afgewezen. Aan deze vordering ligt geen verifieerbare berekening ten grondslag. Om die reden is de vordering niet toewijsbaar.
[gedaagde] deels bevoegd om betaling op te schorten; en retentierecht voor [eiseres]
2.19.
[gedaagde] mocht haar betalingsverplichting opschorten voor de vastgestelde tekortkomingen, waarvan [eiseres] de plicht had die te herstellen. Gelet op de omvang van de vastgestelde schadevergoeding enerzijds en de omvang van de nog openstaande aanneemsom anderzijds had [gedaagde] in alle redelijkheid niet het recht om haar betalingsverplichting ten aanzien van de volledige openstaande aanneemsom op te schorten.
2.20.
Voor een aanzienlijk deel van de openstaande aanneemsom was er voor [gedaagde] dus geen bevoegdheid tot opschorting van haar betalingsverplichting. Dat deel was na het verstrijken van de betalingstermijnen aldus opeisbaar voor [eiseres] . Dat betekent dat [gedaagde] met haar weigering te betalen grotendeels in verzuim is geraakt. Dat maakt dat [eiseres] omstreeks 11 maart 2022 bevoegd was om het recht van retentie op het gebouw uit te oefenen voor het opeisbare deel van haar vorderingen.
2.21.
Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat [eiseres] rechtsgeldig het retentierecht op het werk heeft uitgeoefend, wordt toegewezen. [gedaagde] zal, zoals gevorderd, worden veroordeeld in de betaling van daaraan verbonden kosten van € 880,65 aan [eiseres] op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW.
Geen oplevering van werk
2.22.
De gevorderde verklaring van recht dat het werk met ingang van 2 maart 2022 overeenkomstig artikel 9 lid 8 van de algemene voorwaarden als opgeleverd moet worden beschouwd, wordt afgewezen. Volgens de algemene voorwaarden is vereist dat de opdrachtgever het werk als opgeleverd heeft aanvaard. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. [gedaagde] heeft het werk afgekeurd.
2.23.
In de algemene voorwaarden is bepaald dat kleine gebreken geen reden voor afkeuring mogen zijn. [eiseres] doet een beroep op deze bepaling, maar dat beroep slaagt niet. Zo zijn reeds de onjuist geïnstalleerde wateraansluitingen niet aan te merken als een klein gebrek. Ook de som van alle gebreken tezamen van € 19.672,87 maakt dat geen sprake is van een klein gebrek in de zin van de algemene voorwaarden.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.24.
[eiseres] vordert betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldeed aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, waaraan [gedaagde] geen gehoor heeft gegeven. Dat maakt dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Dit geldt niet voor dat deel waarvoor [gedaagde] de betaling rechtsgeldig heeft opgeschort (dat is een bedrag gelijk aan de schadevergoeding) en het afgewezen deel van de gevorderde aanneemsom. De kosten zullen conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) worden begroot op basis van de in de procedure toegewezen aanneemsom van minus een bedrag gelijk aan de schadevergoeding (€ 167.430,66 - € 19.672,87 = €147.757,79). Daarmee komen de buitengerechtelijke incassokosten neer op een bedrag van € 2.252,58.
Wettelijke rente over de hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en retentiekosten
2.25.
[eiseres] heeft de wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd vanaf de vervaldata van de openstaande facturen. De rechtbank kan dat niet toewijzen, omdat er dan problemen bij de executie van het vonnis dreigen. Het is (voor de deurwaarder) namelijk niet doenlijk per factuur vast te stellen welk deel daarvan opeisbaar is geworden en voor welk deel van de factuur [gedaagde] haar betalingsverplichting rechtsgeldig heeft opgeschorst.
2.26.
Daarnaast geldt dat [gedaagde] geen wettelijke rente is verschuldigd over het deel van de vordering dat zij mocht opschorten. Om die reden wijst de rechtbank de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de openstaande aanneemsom minus een bedrag gelijk aan de schadevergoeding (€ 167.430,66 - € 19.672,87 = €147.757,79) toe vanaf de vervaldatum van de laatst verstuurde factuur. Dat is vanaf 2 maart 2022. De wettelijke rente van 2 maart 2022 tot en met de dag van dagvaarding op 2 mei 2022 bedraagt € 501,97.
2.27.
Verder wordt de wettelijke rente over de toegewezen aanneemsom minus het bedrag gelijk aan de schadevergoeding, buitengerechtelijke incassokosten en het bedrag aan retentiekosten, zoals gevorderd, toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
Verzoek geen uitvoerbaarverklaring bij voorraad afgewezen
2.28.
Indien de vorderingen in conventie worden toegewezen, verzoekt [gedaagde] het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [gedaagde] heeft niet toegelicht waarom haar belang om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet uit te spreken zwaarder dient te wegen dan het veronderstelde belang van [eiseres] om dat wel te doen. Om die reden zal de rechtbank haar verzoek afwijzen.
Geen wijziging van artikel 2 van de depotovereenkomst
2.29.
In zoverre [gedaagde] heeft verzocht de bepalingen in artikel 2 van de depotovereenkomst te beperken in die zin dat de vordering op de notaris uitsluitend onvoorwaardelijk wordt bij een onherroepelijk geworden vonnis, wijst de rechtbank dat af. Partijen zijn met elkaar de depotovereenkomst overeengekomen. Als uitgangspunt geldt dat de afspraken die daarin zijn vastgelegd moeten worden nagekomen. [gedaagde] heeft geen onvoorziene omstandigheden gesteld welke van dien aard zijn waardoor zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet gehouden kan worden aan de ongewijzigde instandhouding van de depotovereenkomst.
Proceskostenveroordeling in conventie
2.30.
Omdat [gedaagde] in conventie grotendeels in het ongelijk is gesteld, moet zij de proceskosten in conventie betalen. Bij de vaststelling van de kosten ‘salaris advocaat’ wordt voor het liquidatietarief aangesloten bij de hoogte van de toegewezen vorderingen. De proceskosten die zijn gemaakt vanaf het tussenvonnis met de bewijsopdracht worden gecompenseerd tussen partijen, omdat partijen over en weer niet volledig in het opgedragen bewijs zijn geslaagd.
2.31.
De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat € 6.751,50 (3,5 maal tarief € 1.929,00)
-nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging bij niet tijdige betaling)
Totaal: € 12.666,50
De verdere beoordeling in reconventie
De schadevergoeding bedraagt € 19.672,87
2.32.
[gedaagde] heeft in reconventie (subsidiair) een schadevergoeding gevorderd ten aanzien van de tekortkomingen in de nakoming van [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2022. Deze vordering zal voor een schadebedrag van € 19.672,87 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals gevorderd.
Boete voor termijnoverschrijding
2.33.
[gedaagde] vordert een gefixeerde schadevergoeding van € 4.120,00 voor de overschrijding van de overeengekomen bouwtermijn. De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 2.880,00 toewijzen en het overige afwijzen.
2.34.
Op grond van artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden heeft [gedaagde] recht op een gefixeerde schadevergoeding van € 40,00 per werkdag dat de overeengekomen bouwtermijn wordt overschreden. De overeengekomen bouwtermijn is 220 werkdagen.
2.35.
Met overlegging van de factuur van 10 december 2020 (productie 18 bij dagvaarding) is voldoende onderbouwd dat de werkzaamheden op 10 december 2020 zijn aangevangen, zoals [gedaagde] heeft gesteld. Op die dag is de factuur voor de 1e termijn gestuurd, die blijkens de factuur verzonden zou worden ‘na aanvang funderingswerkzaamheden’. Dat de bouwtermijn van 220 werkdagen met die aanvangsdatum verstrijkt op 24 november 2021, is niet bestreden. Daar gaat de rechtbank dan ook vanuit.
2.36.
Op 24 november 2021 was het werk nog niet gereed. Dat betekent dat vanaf 25 november 2021 de termijnoverschrijding loopt. Deze periode liep tot 18 februari 2022. Uit de brief van 18 februari 2022 van [eiseres] (productie 21 bij dagvaarding) volgt dat [eiseres] zich toen op het standpunt heeft gesteld dat, zolang [gedaagde] in verzuim is met haar betalingsverplichting, [eiseres] niet gehouden is het werk af te maken. Daarmee heeft [eiseres] haar verplichting tot uitvoering van de werkzaamheden rechtsgeldig opgeschort. Het aantal werkdagen vanaf 25 november tot en met 18 februari 2022 (rekening houdend met twee weken kerstvakantie) is 72 werkdagen. Daarmee wordt de gefixeerde schadevergoeding vastgesteld op € 40,00 maal 72 = € 2.880,00.
2.37.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat haar bedrijfsvoering hinder ondervond van overheidsbeperkingen in verband met de Corona pandemie. Dit verweer passeert de rechtbank, omdat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd op welke wijze, wanneer, voor hoeveel dagen haar bedrijfsvoering belemmerd is geweest.
Geen schadevordering vanwege uitgeoefend retentierecht
2.38.
Omdat [eiseres] bevoegd was het recht van retentie uit te oefenen op het gebouw, worden de vorderingen voor de gestelde schade die [gedaagde] hierdoor zou hebben geleden afgewezen. Dit zijn de vorderingen opgenomen in de akte van eisvermeerdering van 27 oktober 2022 en gespecifieerd in alinea’s 40 t/m 43 van de akte van 29 mei 2024.
Kosten deskundigen
2.39.
Bij eisvermeerdering in de akte van 27 oktober 2022 heeft [gedaagde] de kosten die zij heeft gemaakt voor de deskundigenrapporten van in totaal (€ 350,00 + € 600,00 + € 750,00 + € 500=) € 2.200,00 gevorderd.
2.40.
De rechtbank zal de vordering toewijzen. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als schade voor vergoeding in aanmerking. De rapporten van de deskundigen heeft [gedaagde] gebruikt ter onderbouwing van de gebreken en de schade, die vervolgens op onderdelen is vastgesteld. [eiseres] heeft de redelijkheid van de omvang van de kosten niet bestreden.
Proceskostenveroordeling in reconventie
2.41.
[eiseres] heeft in reconventie te gelden als de partij die grotendeels in het ongelijk is gesteld en moet daarom de proceskosten in reconventie betalen. Bij de vaststelling van de kosten ‘salaris advocaat’ wordt voor het liquidatietarief aangesloten bij de hoogte van de toegewezen vorderingen. De proceskosten die zijn gemaakt vanaf het tussenvonnis met de bewijsopdracht worden gecompenseerd tussen partijen, omdat partijen over en weer niet volledig in het opgedragen bewijs zijn geslaagd.
2.42.
De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris advocaat € 2.751,00 (3,5 maal tarief € 786,00)
-nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging bij niet tijdige betaling)
Totaal: € 2.929,00

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] omstreeks 11 maart 2022 rechtsgeldig het retentierecht op het gebouw heeft uitgeoefend,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 167.430,66,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] de wettelijke rente over de hoofdsom onder 3.2 te betalen vanaf 2 maart 2022 tot en met de dag van dagvaarding op 2 mei 2022, te weten een bedrag van €501,97,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.252,57 en de retentiekosten van € 880,65,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] over de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten en de retentiekosten de wettelijke rente van artikel 6:119 BW te betalen vanaf de dag van dagvaarding tot en met de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] van € 12.666,50, en te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening,
3.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2 t/m 3.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.10.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 19.672,87, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 mei 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.11.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 2.880,00 aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 mei 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.12.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 2.200,00 aan deskundigenkosten,
3.13.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] van € 2.929,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening,
3.14.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.10 t/m 3.13 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.15.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2025.
5340

Voetnoten

1.De overige posten waarmee [eiseres] haar eis heeft verminderd zijn al verrekend als schadepost of minderwerk, zoals blijkt uit de tabel.