Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde serieverkrachter, die een gevangenisstraf van 16 jaar uitzit. De rechtbank heeft besloten om de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van de veroordeelde met maximaal 180 dagen uit te stellen. Dit besluit is genomen op basis van de vordering van de officier van justitie, die stelde dat de veiligheid in de maatschappij niet voldoende gewaarborgd kan worden bij een eventuele vrijlating. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen geschikte opnameplek beschikbaar is in een forensisch psychiatrische kliniek, wat noodzakelijk is voor de verdere behandeling van de veroordeelde. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapportages, waaronder een reclasseringsrapport en een advies van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum, waaruit blijkt dat de veroordeelde lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat er aanzienlijke risico's zijn op herhaling van delictgedrag. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de lange detentieperiode van de veroordeelde en zijn wens om op een goede manier terug te keren in de maatschappij. Ondanks de zorgen over de veiligheid en het recidiverisico, heeft de rechtbank geoordeeld dat het uitstel van de VI gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden en de noodzaak voor een gestructureerde en begeleidende omgeving voor de veroordeelde.