ECLI:NL:RBMNE:2025:846

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/5970
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WIA-uitkering en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster, een B.V. gevestigd in [plaats], en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had op 17 september 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek van 6 november 2023 om herbeoordeling onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia). Na een besluit van verweerder op 15 oktober 2024 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. Verweerder heeft op 15 november 2024 gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank oordeelde dat, omdat het beroep was ingetrokken omdat verweerder tegemoet was gekomen aan verzoekster, verweerder verplicht was de proceskosten te vergoeden. De rechtbank volgde verweerder niet in zijn standpunt dat een wegingsfactor van 0,25 moest worden toegepast en stelde de proceskosten vast op € 453,50. Daarnaast werd verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 februari 2025 door rechter R.C. Stijnen in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5970

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. K. Gomes)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 17 september 2024 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 6 november 2023 om herbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia).
Verweerder heeft op 15 oktober 2024 alsnog een besluit genomen op het verzoek van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 15 november 2024 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en is van mening dat een wegingsfactor van 0,25 moet worden toegepast.
4. De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt en stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). [1]
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Conform de uitspraak van de Afdeling van bijvoorbeeld 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.