ECLI:NL:RBMNE:2025:84

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
C/16/576427 / HL ZA 24-153
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake toerekenbare tekortkoming in overeenkomst van opdracht tussen reisbemiddelaar en webdevelopmentbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V., een reisbemiddelingsbedrijf, en [gedaagde] B.V., een webdevelopmentbedrijf. De procedure begon met een dagvaarding op 30 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 november 2024. De partijen hebben een langdurige samenwerking gehad, maar de relatie is verstoord door een vertrouwensbreuk, voornamelijk veroorzaakt door de ziekte van de heer [A], een medewerker van [gedaagde].

[eiseres] heeft [gedaagde] opdracht gegeven om een applicatie te ontwikkelen, maar er ontstonden problemen met de oplevering en de communicatie over de voortgang. [gedaagde] heeft de overeenkomst uiteindelijk opgezegd, wat door [eiseres] als onterecht werd beschouwd. In de rechtszaak vorderde [eiseres] schadevergoeding en ontbinding van de overeenkomst, terwijl [gedaagde] verweer voerde en betaling van het volledige loon eiste.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een toerekenbare tekortkoming door [gedaagde], omdat de vertraging in de oplevering niet aan hen kon worden toegerekend. De opzegging van de overeenkomst door [gedaagde] werd als rechtsgeldig beschouwd. De rechtbank hield de verdere beslissing aan en verzocht partijen om zich uit te laten over het redelijke loon, zoals bepaald in artikel 7:411 BW.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/576427 / HL ZA 24-153
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V. mede handelende onder de naam [handelsnaam],
te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat mr. J.I. Jansen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat mr. M.L. Winters te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 mei 2024
  • de akte overlegging producties bij dagvaarding met 18 producties
  • de conclusie van antwoord met producties A tot en met G
  • de aanvullende productie 19 van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling van 19 november 2024 en het daarvan opgemaakte proces-verbaal
  • de pleitnota van [eiseres] met wijziging van eis
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is actief in de reisbemiddeling en organiseert onder meer congressen en beurzen. Zij heeft een internet platform over en voor organisatoren van diverse evenementen. Verder verleent zij diensten op het vlak van het zoeken, boeken, organiseren en betalen van zogenaamde Travel & MICE activiteiten in binnen- en buitenland.
2.2.
[gedaagde] is actief op het gebied van het ‘webdevelopment’. Zij ontwerpt, ontwikkelt en onderhoudt content managementsystemen en applicaties voor websites. De heer [A] (hierna: [A] ) is bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde] . Mevrouw [B] (hierna: [B] ) is projectmanager bij [gedaagde] .
2.3.
Partijen doen sinds ongeveer vijftien jaar zaken met elkaar.
2.4.
[eiseres] heeft op 21 mei 2021 opdracht gegeven aan [gedaagde] om
- kort gezegd - een applicatie voor de website van [eiseres] te ontwikkelen (hierna: de Opdracht). In de opdrachtbevestiging van [gedaagde] staat:
‘Voor uitvoering van bovenstaande is het budget: € 53.600,- en € 4.500,- = € 58.100,- excl. btw. Je ontvangt van ons 4 deelfacturen. De 1e voor de start van het project, de 2e en 3e tussentijds en de laatste na afronden van het project. (…).
N.B.: eventueel meerwerk zal in onderling overleg plaatsvinden op basis van uurtarief€ 78,- excl. btw. (…).
Op alle overeenkomsten zijn onze algemene voorwaarden van toepassing (zie bijlage).’
2.5.
In de bijbehorende algemene voorwaarden van [gedaagde] staat in
artikel 12 over opzegging van de Opdracht:
‘Beide partijen kunnen de overeenkomst te allen tijde schriftelijk opzeggen.
(…).
Indien de overeenkomst tussentijds wordt opgezegd door opdrachtnemer, zal opdrachtnemer in overleg met opdrachtgever zorgdragen voor overdracht van nog te verrichten werkzaamheden aan derden, tenzij er feiten en omstandigheden aan de opzegging ten grondslag liggen die aan opdrachtgever toerekenbaar zijn.
Indien de overdracht van de werkzaamheden voor opdrachtnemer extra kosten met zich meebrengt, worden deze aan opdrachtgever in rekening gebracht.’
2.6.
[A] heeft werkzaamheden verricht ter uitvoering van de Opdracht. Vanaf eind 2021 of begin 2022 heeft hij zijn werkzaamheden door ziekte moeten neerleggen.
2.7.
Per e-mail van 22 februari 2022 heeft [eiseres] aan [B] geschreven: ‘
Hi [B] , wat triest voor [A] dat hij zich in een vervelende werksituatie bevindt waardoor hij wat tijd voor zichzelf moet nemen. Namens ons heel veel sterkte! Maar we houden contact over zijn herstel… (…).
2.8.
[A] heeft vanaf juli 2022 de werkzaamheden hervat.
2.9.
[eiseres] heeft in totaal een bedrag van € 30.000,00 exclusief btw betaald aan [gedaagde] .
2.10.
[gedaagde] en [eiseres] hebben telefonisch contact gehad, waarin [eiseres] heeft aangegeven dat zij de applicatie anders wil inrichten en enkele functionaliteiten niet meer nodig zijn.
2.11.
Per e-mails van 20 juli 2022 heeft [gedaagde] [eiseres] de documentatie van de Opdracht toegestuurd om een idee te geven van het werk dat tot op dat moment is verricht. Ook heeft [B] een overzicht toegestuurd van het aantal gewerkte uren, waarbij zij heeft geschreven: ‘
zoals afgesproken heb ik samen met [A] de urenregistratie doorgenomen’. Verder heeft zij aangegeven dat [A] het bedrag en de uren in overleg met [eiseres] definitief zal vaststellen en dat [eiseres] daarna een aangepaste opdrachtbevestiging ontvangt.
2.12.
[eiseres] heeft daarop diezelfde dag een nadere toelichting gevraagd:

Volgende week woensdag verwachten we tijdens onze meeting van [A] tot op het uur nauwkeurig uiteenzetting een verslaglegging van de gewerkte uren met resultaten in de bouw en programmering. Laat hem zijn computer meenemen. We willen heel concreet zien wat er gebouwd is aan de achterkant, alle verslagen en POC’s, ontwerpen etc. etc. Er ligt op dit moment een grote discrepantie tussen jullie opgaven en result richting ons. Dat moet worden verklaard en daarna bepalen we de volgende stap.’
In een aanvullende e-mail heeft [eiseres] gevraagd om een planning van [gedaagde] voor oplevering van de volledige Opdracht.
2.13.
Per e-mail van 22 juli 2022 heeft [gedaagde] geschreven dat [A] zich - vanwege de opbouw na zijn ziekte - alleen bezighoudt met ‘development’ en dat de vragen die [eiseres] stelt een ander soort gesprek inhouden dan zij in eerste instantie hadden afgesproken. [gedaagde] vraagt [eiseres] of [A] zijn werkzaamheden kan voortzetten de komende vier weken, omdat [eiseres] heeft aangegeven dat zij enkele functionaliteiten niet meer terug wil zien in de ontwikkeling.
2.14.
Per e-mail van 22 juli 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven:
‘Geen werkzaamheden tot we elkaar over alles gesproken hebben. Graag verneem ik een datum voor de nieuwe afspraak.’
2.15.
Per e-mail van 27 september 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een terugkoppeling gegeven over de status van haar wensen. Zij vraagt inzicht in de concrete status van TCO en in het werk dat tussen maart 2021 en januari 2022 is verricht, om zo een mogelijke vervolgstap te kunnen zetten.
2.16.
Diezelfde dag heeft [gedaagde] geantwoord dat er nog niet met TCO is gestart, maar dat ‘aan het skelet en de scripts et cetera’ is gewerkt. In reactie vraagt [eiseres] aan welk skelet en welk script 480 uur zijn besteed en dat dit zorgwekkend klinkt. Zij wil een toelichting van de status van TCO. [gedaagde] antwoordt hierop:

Ik heb je absoluut gehoord (en ook gelezen). Er is geen status van TCO (zie onderstaand mailtje). Dit hebben we afgelopen donderdag meerdere keren proberen toe te lichten. Het blijkt voor jullie schijnbaar een onduidelijk, niet te geloven of zelfs zorgwekkend verhaal. Er is 469 uur in totaal aan gewerkt door [A] . Dit zijn complexe systemen (in ontwikkeling en planning nog rekening houdend met de andere boekingsprocessen.). Ook 250 pagina’s aan php scripts, 120 pagina’s documentatie en 24 schema’s technische ontwerpen komen niet vanzelf.
[A] gaf toen aan dat het niet zinvol is om ons blijvend af te vragen waar de uren zijn gebleven, maar dat we ons beter kunnen richten op hoe verder met het ontwikkelen van het systeem en wat het zou betekenen voor een eventueel nieuw vast te stellen prijs. De vervolgafspraak luidde dat jullie gingen kijken wat jullie exact willen met de ontwikkeling van TCO. Hierover zouden we donderdag a.s. in gesprek gaan. Het is daarna aan ons om te bekijken wat er nog aan tijd nodig is, het afspreken van een deadline en een nieuwe prijs. En zullen jullie een aangepaste offerte sturen. Als jullie nog meer tijd nodig hebben dan kunnen we de afspraak verschuiven(…).’
2.17.
Hierop heeft [eiseres] geantwoord:
‘Ik wil gewoon snappen waar jullie 1,5 jaar mee bezig zijn en wat de status is van het onderdeel waar we mee verder willen. Dat lijkt me toch niet al te veel gevraagd? Ik vind dit ook een verantwoordelijkheid van jullie naar ons als klant [B] om helderheid te verschaffen hoe we ervoor staan wat TCO betreft. Wij hebben er niet om gevraagd dat er vanaf november 2021 volledige radiostilte is en we nu willen weten wat de status is als het weer wordt opgestart. We laten donderdag om 14u00 staan.’
2.18.
Op 19 oktober 2022 heeft [gedaagde] een aangepaste offerte aan [eiseres] toegezonden, waarin bepaalde functionaliteiten van de applicatie op verzoek van [eiseres] niet meer terugkomen. De aangepaste offerte omvat een totaalbedrag van € 44.850,00. In de offerte is onder andere opgenomen dat het project direct zal worden overgedragen aan een andere partij in het geval [A] opnieuw langdurig ziek zou worden (waar [gedaagde] niet van uit gaat).
2.19.
Per e-mail van 20 oktober 2022 heeft [eiseres] geantwoord dat zij behoefte heeft aan duidelijkheid en inzicht wenst in de opbouw en uitwerking van de kosten en planning. Zij wil deze informatie uiterlijk op 21 oktober 2022 ontvangen en daarover in gesprek gaan.
2.20.
Per brief van 21 oktober 2022 heeft [gedaagde] de bedragen in de aangepaste offerte toegelicht en geschreven dat [eiseres] met de voortgang van het project kan meekijken door het gebruik van een bepaald computersysteem.
2.21.
Op 25 oktober 2022 heeft [eiseres] aan [A] geschreven dat zij een summiere toelichting heeft gekregen op haar vragen van [B] . Zij zet vraagtekens bij de werkzaamheden die zijn uitgevoerd, bij de daarvoor opgevoerde uren en vraagt inzicht in de kosten. Zij geeft verder aan dat zij een garantie mist voor de voortgang van het project in het geval [A] opnieuw ziek zou worden. Zij heeft onder andere geschreven:
‘Ik stel voor [A] om een persoonlijk gesprek te plannen om alle lucht te klaren, helderheid te verschaffen en bedrag bepalen om, naar het uitziet, de TCO af te gaan ronden. Overigens vinden we 4 tot 6 maanden voor alleen de TCO in relatie tot ons laatste gesprek erg lang. Daarover ook helderheid graag.’
2.22.
[B] heeft dezelfde dag geantwoord dat de Opdracht met medeweten van [eiseres] vanaf eind januari 2022 tot begin juli 2022 stil heeft gelegen door de ziekte van [A] , dat [A] begin juli 2022 weer verder is gegaan en dat het project op verzoek van [eiseres] op 22 juli 2022 met onmiddellijke ingang stopgezet moest worden. [B] heeft verder geschreven dat de Opdracht aan een derde partij zal worden overgedragen als [A] weer zou uitvallen. In de e-mail staat ook:
‘Naar onze mening hebben we je alle informatie om helderheid te verschaffen verstrekt.
Mij moet wel persoonlijk iets van het hart. Na jouw mail gelezen te hebben, ben ik nogal
geschrokken van jouw beschuldigingen. Je vermeldt o.a. dat we een 'loopje' met je nemen,
onze urenverantwoording niet klopt, het budget niet klopt en dat we jullie benadelen. (…).
We zijn inmiddels 3 maanden verder nadat [A] op jouw verzoek op 22 juli 2022 met onmiddellijke ingang moest stoppen. We gaan ervan uit volgende week maandag verder te kunnen met de ontwikkeling (…).’
2.23.
Per e-mail van 26 oktober 2022 heeft [eiseres] een e-mail aan [A] gericht:
‘We willen graag een live gesprek met jou bij ons aan tafel over onze zorgpunten zodat al onze vragen worden beantwoord en er een helder inzicht komt in de gemaakte uren t/m januari 2022. We hebben reeds € 30.000 excl. BTW overgemaakt. We willen een onderbouwde uitleg van de urenverantwoording t/m januari 2022 in relatie tot het aanvullende bedrag wat wordt gevraagd om alleen TCO op te kunnen leveren. Alles naast elkaar leggende, zit daar een financieel gat tussen van ca 150 uren x €75,00 excl. BTW. Daar moeten we met elkaar over spreken [A] , het is in jullie en ons belang dat dit helder wordt. Ook bespreken we graag de beloofde betaversie van One lnvoice. Op 27 oktober 2021 bevestigde [B] dat in januari 2022 een betaversie van het systeem zou worden opgeleverd. Deze hebben we tot op heden niet ontvangen. (…).’
2.24.
Per e-mail van 27 oktober 2022 heeft [A] geantwoord:
‘Wat betreft de discussie over de respectieve verantwoordelijkheden.Jullie en wij hebben elkaar lopende het project (en zonder vooropgezette intentie hiertoe) nadeel toegebracht. Wij jullie, door ongeveer 5 maanden vertraging in het project te veroorzaken in samenhang met mijn gezondheid; jullie ons, door lopende het project eenzijdig de overeenkomst open te breken, een gang van zaken die inmiddels tevens tot een vertraging van ruim 3 maanden heeft geleid. Mijn voorstel is om deze zaken tegen elkaar weg te strepen zodat we het eindeloze gebakkelei hierover kunnen beëindigen en verdere derving van tijd en geld kunnen voorkomen. Het alternatief, elk van deze zaken laten vertalen naar een financiële compensatie en zodoende verrekenen, zou de werkrelatie mogelijk schaden en in het uiterste geval in een onwerkbare relatie kunnen resulteren, hetgeen ik voor alles wil voorkomen.’
[A] heeft verder een toelichting gegeven op de prijs in de aangepaste offerte. Hij schrijft onder meer:

Voor het boeking process zelf is een vaste prijs afgesproken hetgeen ik wil onderstrepen door te wijzen op de diverse besprekingen tussen mei 2021 en november 2021. In die periode is BP ‘Travel & Stay’ steeds groter en complexer geworden, hetgeen door mij nooit is vertaald naar meerwerk. Nu, andersom, wel een hogere compensatie te vragen voor het schrappen van dit BP is niet redelijk en niet in lijn met de afspraken. In dit licht wijs ik ook jouw vraag om eerder gemaakte uren te verantwoorden van de hand. Het is niet in lijn met de gemaakte vaste-prijs afspraak (plus door ons afgegeven prijsgarantie), (…).
Over de garantie heeft [A] geschreven:
‘Wat betreft de door jou gevraagde garanties in het geval ik opnieuw zou wegvallen.
Ik ben bereid om eventualiteiten in dit licht volledig af te timmeren en zo tot een complete garantstelling te komen, maar zal hiertoe een nieuwe offerte moeten schrijven waarin deze garantstelling in de prijs wordt meegenomen. Noch in onze AV, noch in de opdrachtovereenkomst voor dit project is een dergelijke garantstelling geregeld; het is aldus niet redelijk er vanuit te gaan dat wij hiervoor kunnen instaan zonder aanpassing van de offerte. ‘
Afsluitend heeft [A] nog geschreven:
‘Je krijgt nog steeds precies wat is afgesproken, tegen mutatis mutandis precies de overeengekomen prijs. In de nieuwe specificatie zakt de kostprijs van het project met €9.000,-. Dit is aantoonbaar logisch/correct. Desalniettemin staan je mails en berichten vol van verdachtmakingen en dwingende pogingen om de prijs te doen verlagen.
Laten we ophouden met dit gezeur, realistisch naar de zaken kijken en in jullie en
ons belang zo snel mogelijk de draad weer oppakken.’
2.25.
Per e-mail van 31 oktober 2022 heeft [eiseres] geschreven:
‘We zijn het ook met je eens dat het gezeur op moet houden en de realistische kijk moeten volgen. (…).
Wat ontbreekt in je mail is de verklaring van het gat van 150 uur wat door [B] als gewerkte uren wordt opgegeven over de periode oktober/november 2021 t/m januari 2022. We vinden die gewerkte arbeid nergens in logboek terug en alle mail en app verkeer geeft weer dat er in die periode niet aan One lnvoice is gewerkt door ziekte en andere activiteiten. (…).
Waar we geen antwoord op terug zien is de beloofde beta versie die januari 2022 zou worden geleverd. Zorgen jullie spoedig voor deze versie zodat we al een en ander kunnen testen. Anders graag een toelichting waarom deze beta versie in januari toch niet is geleverd. Verder willen we toelichting waarom de bouw van TCO opeens 4 tot 6 maanden gaat duren terwijl volgens opgaven gemiddeld 200 uur per maand aan One lnvoice zou zijn besteed. Wat ligt ten grondslag aan de vertraagde bouwtijd terwijl hier nooit over is gesproken? Hoe zien jullie de voortgang van project One lnvoice als je weer uitvalt? Graag toelichting.’
2.26.
Diezelfde dag heeft [gedaagde] geantwoord dat er diverse mails, documenten en appjes zijn gestuurd. Verder heeft [gedaagde] een toelichting en berekening gegeven op de aangepaste offerte, verwezen naar het document van 25 oktober 2022 met een toelichting op de beta versie en aangegeven welke facturen [eiseres] nog mag verwachten. [gedaagde] heeft de e-mail besloten met:
‘Na akkoord van de aangepaste offerte zullen we je de aangepaste opdrachtbevestiging sturen. Na akkoord en ondertekening kunnen we pas verder met de opdracht.’
2.27.
Per e-mail van 1 november 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat de antwoorden er weinig blijk van geven dat [gedaagde] optimaal meedenkt in het belang van het project in relatie tot de zorgpunten van [eiseres] . [eiseres] heeft daarbij wederom geschreven dat [gedaagde] 150 uren teveel in rekening heeft gebracht en daarvoor een factuur van € 11.250,00 exclusief btw aan [gedaagde] toegestuurd. Verder heeft [eiseres] geschreven dat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan de beloofde opleverdata en dat de continuïteit van het project niet gewaarborgd is als [A] weer ziek wordt. Zij besluit de e-mail door te schrijven:
‘We laten van de week even weten hoe we verder gaan en informeren onze klanten alvast over (wederom) noodzakelijk langer uitstel van gebruik van ons nieuwe systeem One Invoice.’
In de bijgevoegde factuur staat:
‘Deze factuur voorziet in de terugvordering van teveel opgevoerde uren door [gedaagde] over de periode oktober 2021 1/m januari 2022. Het betreft 150 uur x € 75,00
excl. BTW. [gedaagde] is een aantal malen verzocht om (persoonlijk) toe te lichten hoe deze 150 uur tot stand zijn gekomen en de toelichting te voorzien van een gedetailleerd uren/werkoverzicht. [gedaagde] heeft hier geen gehoor aan gegeven en heeft ook geen detail uren/werkoverzicht overhandigd. (…).’
2.28.
Per e-mail van 4 november 2022 heeft [eiseres] nogmaals aanvullende vragen gesteld bij de aangepaste offerte, namelijk hoe de continuïteit en voortgang gewaarborgd is als [A] eventueel opnieuw uitvalt.
2.29.
Per e-mail van 15 november 2022 heeft [eiseres] om terugkoppeling gevraagd op de e-mail die zij stuurde op 4 november 2022. Zij wil uiterlijk 16 november 2022 uitsluitsel hebben over hoe de oplevering van het project geborgd zal worden ‘als ze uit de aangepaste offerte van 19 oktober 2022 zijn’. [eiseres] heeft ook aangegeven dat het niet acceptabel is dat [gedaagde] geen opleveringsverplichting of garantie afgeeft ‘als we met elkaar uit de aangepaste offerte zijn waarna jullie met het vervolg kunnen starten’.
2.30.
Per brief van 29 november 2022 heeft de advocaat van [gedaagde] aan [eiseres] geschreven:
‘Cliënte kan niet anders dan concluderen dat u geen (enkel) vertrouwen meer in haar hebt. En dat is inmiddels wederzijds. Ze ziet zich dan ook genoodzaakt bij dezen de overeenkomst tussen u beiden op te zeggen. Het geraamte van het digitale bouwwerk is al een eind op weg, een ander bedrijf dat bekend is met deze software ('Symfony') kan en zal de klus dan verder voor u moeten klaren. Alle sleutels daartoe zullen worden overhandigd en u kunt uiteraard rekenen op volledige medewerking van de overdracht aan deze derde. Desgewenst kan cliënte er nog wel een aantal adviseren. Bovendien is zij bereid om de gewerkte uren ná begin juli 2022 en de gemiste uren vanwege het stilvallen van de werkzaamheden ( [A] werkte toen op 75% dus zo'n 114 uren in totaal) niet in rekening te brengen. Ik verwijs hiervoor nogmaals naar de bijlage. Cliënte zal dus niet overgaan tot het opmaken van een eindafrekening.’
2.31.
Per e-mail van 20 december 2022 heeft [eiseres] het door haar betaalde bedrag van € 30.000,00 teruggevorderd van [gedaagde] .
2.32.
De advocaat van [eiseres] heeft per brief van 16 februari 2023 geschreven dat [eiseres] niet heeft begrepen dat de opzegging met onmiddellijke ingang is gedaan en dat zij ervanuit ging dat de opzegging gold als tegen de datum waarop partijen het eens zouden zijn over de overdracht van de Opdracht aan een samen te kiezen derde. De advocaat van [eiseres] heeft geschreven dat [eiseres] artikel 12 van de algemene voorwaarden vernietigt, de brief een ingebrekestelling is en hij verzoekt [gedaagde] de werkzaamheden op korte termijn en uiterlijk op 1 maart 2023 te hervatten.
2.33.
In reactie hierop heeft de advocaat van [gedaagde] per brief van 10 maart 2023, kort gezegd, meegedeeld dat [gedaagde] vasthoudt aan de rechtsgeldige opzegging en dan van nakomen geen sprake is.
2.34.
[eiseres] heeft een kort geding geëntameerd, waarin (in conventie) een gebod tot nakoming uiterlijk in het tweede kwartaal van 2023 is gevorderd. Op 9 mei 2023 heeft een mondelinge behandeling in kort geding plaatsgevonden. Bij vonnis in kort geding van
30 mei 2023 is de vordering van [eiseres] afgewezen.
2.35.
[eiseres] heeft dr. [C] van [bedrijf] ingeschakeld om de uitvoering van de Opdracht te onderzoeken. Op 28 december 2023 heeft zij een deskundigenrapport geschreven. Daarin is, voor zover relevant, het volgende op pagina 6 vermeld:
“Antwoord op de vragen
Antwoord vraag 1: Wat voor materiaal is er door [gedaagde] aan [eiseres] geleverd?
Er is door [gedaagde] ongeveer 5800 regels code geleverd, en 49 diagrammen. De code lijkt vooral een eerste aanzet en nog geen afgerond systeem, omdat de code is verdeeld in kleine bestanden met weinig tot geen logica.
Antwoord vraag 2: In hoeverre is dit materiaal bruikbaar voor het afronden van de ontwikkeling van de beoogde webapplicatie One Invoice door een derde?
De opgeleverde code is bruikbaar voor de ontwikkeling van het beoogde systeem door een nieuwe ontwikkelaar. De opgeleverde code is een heel klein startpunt, het meeste werk (rond de 90%) moet nog worden gedaan. Het zou dus niet zozeer gaan om 'afronden' maar om het echt ontwikkelen van het systeem, waarbij er een kleine besparing zou zijn als de code zou worden gebruikt.
Antwoord vraag 3: Wat is de waarde in het economisch verkeer van het door [gedaagde] geleverde materiaal, wetende dat [eiseres] aan [gedaagde] 496 manuren heeft betaald, te weten € 30.000,- voor de ontwikkeling van 'One Invoice'?
Het materiaal dat ik onderzocht heb (de broncode en de schema's) hebben een waarde van tussen de € 3.400,-- en € 4.300,-- excl. BTW, gebaseerd op een totale bespaarde inspanning van 41 - 55 uur. Dit is aanzienlijk minder dat de gefactureerde inspanning van € 30.000,-.”
2.36.
Per brief van 12 maart 2024 heeft de advocaat van [eiseres] aan de advocaat van [gedaagde] , onder verwijzing naar het rapport van [C] , meegedeeld dat het door [gedaagde] geleverde materiaal (broncode en schema’s) een waarde heeft van tussen de € 3.400,- en € 4.300,- en dat gelet op het toerekenbaar tekort komen van [gedaagde] de overeenkomst van 21 mei 2021 wordt ontbonden. Daarnaast is in deze brief meegedeeld dat de eerdere ingebrekestelling niet langer wordt gehandhaafd en dat de brief mag worden opgevat als een omzettingsverklaring in de zin van
artikel 6:87 BW, waarmee [eiseres] de verbintenis tot nakoming alsnog omzet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis,
A (i) voor recht te verklaren dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de overeenkomst van opdracht en daardoor schadeplichtig is geworden jegens [eiseres] ;
A (ii) dat de Opdracht rechtens geldt als ontbonden
en samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 29.021,50 (€ 26.050,- aan hoofdsom, € 1.936 aan deskundigenkosten en € 1.035,50 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met wettelijke handelsrente en proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] maakt aanspraak op terugbetaling van € 26.050,- zijnde een groot deel van het het eerder door haar aan [gedaagde] betaalde bedrag van (de gevorderde hoofdsom). Volgens [eiseres] is [gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de Opdracht. [eiseres] stelt de overeenkomst van opdracht geldig buitengerechtelijk ontbonden te hebben en voor zover nodig ook een omzettingsverklaring te hebben gestuurd. Verder doet [eiseres] een beroep op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid waaruit een restitutieplicht van [gedaagde] voortvloeit.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [eiseres] in de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als deze niet binnen veertien dagen na het vonnis zijn betaald.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Wat zijn partijen overeengekomen?
4.1.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is welke afspraken partijen hebben gemaakt. Volgens [eiseres] is de aangepaste offerte, die op 19 oktober 2022 aan haar is verstrekt, overeengekomen. Dit wordt door [gedaagde] betwist. Volgens [gedaagde] is er nimmer een akkoord gekomen op die aangepaste offerte. Gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] had het op de weg gelegen van [eiseres] om feiten te stellen waaruit blijkt dat de aangepaste offerte door [gedaagde] is aanvaard. Die feiten heeft zij niet gesteld. Evenmin blijkt die aanvaarding uit de correspondentie die partijen na 19 oktober 2022 met elkaar hebben gevoerd. [gedaagde] heeft 31 oktober 2022 (zie nr. 2.26) geschreven dat zij
naakkoord de aangepaste opdrachtbevestiging zal sturen. Over dat akkoord en het verzenden van een aangepaste offerte heeft [gedaagde] niets gesteld. Het gevolg hiervan is dat [gedaagde] niet zal worden toegelaten te bewijzen dat de aangepaste offerte overeengekomen is. Dit betekent dat vaststaat dat de eerste offerte de tussen partijen gemaakte afspraak bevat.
4.2.
Niet in geschil is dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is te kwalificeren als een overeenkomst van opdracht. Voor de beoordeling van de vordering van [eiseres] zal dan ook worden uitgegaan van de bepalingen van art. 7:400 e.v. BW betreffende de overeenkomst van opdracht
Is er sprake van een tekortkoming door [gedaagde] ?
4.3.
Als primaire grondslag voor haar vordering stelt [eiseres] dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] . Zij stelt dat de betaversie niet tijdig is opgeleverd. De betaversie had volgens haar in januari 2022 opgeleverd moeten zijn, maar dat is niet gebeurd. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst [eiseres] naar productie 9 (deze productie duidt zij aan met “bewijs van beoogde oplevering van een eerste versie begin 2022”). [gedaagde] betwist dat de betaversie gereed moest zijn in januari 2022.
4.4.
Uit productie 9 blijkt niet dat is overeengekomen dat de betaversie in januari 2022 gereed moest zijn. Ook uit de Opdracht blijkt niet dat een afspraak is gemaakt over het tijdig gereedmaken van de betaversie. Dat de betaversie uiterlijk in januari 2022 opgeleverd moest zijn is, gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] , dan ook niet komen vast te staan. Als er ten aanzien van de oplevering van de betaversie in januari 2022 al een vertraging is opgetreden, dan had dit ongetwijfeld te maken met de ziekte van [A] (zie nr. 2.6). Hij heeft daardoor immers zijn werkzaamheden vanaf eind 2021, begin 2022 moeten neerleggen. Hiervoor heeft [eiseres] begrip getoond. In de e-mail van 22 februari 2022 schrijft [eiseres] aan [gedaagde] : “
wat triest voor [A] dat hij zich in een vervelende werksituatie bevindt waardoor hij wat tijd voor zichzelf moet nemen. Namens ons heel veel sterkte! Maar we houden contact over zijn herstel…”Onder deze omstandigheden kan het niet opleveren van de betaversie in januari 2022 niet als een tekortkoming worden beschouwd.
4.5.
[eiseres] stelt dat de tekortkoming ook blijkt uit het door haar overgelegde ICT-rapport. Volgens [eiseres] heeft zij geen waar voor haar geld gekregen. Ze heeft
€ 30.000,- betaald zonder enig zicht op de voortgang. [eiseres] wijst erop dat uit het ICT-rapport naar voren komt dat slechts 10% van de klus was geklaard toen [eiseres] om opheldering vroeg aan [gedaagde] en dat er door haar slechts voor een bedrag van € 3.400,- tot € 4.300,- exclusief BTW is gepresteerd. De juistheid van deze bevindingen is door [gedaagde] gemotiveerd bestreden.
4.6.
Kort samengevat zijn de vragen (zie nr. 2.35) die aan het ICT-rapport ten grondslag liggen: wat heeft [gedaagde] geleverd?, is dit bruikbaar is voor afronding door een derde? en wat is daarvan de waarde is in het economisch verkeer? Deze vragen zijn niet richtinggevend voor de beoordeling van de kwaliteit van de werkzaamheden door [A] en de nakoming door [gedaagde] van haar verplichtingen. Voor die beoordeling is richtinggevend of dat wat [A] en met hem [gedaagde] ter uitvoering van de opdracht hebben verricht, gelet op de inhoud van de opdracht en de omstandigheden waaronder die is uitgevoerd, overeenkomt met hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer verwacht mag worden. De bevindingen in het ICT-rapport geven hierover geen uitsluitsel.
4.7.
Uit de antwoorden op de vragen 2 en 3 van het ICT-rapport blijkt een discrepantie tussen ‘de waarde in het economisch verkeer van het door [gedaagde] geleverde materiaal’ en ‘de gefactureerde inspanning’. De waarde in het economisch verkeer is volgens het rapport € 3.500,- tot € 4.300,- en de gefactureerde inspanning € 30.000,-. Op basis van die waarde en dat verschil stelt [eiseres] dat er sprake is van een tekortkoming. Die stelling gaat niet op. Partijen hebben een vaste prijs afgesproken. [gedaagde] diende aan het einde van het traject ‘One Invoice’ op te leveren waarvoor [eiseres]
€ 50.000,- diende te betalen. Of op het moment van een tussentijdse beëindiging van de werkzaamheden sprake is van een tekortkoming hangt af van de vraag of partijen over de stand van het werk op dat moment een afspraak hebben gemaakt. Daarvan is geen sprake. Uit de Opdracht blijkt geen afspraak over stadia in de stand van het werk en daaraan gerelateerde opeisbaarheid van de delen van de vaste prijs. De stand van het werk op het moment van beëindiging van de opdracht is reeds daarom niet te relateren aan de op dat moment verrichte betalingen. De - door [eiseres] gestelde en door [gedaagde] betwiste - discrepantie tussen de waarde in het economisch verkeer van het werk (wat daar overigens ook van zij) en het door [eiseres] betaalde bedrag levert dus op zich geen tekortkoming op.
4.8.
De conclusie is dat stellingen van [eiseres] niet kunnen leiden tot de vaststelling van een tekortkoming door [gedaagde] . Dat betekent dat door [eiseres] de ontbinding van de opdracht onterecht is ingeroepen. Het beroep op ontbinding slaagt dus niet. Bij gebreke van een tekortkoming door [gedaagde] blijft ook de omzettingsverklaring van [eiseres] dat geen nakoming maar vervangende schadevergoeding wordt gevraagd, zonder rechtsgevolg.
De opzegging van de Opdracht door [gedaagde]
4.9.
[gedaagde] heeft de Opdracht met onmiddellijke omgang opgezegd met een beroep op het ontbreken van vertrouwen. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] het ontbreken van haar vertrouwen gefingeerd. [eiseres] heeft in de dagvaarding de onrechtmatigheid van de opzegging niet ten grondslag gelegd aan haar vorderingen. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat ook niet uit de dagvaarding begrepen te hebben. Voor zover [eiseres] al geacht kan worden bedoeld te hebben de grondslag van haar vorderingen aan te vullen met de onrechtmatigheid van de opzegging, dan slaagt die grondslag niet. Haar stelling dat [gedaagde] de vertrouwensbreuk heeft voorgewend, is niet voldoende om aan de op haar rustende stelplicht voor onrechtmatige opzegging te voldoen omdat duidelijk uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat na verloop van tijd de verhouding tussen hen in toenemende mate verstoord raakte omdat zij over en weer niet voldeden aan datgene wat zij van elkaar verwachten en er niet in slaagden dat op constructieve wijze met elkaar te bespreken en op te lossen. Er was uiteindelijk sprake van een zodanige vertrouwensbreuk dat beide partijen op basis van de algemene voorwaarden gerechtigd waren om de overeenkomst op te zeggen. Van een onrechtmatige opzegging door [gedaagde] is dus geen sprake. Zij was daartoe gerechtigd. Daarmee staat de rechtsgeldigheid van de opzegging vast.
Op welk loon heeft [gedaagde] recht (7:411 BW)?
4.10.
Als grondslag voor haar vordering beroept [eiseres] zich op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid. Naar de rechtbank begrijpt beoogt [eiseres] tussentijds af te rekenen op grond van artikel 7:411 lid 1 BW. Op grond van artikel 7:411 lid 1 BW heeft [gedaagde] recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon, indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor de opdracht is verleend, is verstreken. Bij de bepaling van het loon wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Met loon wordt de tegenprestatie bedoeld die [eiseres] op grond van de Opdracht aan [gedaagde] moet betalen. Lid 2 bepaalt dat de opdrachtnemer slechts recht heeft op het volle loon, als het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is.
Het volledige loon?
4.11.
[gedaagde] heeft betoogd dat het volledig in de risicosfeer van [eiseres] ligt dat zij de Opdracht heeft opgezegd. Naar de rechtbank begrijpt stelt [gedaagde] dat in het kader van de financiële afwikkeling van de Opdracht er rekening mee moet worden gehouden dat de opzegging toerekenbaar is aan [eiseres] , zoals is bedoeld in artikel 7:411 lid 2 BW. De eerste vraag die in dat kader moet worden beantwoord is of het einde van de Opdracht aan [eiseres] is toe te rekenen. Het is aan [gedaagde] om dit te stellen en te onderbouwen. Zij heeft dat onvoldoende gedaan. De rechtbank licht dit nader toe.
4.12.
[gedaagde] verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar de uitspraak van de voorzieningenrechter in kort geding. Volgens haar blijkt daaruit reeds dat de reden voor opzegging toerekenbaar is aan [eiseres] . Deze stelling gaat alleen daarom al niet op omdat de rechtbank niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden is. Bovendien staat in rechtsoverweging 4.9. van het kortgedingvonnis niet dat de reden van opzegging geheel toerekenbaar is aan [eiseres] . De rechtsoverweging luidt aldus:
“De omstandigheid dat [gedaagde] de Opdracht per direct heeft opgezegd, rechtvaardigt niet de conclusie dat de opzegging niet rechtsgeldig is. Voor dat oordeel is relevant dat [eiseres] al op 22 juli 2022 had gevraagd de werkzaamheden te stoppen Partijen zijn vervolgens meerdere maanden - tot begin november 2022 - met elkaar in overleg zijn geweest over de voortzetting van de werkzaamheden, maar [eiseres] heeft daarvoor geen akkoord gegeven. [gedaagde] heeft eind oktober meerdere malen gevraagd een streep onder de verwijten te zetten en verder te mogen werken, waarop
[eiseres] enkel met meer vragen heeft gereageerd. Onder deze omstandigheden heeft [gedaagde] de Opdracht per direct mogen opzeggen. Dat de nood voor [eiseres] vervolgens hoog is geworden komt voor haar rekening en risico, omdat zij de voortgang van de Opdracht sinds eind juli 2022 heeft stilgelegd.”
Dit oordeel van de voorzieningenrechter betreft de geldigheid van de opzegging, maar niet de toerekenbaarheid van de daaraan ten grondslag liggende reden. Evenmin betreft dit oordeel de financiële afwikkeling van de tussentijdse beëindiging van de opdracht.
4.13.
Uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat de uiteindelijke vertrouwensbreuk alles te maken had met:
- vertraging in de voortgang van het werk als gevolg van het uitvallen van [A] ;
- twijfel aan de zijde van [eiseres] over de stand van het werk in verhouding tot hetgeen zij op dat moment had betaald;
- behoefte aan de zijde van [eiseres] aan uitleg over hetgeen reeds door [gedaagde] aan werkzaamheden was verricht;
- een verschil van mening over de door [gedaagde] verstrekte schriftelijke informatie over de door haar besteedde tijd en het verrichte werk;
- de onmogelijkheid van partijen om aan de hand van die schriftelijke informatie tot een constructief gesprek te geraken over de stand van zaken en de voortzetting daarvan.
Deze feiten zijn onlosmakelijk verbonden met de samenwerking van partijen en de wijze waarop zij zich in dat kader hebben gedragen. Het is op zichzelf niet onbegrijpelijk dat er na betaling van € 30.000,- en de opgetreden vertraging bij [eiseres] behoefte bestond aan nadere verantwoording door [gedaagde] van hetgeen zij inmiddels had gedaan. Die behoefte sluit aan op de (in artikel 7:403 lid 1 BW bepaalde) plicht van [gedaagde] om [eiseres] op de hoogte te houden van haar werkzaamheden. Evenzeer is begrijpelijk dat bij een opdracht als de onderhavige gedurende de ontwikkelfase nog maar in beperkte mate een tastbaar product kan worden getoond. Deze op zich begrijpelijke beperking van [gedaagde] om [eiseres] te informeren over de stand van zaken, maakt het temeer van belang om hierover een goed gesprek met [eiseres] te hebben. Dat een dergelijk gesprek is gevoerd, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat dit gebrek in overwegende mate aan [eiseres] is toe te rekenen. Dit alles verklaart het in toenemende mate verstoord raken van de onderlinge verhouding wat uiteindelijk heeft geleid tot het versturen door [eiseres] van een factuur aan [gedaagde] en de daarop volgende opzegging van de opdracht door [gedaagde] . Aldus bezien is de vertrouwensbreuk aan beide partijen toerekenbaar. Het beroep van [gedaagde] op artikel 7:411 lid 2 BW gaat niet op.
Het naar redelijkheid vast te stellen loon?
4.14.
De financiële afwikkeling van de Opdracht dient te gebeuren op de wijze zoals bepaald in artikel 7:411 lid 1 BW. Dit artikel regelt dat bij voortijdige beëindiging van de opdracht, de opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen loon. De omstandigheden bepalen welk deel van het loon in een concreet geval redelijk is. In genoemd artikel worden enkele omstandigheden genoemd die daarbij van belang zijn: de werkzaamheden die de opdrachtnemer reeds heeft verricht, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de reden van beëindiging. Die opsomming is niet limitatief.
Het debat tussen partijen over het naar redelijkheid vast te stellen loon is onvoldoende gevoerd. Partijen hebben hun stellingen niet betrokken op artikel 7:411 lid 1 BW.
4.15.
[eiseres] heeft een beroep gedaan op het ICT-rapport en stelt kennelijk dat het redelijke loon beperkt is tot de waarde in het economisch verkeer van hetgeen [gedaagde] heeft gemaakt. Die stelling is niet juist. De juistheid van het ICT-rapport is door [gedaagde] gemotiveerd bestreden. Volgens [gedaagde] is zij niet bij het onderzoek betrokken geweest en is geen hoor- en wederhoor toegepast. Bij een Opdracht als de onderhavige is het minst genomen van belang [gedaagde] te betrekken bij het onderzoek en hoor en wederhoor in acht te nemen. De verwijten van [gedaagde] ten aanzien van de totstandkoming van het rapport zijn dan ook terecht. Reeds daarom kan uit het rapport de redelijkheid van het loon niet worden afgeleid. Evenmin kan [gedaagde] worden gevolgd in haar stelling dat [gedaagde] recht heeft op het door haar gefactureerde het bedrag van € 30.000,-. Juist van haar als opdrachtnemer kan worden verlangd dat zij onder meer aan de hand van de verrichte werkzaamheden en het voordeel daarvan voor [eiseres] de redelijkheid van het door haar behouden loon inzichtelijk maakt. Dat heeft zij niet gedaan.
4.16.
Alvorens het redelijke loon vast te kunnen stellen, acht de rechtbank het nodig dat partijen zich daarover uitlaten. De rechtbank acht het geraden dat beide partijen (uitsluitend) daarover een akte (of conclusie) nemen, [gedaagde] als eerste.
4.17.
De rechtbank geeft partijen het volgende in overweging. Het is niet uitgesloten dat de rechtbank aan de hand van de door partijen te nemen processtukken nog niet in staat zal blijken het redelijke loon vast te stellen. In dat geval zal een deskundige benoemd moeten worden, waarschijnlijk vooral ter beoordeling van het aantal uren dat [gedaagde] aan de Opdracht heeft besteed. De ervaring leert dat een deskundigenbericht in een zaak als de onderhavige aanzienlijke kosten met zich brengt die niet in verhouding staan tot het financiële belang van het geschil dat partijen verdeeld houdt. Vanwege dit gegeven verzoekt de rechtbank partijen:
- de mogelijkheid van een schikking nog eens te heroverwegen;
- en, indien een schikking niet mogelijk blijkt, te overwegen de rechtbank in hun processtukken te verzoeken om de redelijkheid van het loon zonder eventueel deskundigenbericht vast stellen op basis van de stellingen van partijen.
4.18.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
26 februari 2025voor akte of nadere conclusie door [gedaagde]
uitsluitendmet als doel zich uit te laten over het naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon in de zin van artikel 7:411 lid 1 BW als overwogen in 4.16 en 4.17;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2025.