ECLI:NL:RBMNE:2025:83

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
11332719 \ UC EXPL 24-6577
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van een kinderopvangovereenkomst in verstek met betrekking tot essentiële informatieplicht en herroepingsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2025 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen de eiseres, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eiseres had de gedaagde partij gedagvaard en vorderde betaling van een bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij heeft niet gereageerd op de dagvaarding, waardoor de kantonrechter verstek verleende.

De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen de eiseres, handelend in de uitoefening van haar beroep, en de gedaagde partij, die als consument wordt aangemerkt. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de essentiële informatieplichten, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek, zijn nageleefd. De eiseres heeft niet aangetoond dat zij de gedaagde partij heeft geïnformeerd over haar herroepingsrecht, maar de kantonrechter oordeelde dat deze schending niet ernstig genoeg was om een sanctie te rechtvaardigen.

Daarnaast heeft de kantonrechter onderzocht of er onredelijk bezwarende bedingen in de algemene voorwaarden stonden. Hij concludeerde dat er geen onredelijk bezwarende bedingen waren aangetroffen met betrekking tot rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres recht had op de gevorderde vergoeding van incassokosten, omdat de gedaagde partij was aangemaand om aan zijn betalingsverplichting te voldoen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11332719 UC EXPL 24-6577 CD/942
Verstekvonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een dagvaarding uitgebracht. Zij heeft gevorderd dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om een bedrag aan haar te betalen, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.
1.2.
De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en niet gevraagd om op een later moment alsnog te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.3.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, namelijk de eisende partij, en een consument, namelijk de gedaagde partij.
2.2.
Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Als die bepalingen niet zijn nageleefd, of als de kantonrechter over onvoldoende informatie beschikt om dat te kunnen beoordelen, moet de kantonrechter daar in de regel, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. Vaak zal dan (een deel van) de vordering moeten worden afgewezen.
2.3.
De kantonrechter moet onder andere ambtshalve toetsen of een aantal essentiële informatieplichten is nageleefd.
2.4.
De eisende partij heeft gesteld dat de overeenkomst online tot stand is gekomen. Dat betekent dat daarop de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing zijn. De kantonrechter constateert dat niet (is gebleken dat) alle essentiële informatieplichten uit die artikelen zijn nageleefd. Zo heeft de eisende partij niet (aangetoond dat zij heeft) voldaan aan de verplichting om de gedaagde partij te wijzen op haar herroepingsrecht, dat wil zeggen het recht om de overeenkomst gedurende veertien dagen nadat de overeenkomst is gesloten zonder opgave van redenen – en zonder enige betalingsverplichting – te ontbinden. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om hier ambtshalve een sanctie aan te verbinden, omdat deze schending niet ernstig genoeg is om een sanctie te rechtvaardigen. De kantonrechter neemt daarbij in ogenschouw dat kinderopvang pas kan worden verleend als ouders daar zelf actief hun medewerking aan verlenen, door hun kind(eren) naar de opvanglocatie te brengen. Daarmee geven ze er uitdrukkelijk blijk van geen gebruik te willen maken van hun herroepingsrecht (en in voorkomend geval ook van hun wens om al vóór het aflopen van de herroepingstermijn te starten met de opvang).
2.5.
De kantonrechter moet ook ambtshalve toetsen of in de overeenkomst en/of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen (“bedingen”) staan die relevant zijn voor de beoordeling van de (verschillende onderdelen van de) vordering. Als dergelijke bedingen onredelijk bezwarend zijn voor consumenten zoals de gedaagde partij, als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW, moet de kantonrechter de betreffende bedingen ambtshalve vernietigen en de daarmee verband houdende onderdelen van de vordering afwijzen.
2.6.
In deze procedure gaat het met name om bedingen over rente en een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft in de toepasselijke algemene voorwaarden geen (of in ieder geval geen onredelijk bezwarend) beding aangetroffen over rente en over de vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Ook op dit punt bestaat dus geen aanleiding voor ambtshalve ingrijpen door de kantonrechter.
2.7.
Voor de gevorderde vergoeding van gemaakte incassokosten is het ontbreken van een onredelijk bezwarend beding in de algemene voorwaarden niet voldoende. Die vergoeding is namelijk pas verschuldigd als de gedaagde partij is aangemaand om zijn betalingsverplichting alsnog na te komen, op een manier die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dat is in dit geval gebeurd, waardoor de gevorderde vergoeding toewijsbaar is.
2.8.
Nadat de kantonrechter ambtshalve heeft getoetst of relevante belangrijke consumentenbeschermende bepalingen zijn nageleefd moet hij nog beoordelen of de vordering hem voor het overige onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Dat is niet het geval. De eisende partij heeft de overeengekomen opvang verleend (of zich beschikbaar gehouden om die opvang te verlenen) en de gedaagde partij moet daarvoor betalen. Om die reden zijn de gevorderde achterstallige facturen toewijsbaar.
2.9.
De gedaagde partij krijgt dus ongelijk. Daarom wordt de gedaagde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De kosten van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 137,39
- griffierecht € 372,00
- salaris gemachtigde € 204,00 (1 punt x tarief € 204,00)
- nakosten € 102,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 815,39

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting € 2.312,99 aan de eisende partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.878,31 vanaf 19 augustus 2024 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij om binnen veertien dagen na aanschrijving de proceskosten van € 815,39 te betalen; als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.