ECLI:NL:RBMNE:2025:827

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/8314
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek op grond van de Wet open overheid

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. De zaak betreft het beroep van eisers omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun verzoek van 8 december 2023, dat op 11 december 2023 door verweerder is ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat verweerder in gebreke is gesteld op 14 september 2024. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is. Verweerder heeft op 11 april 2024 een deelbesluit genomen, maar er is nog geen definitief besluit genomen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een definitief besluit te nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan eisers vergoeden.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de beslistermijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft de termijn voor het nemen van een besluit vastgesteld op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/8314

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [plaats] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun verzoek van 8 december 2023, door verweerder ontvangen op 11 december 2023, op grond van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van
14 september 2024, ontvangen door verweerder op 16 september 2024, is verweerder in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun verzoek.
3. Het beroep is kennelijk gegrond.
4. Verweerder heeft op 11 april 2024 een deelbesluit genomen. Omdat verweerder nog geen definitief besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [2] Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3]
5. Verweerder heeft in het verweerschrift (met dagtekening 10 januari 2025) aangegeven dat de verwachting is om binnen vier maanden definitief te beslissen op het verzoek van eisers. Het gaat volgens verweerder om een omvangrijk verzoek. De overschrijding van de beslistermijn is volgens verweerder gelegen in onderbezetting van personeel voor de behandeling van dergelijke verzoeken.
6. Verweerder heeft hiermee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarbij houdt de rechtbank er rekening mee dat verweerder het verzoek op 11 december 2023 heeft ontvangen en dus al meer dan een jaar de tijd heeft gehad om op het verzoek te beslissen. Verweerder heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom het niet is gelukt om in die periode een besluit te nemen. Verweerder heeft ook niet inzichtelijk gemaakt welke stappen nog moeten worden genomen om op het verzoek te beslissen en hoeveel tijd voor iedere stap nodig heeft. De rechtbank ziet daarom geen reden om af te wijken van de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb genoemde termijn van twee weken voor het alsnog nemen van een besluit. Verweerder moet daarom binnen twee weken na verzenden van de uitspraak een definitief besluit nemen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Er zijn door eisers geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan eisers betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen twee weken alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 februari 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 8:55d, derde lid, Awb.