In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 16 januari 2024 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag van de jaren 2005, 2007, 2011 en 2012. Eiseres heeft op 11 oktober 2024 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar geen van beide partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiseres de Dienst Toeslagen op 22 augustus 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen niet correct heeft gehandeld door te stellen dat eiseres niet in gebreke heeft kunnen stellen, omdat de eerdere beschikking alleen betrekking had op andere toeslagjaren. Eiseres heeft dus rechtmatig beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om binnen zes weken na de uitspraak een vooraankondiging te doen en binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze een besluit bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- wordt vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.