In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 februari 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op zijn verzoek om aanvullende schadevergoeding, ingediend op 3 november 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder in gebreke was gesteld op 24 januari 2024 en eiser pas op 5 augustus 2024 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog binnen zes weken na de uitspraak een besluit moet nemen op het verzoek om aanvullende schadevergoeding. Tevens is er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.