In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 19 december 2022 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiser heeft op 7 augustus 2024 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en is overgegaan tot uitspraak. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft de Dienst Toeslagen op 25 april 2024 in gebreke gesteld, en heeft pas op 25 juli 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen zes weken na de uitspraak een besluit te nemen. Tevens wordt de Dienst Toeslagen veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiser en het vergoeden van het griffierecht. De rechtbank legt een dwangsom op voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De uitspraak is gedaan door rechter A.A.M. Elzakkers en is openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.