ECLI:NL:RBMNE:2025:791

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
24/2506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de datum van uitbetaling van de WIA-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de datum waarop zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) wordt uitbetaald. Eiser vindt dat zijn WIA-uitkering per 2018 uitbetaald dient te worden. Eiser ontving in het verleden een WIA-uitkering, die met het besluit van 25 september 2018 per 1 oktober 2018 tijdelijk was beëindigd. De reden hiervoor was dat eiser niet was verschenen op een spreekuur van de adviseur werk van het Uwv op 17 juli 2018. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft destijds geprobeerd contact met eiser op te nemen om aan te geven dat de afspraak niet doorging, maar het Uwv kon eiser niet bereiken. Eiser geeft aan dat hij wel naar het Uwv is toegegaan op de datum van de afspraak, maar dat degene met wie hij een afspraak had afwezig was. Met de brieven van 17 juli en 28 augustus 2018 is eiser vervolgens uitgenodigd door het Uwv voor een gesprek wegens het niet nakomen van een afspraak. Op deze afspraken is eiser niet verschenen. Eiser betwist de ontvangst van de brieven. Met het besluit van 23 oktober 2018 is de WIA-uitkering van eiser per 1 november 2018 definitief beëindigd omdat eiser geen contact met het Uwv heeft opgenomen. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. In het besluit van 11 mei 2023 heeft het Uwv aan eiser laten weten dat zijn WIA-uitkering vanaf 1 mei 2023 weer zal worden uitbetaald. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 14 februari 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 op zitting behandeld. Eiser was niet bij de zitting aanwezig. De rechtbank heeft besloten om de zaak op zitting te behandelen in afwezigheid van eiser. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en het bestreden besluit van het Uwv blijft in stand. De rechtbank legt uit dat de WIA-uitkering van eiser eerst tijdelijk en vervolgens definitief is beëindigd in 2018 omdat eiser niet is verschenen op diverse afspraken van het Uwv. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de juistheid van het besluit van 23 oktober 2018. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en eiser krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2506

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

UWV Bezwaar en Beroep

(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de datum waarop zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) wordt uitbetaald. Eiser vindt dat zijn WIA-uitkering per 2018 uitbetaald dient te worden.
1.1.
Eiser ontving in het verleden een WIA-uitkering, die met het besluit van 25 september 2018 per 1 oktober 2018 tijdelijk was beëindigd. De reden hiervoor was dat eiser niet was verschenen op een spreekuur van de adviseur werk van het Uwv op 17 juli 2018. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft destijds geprobeerd contact met eiser op te nemen om aan te geven dat de afspraak niet doorging, maar het Uwv kon eiser niet bereiken. Eiser geeft aan dat hij wel naar het Uwv is toegegaan op de datum van de afspraak, maar dat degene met wie hij een afspraak had afwezig was.
1.2.
Met de brieven van 17 juli en 28 augustus 2018 is eiser vervolgens uitgenodigd door het Uwv voor een gesprek wegens het niet nakomen van een afspraak. Op deze afspraken is eiser niet verschenen. Eiser betwist de ontvangst van de brieven.
1.3.
Met het besluit van 23 oktober 2018 is de WIA-uitkering van eiser per 1 november 2018 definitief beëindigd omdat eiser geen contact met het Uwv heeft opgenomen. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
1.4.
In het besluit van 11 mei 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser laten weten dat zijn WIA-uitkering vanaf 1 mei 2023 weer zal worden uitbetaald. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 14 februari 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.5.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het Uwv deelgenomen. Eiser was niet bij de zitting aanwezig. Voor de zitting heeft de griffier eiser telefonisch gesproken. Eiser gaf aan dat hij per
e-mail om uitstel van de zitting heeft verzocht. De rechtbank heeft echter geen verzoek om uitstel ontvangen. Eiser heeft telefonisch verklaard het niet eens te zijn dat de zitting zonder zijn aanwezigheid zou doorgaan. De rechtbank heeft hierop aangeboden om eiser telefonisch aan de zitting te laten deelnemen, maar dit wilde eiser niet vanwege de daaraan verbonden telefoonkosten. De rechtbank heeft daarop besloten om de zaak op zitting te behandelen in afwezigheid van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht de WIA-uitkering per 1 mei 2023 weer aan eiser uitbetaalt. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan de vraag of eiser nieuwe feiten en omstandigheden heeft gesteld in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht omdat het Uwv dit ook niet heeft beoordeeld.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat wil zeggen dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit van het Uwv in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert aan dat zijn WIA-uitkering per 2018 dient in te gaan. Hij wijst er daarbij op dat hij, anders dan het Uwv stelt, op 17 juli 2018 wel naar het Uwv was gegaan, maar dat de persoon met wie hij een afspraak had ziek was. Volgens eiser heeft hij daarna geen uitnodigingen meer ontvangen. Eiser geeft ook aan dat er fouten werden gemaakt bij de postbezorging en dat hij dit ook aan het Uwv heeft doorgegeven. Eiser stelt dat hij zijn telefoonnummer en e-mailadres aan het Uwv heeft doorgegeven. Eiser voert ook aan dat hij na 1 november 2018 vaker naar het Uwv heeft gebeld, maar dat hij telkens werd doorverbonden naar de afdeling invordering over de terugbetaling van een bedrag.
5. De rechtbank overweegt dat de WIA-uitkering van eiser eerst tijdelijk en vervolgens definitief is beëindigd in 2018 omdat eiser niet is verschenen op diverse afspraken van het Uwv. [1] In 2018 is geen nieuw spreekuur geweest waarop eiser is verschenen en eiser heeft ook niet zelf geprobeerd om een nieuwe afspraak te maken met het Uwv. Het Uwv heeft in het verweerschrift aangegeven dat aan de hand van telefoonnotities is te herleiden dat de telefoongesprekken gingen over een terugvordering en het terugbetalen van een bedrag en niet over de stopzetting van zijn WIA-uitkering. Het Uwv heeft ook in het verweerschrift aangegeven dat nog onderzoek zou worden gedaan naar telefoonnotities van vóór 2021 over de stopzetting van de WIA-uitkering van eiser. Op de zitting heeft het Uwv aangegeven dat bij dit onderzoek geen telefoonnotities zijn gevonden. Eiser heeft hier niets tegenover gesteld waardoor de rechtbank moet twijfelen aan de juistheid van het besluit van 23 oktober 2018 om de WIA-uitkering per 1 november 2018 te beëindigen. Dit betekent dat het Uwv de WIA-uitkering van eiser terecht weer uitbetaalt per 1 mei 2023. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 27, tweede lid van de WIA.