ECLI:NL:RBMNE:2025:790

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
16/213543-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting van buurmeisje met steunbewijs van DNA-onderzoek en verklaringen van verbalisanten

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting van een 16-jarig buurmeisje. De zaak kwam voor de rechtbank na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat de verdachte, haar buurman, haar op 7 juli 2023 in Woerden had verkracht. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder de verklaringen van de aangeefster, de waarnemingen van verbalisanten en de resultaten van DNA-onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was, ondersteund door het DNA-onderzoek dat een sterke link tussen de verdachte en het slachtoffer aantoonde. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde een alternatief scenario aan, maar de rechtbank achtte dit niet aannemelijk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van twee jaar. De rechtbank wees ook een schadevergoeding van €5.000,- toe aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/213543-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in 1965 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 november 2024 (inhoudelijke behandeling), 11 december 2024 (heropening van het onderzoek) en 22 januari 2024 (voortzetting inhoudelijke behandeling).
Op de zitting van 27 november 2024 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen mr. C. Stroobach, advocaat te Diemen, namens verdachte naar voren heeft gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , naar voren heeft gebracht. Namens [slachtoffer] heeft mr. C.H. Dijkstra gebruik gemaakt van het spreekrecht.
Op de zitting van 11 december 2024 is een tussenvonnis gewezen en is het onderzoek heropend. Op de zitting van 22 januari 2025 hebben mr. R.E. Craenen, officier van justitie, mr. E. van der Pol, waarnemend namens mr. C. Stroobach, advocaat te Diemen, en mr. C.H. Dijkstra, namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , gelegenheid gehad om te reageren op de nieuwe processtukken die sinds de heropening van het onderzoek aan het dossier zijn toegevoegd.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
Op 7 juli 2023 te Woerden [slachtoffer] heeft verkracht door haar te dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Subsidiair
Op 7 juli 2023 te Woerden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Hij acht de verklaring van [slachtoffer] (hierna: aangeefster) betrouwbaar, omdat zij consistent heeft verklaard. Als steunbewijs voor de verklaring van aangeefster heeft de officier van justitie verwezen naar de resultaten van het DNA-onderzoek. Het alternatieve scenario van verdachte vindt naar het oordeel van de officier van justitie geen steun in het overige bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Verdachte ontkent en het dossier bevat geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. Verdachte heeft een alternatief scenario aangevoerd en de bewijsmiddelen sluiten dat scenario niet uit. De standpunten van de raadsvrouw worden – voor zover van belang voor de beoordeling – verder besproken in paragraaf 4.3.2. Ter zitting van 22 januari 2025 heeft de verdediging een nader verweer gevoerd over het DNA-onderzoek, dat eveneens hierna zal worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Feit: verkrachting
Plaats delict: Woerden
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: Mijn buurman, genaamd [verdachte] .
V: Wanneer heeft dit strafbare feit plaatsgevonden?
A: Op de nacht van 6/7 juli 2023
V: Vertel ons eens alles over wat er toen is gebeurd.
A: Ik sliep bij mijn buurmeisje [A] (
de rechtbank begrijpt: de dochter van verdachte). Wij lagen beneden op de bank. Na een tijdje kwam hij (
de rechtbank begrijpt: verdachte)naar beneden. Ik werd een beetje wakker en voelde wat aan mijn hand, dat iemand wat deed met mijn hand. Toen wist ik dat hij het was. Toen deed ik heel stil. Toen deed hij mijn broek een beetje omlaag en toen deed hij zijn vingers in mijn vagina. Hij begon te likken met zijn tong. Voor mij duurde dat heel lang. Ik wilde heel graag gillen, maar ik kon dat niet. Toen hij klaar was gaf hij nog een kus op mijn mond.
V: Hoelang kom jij al thuis bij de familie van [A] ?
A: Al heel lang, we kennen elkaar sinds 6/7 jaar. [2]
V: Wat voor band heb jij met [verdachte] ?
A: Hij was eigenlijk net als een vader voor mij, een tweede vader.
V: Wat voor band heb jij met [A] ?
A: Dat was net als mijn kleine zusje, mijn beste vriendin
V: Vertel eens alles over wat er daarna gebeurde?
A: Hij plaatste mijn hand op zijn penis. Zijn hand op mijn hand en toen ging hij eroverheen wrijven.
V: Hoe weet je dat het zijn penis was?
A: Hij deed zijn broek een stukje omhoog en duwde mijn hand eronder. Ik voelde wat hards en toen ging hij wrijven.
V: Heeft hij naast wrijven nog iets anders gedaan? En hoe ging dat wrijven?
A: Hij deed zijn hand op mijn hand en maakte rondjes over zijn penis.
V: Hoe stopte het?
A: Ik had een deken over mij heen. Hij deed de deken omhoog en ging met zijn hoofd onder de deken. Hij deed de voorkant van mijn pyjamabroek omhoog (
de rechtbank begrijpt: omlaag)en toen begon hij met zijn vingers in mijn vagina te gaan. Paar keer in en uit. Daarna begon hij met likken. [3]
V: Vertel eens over het likken.
A: In mijn vagina, binnen en buiten. Hij ging met zijn tong echt in mijn vagina likken en toen stopte hij. Daarna ging hij de buitenkant, de schaamlippen likken.
V: Hoe kwam het dat je niets deed?
A: Ik bevroor, ik wilde gillen maar kon niet. Mijn hoofd was leeg. Mijn lichaam, ik weet niet, ik bevroor. Ik kon nergens aan denken. Ik dacht alleen wanneer stopt het, wanneer gaat hij weg. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, was op 7 juli 2023 om 03:17 uur ter plaatse in Woerden. Ik zag dat er een meisje voor de voordeur stond. Ik zag dat het meisje duidelijk overstuur was. Ik zag dat het meisje aan het huilen was. Ik zag dat er tranen over haar wangen rolde. Ik hoorde dat het meisje naar adem snakte. [5]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als forensisch onderzoeker. Door mij werd op 7 juli 2023 een onderzoek aan het lichaam van verdachte [verdachte] verricht. [6]
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer PL0900-2023204688-192932
SIN: AAQT8897NL
Plaats veiligstellen: wijsvinger rechts
Spoornummer: PL0900-2023204688-192934
SIN: AAQT8899NL
Plaats veiligstellen: middelvinger rechts [7]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zijn werkzaam als forensisch onderzoeker. [8] Onder ons toezicht heeft de GGD-arts op 7 juli 2023 de bemonsteringen genomen bij het slachtoffer [slachtoffer] . [9]
Het volgende spoor en sporendrager werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer: PL0900-2023204688-192940
SIN: ZAAE4503NL
Wijze veiligstellen: Zedenkit
Plaats veiligstellen: lichaam slachtoffer [10]
Een geschift, te weten een NFI-rapport over het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ontvangen materiaal [11]
SIN
Omschrijving
AAQT8897NL
bemonsteringen wijsvinger rechts verdachte
AAQT8899NL
bemonsteringen middelvinger rechts verdachte
ZAAE4503NL
onderzoeksset zedendelicten van slachtoffer [slachtoffer] , met daarin bemonsteringen:
- buitenste schaamlippen
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAQT8897NL# 01
wijsvinger rechts
verdachte nat
minimaal drie personen
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
Onderzoek naar aard celmateriaal:
- sperma aanwezig? ja
- aanwijzing vaginale cellen en/of menstruele secretie? ja, iets waarschijnlijker
- meer dan 1 miljard
- zie toelichting 1
AAQT8899NL#01
middelvinger rechts
verdachte nat
minimaal drie personen
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
Onderzoek naar aard celmateriaal:
- sperma aanwezig? ja
- aanwijzing vaginale cellen en/of menstruele secretie? ja, iets waarschijnlijker
- meer dan 1 miljard
- zie toelichting 1
ZAAE4503NL#03
buitenste schaamlippen slachtoffer
nat
Eén persoon
- slachtoffer [slachtoffer]
Mannelijk DNA kan afkomstig zijn van minimaal één man
- verdachte [verdachte] (of een in mannelijke lijn aan [verdachte] verwante man)
- zie toelichting 3
- zeer veel waarschijnlijker
Toelichting
1. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] en omdat het een bemonstering van zijn lichaam betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van de verdachte in de bemonstering aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de persoon zelf. De bewijskracht is daarom niet berekend.
3. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] en omdat het een bemonstering van haar lichaam betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van het slachtoffer in de bemonstering aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de persoon zelf. De bewijskracht is daarom niet berekend.
4. . [12]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAOT8897NL#01 (wijsvinger rechts verdachte nat)
DNA-mengprofiel AAQT8897NL#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
AAOT8899NL#01 (middelvinger rechts verdachte nat)
DNA-mengprofiel AAQT8899NL#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
ZAAE4503NL#03 (buitenste schaamlippen nat)
Hypothese 1:
Het mannelijk DNA in de bemonstering ZAAE4503NL#03 is afkomstig van verdachte [verdachte] , of van een in de mannelijke lijn aan verdachte [verdachte] verwante man.
Hypothese 2:
Het mannelijk DNA in de bemonstering ZAAE4503NL#03 is afkomstig van een willekeurig gekozen man die niet in de mannelijke lijn verwant is aan verdachte [verdachte] .
Y-chromosomaal DNA-profiel ZAAE4503NL#03 is
zeer veel waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [13]
Bij de verbale term ‘zeer veel waarschijnlijker’ hoort een bewijskracht van 10.000 – 1.000.000. [14]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader zedenzaken
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen de aangeefster en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd.
Alleen een betrouwbare verklaring van een aangeefster kan als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Bij de beoordeling van een verklaring op haar betrouwbaarheid gaat het onder andere om consistentie, authenticiteit, spontaniteit en tot slot waargenomen emoties.
Gelet op het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is alleen de verklaring van de aangeefster, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat niet is vereist dat de gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Ten eerste dient de rechtbank te beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
De rechtbank concludeert, net als de officier van justitie, dat de verklaring van aangeefster consistent en authentiek is. Aangeefster heeft op meerdere momenten verklaard over het ten laste gelegde; ter plaatse, tijdens een informatief gesprek zeden en tijdens haar aangifte. Zij heeft gedetailleerd en consistent verklaard over de seksuele handelingen die verdachte heeft verricht. Bovendien heeft aangeefster zelf, diezelfde avond, contact opgenomen met de politie, nadat zij werd geconfronteerd met de handelingen van verdachte. Anders dan door de raadsvrouw is aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank concludeert dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de waarneming van verbalisanten, die vlak na het bewezenverklaarde ter plaatse waren, en de resultaten van het DNA-onderzoek. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Toen de verbalisanten midden in de nacht ter plaatse kwamen naar aanleiding van een melding van het slachtoffer, zagen zij een meisje dat duidelijk overstuur en aan het huilen was en naar adem snakte. Dit meisje blijkt later aangeefster te zijn. Op zowel de rechter wijsvinger als de rechter middelvinger van verdachte is een mengprofiel aangetroffen met DNA-materiaal van het slachtoffer. Daarnaast zijn DNA-sporen aangetroffen in de vorm van mannelijk DNA op de buitenzijde van de schaamlippen van aangeefster. Uit de in de bewijsmiddelen opgenomen bevindingen over deze DNA-sporen concludeert de rechtbank dat dit DNA materiaal bij de schaamlippen van aangeefster van verdachte was. Deze sporen vormen, in combinatie met de waarnemingen van de verbalisanten ter plaatse, een directe ondersteuning voor de verklaringen van aangeefster.
Ter zitting van 22 januari 2025 heeft de raadsman van verdachte betoogd dat uit het nader ingediende forensisch dossier niet blijkt van welke plaats op/in het lichaam van aangeefster de door het NFI het onderzochte monsters met SIN nummer ZAE4503NL #01 t/m #05
zijn afgenomen, nu alle monsters bij afname hetzelfde SIN nummer hebben gekregen en de nummering van de door het NFI onderzochte monsters verschilt van de nummering van de bij aangeefster als zedenkit onder SIN nummer ZAAE4503NL afgenomen monsters (swab nrs 1 t/m 9).
De rechtbank verwerpt dit verweer. In het onderzoeksrapport zedendelict (pag. 17 t/m 20 van het forensisch dossier) is vermeld dat het lichaam van aangeefster is bemonsterd met een negental swabs:
Swab 1: binnenzijde rechterhand nat
Swab 2: binnenzijde rechterhand droog
Swab 3: binnenzijde linkerhand nat
Swab 4: binnenzijde linkerhand droog
Swab 5: buitenste schaamlippen nat
Swab 6: buitenste schaamlippen droog
Swab 7: binnenste schaamlippen nat
Swab 8: binnenste schaamlippen droog
Swab 9: diep vaginaal
Uit het rapport van het NFI blijkt dat hiervan alleen de natte bemonsteringen van de handen en de buitenste en binnenste schaamlippen, alsmede het monster diep vaginaal, door het NFI zijn onderzocht, dus in totaal 5 monsters van de in totaal 9 swabs. Aan ieder van die monsters is een afzonderlijk SIN-nummer toegekend, te weten ZAAE4503NL #01 t/m #05. Hoewel deze nummering afwijkt van de nummering van de swabs, is door de door het NFI gegeven toelichting, dat slechts vijf van de 9 monsters zijn onderzocht, onder vermelding van steeds de plaats van afname van ieder monster op/in het lichaam van aangeefster, duidelijk dat het door het NFI onderzochte monster met extensie #1 afkomstig is van de binnenzijde van de rechterhand, #2 van de binnenzijde van de linkerhand, #3 van de buitenste schaamlippen, #4 van de binnenste schaamlippen en #5 diep vaginaal.
Alternatieve scenario verdachte
Verdachte heeft, nadat hij werd geconfronteerd met de resultaten van het DNA-onderzoek, verklaard dat aangeefster juist seksuele avances richting hem maakte. Daarbij heeft hij kort gezegd aangevoerd dat zijn DNA-materiaal op de vagina van aangeefster terecht is gekomen doordat hij eerst boven seks had met zijn vrouw, waarna hij naar beneden is gelopen om iets te pakken en aangeefster vroeg om haar (net als hij eerder die avond bij zijn dochter deed) op haar rug te krabben. Aangeefster zou zichzelf toen ineens aan het bevredigen zijn geweest en de hand van verdachte hebben gepakt, waardoor het DNA-materiaal van verdachte via zijn hand op de hand van aangeefster terecht is gekomen en vervolgens op haar vagina.
De rechtbank acht het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk geworden. Ten eerste acht de rechtbank het in het algemeen niet zeer waarschijnlijk dat een meisje van 16 jaar seksueel toenadering zoekt tot een man van 58 jaar, zeker niet in de aanwezigheid van haar vriendin, die ook de dochter is van deze man. Voorts hecht de rechtbank belang aan het feit dat de verbalisanten aangeefster duidelijk overstuur, midden in de nacht buiten voor het huis van verdachte hebben aangetroffen. Ook merkt de rechtbank op dat – hoewel niet de gehele hand van aangeefster is bemonsterd – geen DNA-materiaal van verdachte op de hand van aangeefster is aangetroffen, hetgeen wel waarschijnlijk zou zijn in het verhaal van verdachte. De afwezigheid van deze DNA-sporen, in combinatie met de door de verbalisanten waargenomen toestand van aangeefster, alsook de omstandigheid dat verdachte aanvankelijk geen enkele reactie heeft gegeven op de hem voorgehouden aangifte, en pas maanden later, na het bekend worden van de uitslagen van het DNA-onderzoek, is gekomen met een daarbij passend alternatief scenario, maken dat de rechtbank dat scenario niet aannemelijk acht.
Juridische kwalificatie
Hoewel hier geen verweer op is gevoerd door de verdediging, merkt de rechtbank op dat het met de vinger tussen de schaamlippen gaan en over de clitoris wrijven aan te merken is als ‘binnendringen’, zoals dat is vereist in de delictsomschrijving van verkrachting (artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht). [15] Dit brengt met zich mee dat ook de bewezenverklaarde gedragingen, zoals hierna onder 5 zijn weergegeven, die op zichzelf geen binnendringen zijn ook onder de delictsomschrijving van verkrachting vallen, omdat het in de delictsomschrijving gaat om “handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen”. Dit betekent dat niet iedere gedraging op zichzelf juridisch gezien binnendringen hoeft te zijn.
Er is ook sprake geweest van ‘onverhoeds’ binnendringen, omdat aangeefster eerst sliep en vervolgens wakker werd omdat zij voelde dat iemand wat deed aan haar hand, en zich toen realiseerde dat dit verdachte was. Door de omstandigheden waaronder aangeefster zich geconfronteerd zag met de seksuele toenadering, waaronder het grote leeftijdsverschil tussen haar en verdachte en de bevriende relatie van hem met haar vader, was de psychische druk van dien aard dat aangeefster zich hier niet aan kon onttrekken en dit ook niet van haar kon worden verwacht.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de eerdergenoemde seksuele handelingen door verdachte bij aangeefster hebben plaatsgevonden en dat verdachte zich daarom schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 7 juli 2023 te Woerden
door een andere feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006),
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede)
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft/is hij,
verdachte, (telkens)
- terwijl die [slachtoffer] beneden op de bank lag, onverhoeds en zonder dat daar op dat moment onder die omstandigheden ondubbelzinnig toestemming door die [slachtoffer] voor was gegeven en
- de hand van die [slachtoffer] vastgepakt en op zijn, verdachtes, penis gelegd en zijn, verdachtes, penis laten betasten/aanraken door die [slachtoffer] en met de hand van die [slachtoffer] over zijn, verdachtes, geslachtsdeel gewreven en
- de deken omhoog geschoven en de broek van die [slachtoffer] naar beneden gedaan en
- met zijn, verdachtes, hand en vingers de vagina en schaamstreek van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en
- vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en gehouden en
- met zijn, verdachtes, hoofd onder de dekens gegaan en in/tussen de schaamlippen, althans de vagina/schaamstreek, van die [slachtoffer] gelikt en
- een kus gegeven op de mond van die [slachtoffer] en
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht ontstaan uit het grote leeftijdsverschil en de bevriende relatie met de vader van die [slachtoffer] en er aldus sprake was van een vertrouwensband en
- (aldus) een zodanige psychische druk doen opleveren, dat die [slachtoffer] geen weerstand kon bieden, van de door hem, verdachte, hiervoor beschreven handelingen en hier tegen geen verzet kon bieden en zich hieraan niet kon onttrekken;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 jaren;
- de oplegging van een 38v maatregel voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. De officier van justitie heeft voorts gevorderd deze maatregel en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht te bepalen dat er telkens twee weken vervangende hechtenis zal worden toegepast indien verdachte de maatregel overtreedt.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is
first offenderen detentie heeft ook een grote impact op zijn gezin, mede omdat hij kostwinner is en al jaren bij hetzelfde bedrijf werkt. Ook heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de plaatsing van verdachte op een lijst voor een persoonsgerichte aanpak in de gemeente. De raadsvrouw heeft verzocht om bij een strafoplegging te volstaan met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, in combinatie met een taakstraf van de maximale duur. De raadsvrouw heeft ook aangevoerd dat reclasseringstoezicht en een contactverbod met aangeefster en haar familie kunnen worden opgelegd en dat verdachte bereid is zich aan die voorwaarden te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich in zijn eigen huis schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] , een 16-jarig meisje dat hem als haar tweede vader zag, haar buurman, die tevens goed bevriend was met haar vader. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en misbruik gemaakt van de omstandigheden. Hij heeft niet gedacht aan de gevolgen die zijn gedragingen voor aangeefster zouden hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan nog langdurig psychisch nadelige gevolgen ondervinden. Uit de spreekrechtverklaring van het slachtoffer, die door haar advocaat ter zitting is voorgedragen, blijkt hoeveel impact het handelen van verdachte op het leven van aangeefster heeft gehad en nog steeds heeft. Bovendien heeft verdachte, nadat hij zich geconfronteerd zag met de resultaten van het DNA-onderzoek, verklaard dat juist aangeefster seksuele avances richting hem maakte. Verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen en geen spijt betuigd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) van verdachte d.d. 19 december 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
Oplegging van de straf en maatregel
De rechtbank is van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf passend is, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor verkrachting met een beperkte mate van dwang geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Hoewel de rechtbank opmerkt dat het bewezenverklaarde feit de ondergrens van de term verkrachting omvat, weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte onverhoeds heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van het grote leeftijdsverschil en de vriendschap met de vader van aangeefster, waardoor sprake was van een vertrouwensband. De gevolgen van het feit voor het slachtoffer zijn eerder onder de ernst van het bewezenverklaarde toegelicht. Een voorwaardelijke straf, al dan niet in combinatie met een maximale taakstraf, zoals door de raadsvrouw is verzocht, acht de rechtbank daarom niet passend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden, geheel onvoorwaardelijk, passend en geboden is. Bij de straftoemeting wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Hoewel het een ernstig feit is, acht de rechtbank de aansluiting bij het oriëntatiepunt, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, in deze zaak passend.
Omdat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van langer dan zes maanden oplegt, merkt de rechtbank het volgende op. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Sv, aan de orde is.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten en ter beveiliging van de maatschappij ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte ook een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen als bedoeld in artikel 38v Sr, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte momenteel vrijwel naast aangeefster woont. De rechtbank zal bevelen dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006).
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van twee jaren. De door de officier van justitie verzochte vijf jaren acht de rechtbank niet passend. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de (maximale) duur van twee weken per keer. De totale duur van de vervangende hechtenis zal de periode van zes maanden niet overschrijden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een verhoging van dit bedrag met de wettelijke rente en verzoekt zij de rechtbank om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen. De vordering is voldoende onderbouwd. De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij (deels) niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat niet duidelijk is wat – naast andere trauma’s - het aandeel van dit incident is in de door aangeefster gestelde schade. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om het gevorderde bedrag te matigen tot een bedrag van €1.500,-, gelet op de vergoeding die in gelijke zaken wordt toegekend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht aan de benadeelde partij, [slachtoffer] . Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor aangeefster met zich brengen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van €5.000,- aan immateriële schadevergoeding passend, mede gelet op de toegewezen bedragen in soortgelijke zaken. Uit de spreekrechtverklaring volgt dat aangeefster onder andere last heeft van depressieve gevoelens, herbelevingen en paniekaanvallen. Voorts heeft het handelen van verdachte een negatief mensbeeld teweeggebracht, waardoor zij nu moeite heeft om zelfs haar familie dicht bij haar te laten komen. De rechtbank acht het verzochte bedrag daarom ook passend en zal de vordering toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 juli 2023 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 juli 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden;
  • legt aan verdachte op
  • beveelt dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006);
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 14 dagen hechtenis per keer, met een maximum van 6 maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en mr. J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2025.
Mr. E.M. Caruso is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 juli 2023 te Woerden, althans in Nederland,
door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een
andere feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006),
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede)
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft/is hij,
verdachte, (telkens)
- terwijl die [slachtoffer] beneden op de bank lag te slapen en/of ging slapen, onverhoeds
en/of zonder dat daar op dat moment onder die omstandigheden ondubbelzinnig
toestemming door die [slachtoffer] voor was gegeven en/of
- de hand van die [slachtoffer] vastgepakt en/of op zijn, verdachtes, penis gelegd en/of
zijn, verdachtes, penis laten betasten/aanraken door die [slachtoffer] en/of met de hand
van die [slachtoffer] over zijn, verdachtes, geslachtsdeel gewreven en/of
- de deken omhoog geschoven en/of de broek van die [slachtoffer] naar beneden gedaan
en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of schaamstreek van
die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
gehouden en/of
- met zijn, verdachtes, hoofd onder de dekens gegaan en/of in/tussen de
schaamlippen, althans de vagina/schaamstreek, van die [slachtoffer] gelikt en/of
- een kus gegeven op de mond van die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht ontstaan uit het grote leeftijdsverschil en/of de bevriende relatie met de
vader van die [slachtoffer] en er aldus sprake was van een vertrouwensband en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk doen opleveren, in elk geval heeft doen
ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in
ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer] verdachte niet kon
weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier
tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon
onttrekken;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 7 juli 2023 te Woerden, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006),
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, (telkens)
- terwijl die [slachtoffer] beneden op de bank lag te slapen en/of ging slapen en/of zonder
dat daar op dat moment onder die omstandigheden ondubbelzinnig toestemming
door die [slachtoffer] voor was gegeven en/of
- de hand van die [slachtoffer] vastgepakt en/of op zijn, verdachtes, penis gelegd en/of
zijn, verdachtes, penis laten betasten/aanraken door die [slachtoffer] en/of met de hand
van die [slachtoffer] over zijn, verdachtes, geslachtsdeel gewreven en/of
- de deken omhoog geschoven en/of de broek van die [slachtoffer] naar beneden gedaan
en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of schaamstreek van
die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
gehouden en/of
- met zijn, verdachtes, hoofd onder de dekens gegaan en/of in/tussen de
schaamlippen, althans de vagina/schaamstreek, van die [slachtoffer] gelikt en/of
- een kus gegeven op de mond van die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht ontstaan uit het grote leeftijdsverschil en/of de bevriende relatie met de
vader van die [slachtoffer] en er aldus sprake was van een vertrouwensband en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk doen opleveren, in elk geval heeft doen
ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in
ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer] verdachte niet kon
weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier
tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon
onttrekken;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 oktober 2024, genummerd PL0900-2023204688, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 65 (hierna: procesdossier) en het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch dossier van 29 december 2024, genummerd PL0900-2023204688, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , doorgenummerde pagina 1 tot en met 60 (hierna: forensisch dossier). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina. 24 procesdossier.
3.Pagina 25 procesdossier.
4.Pagina 26 procesdossier.
5.Pagina 7 procesdossier.
6.Pagina 7 forensisch dossier.
7.Pagina 10 forensisch dossier.
8.Pagina 12 forensisch dossier.
9.Pagina 13 forensisch dossier.
10.Pagina 14 forensisch dossier.
11.Pagina 40 procesdossier.
12.Pagina 45 tot en met pagina 48 procesdossier.
13.Pagina 49 procesdossier.
14.Pagina 50 procesdossier.
15.HR 12 maart 2023, ECLI:NL:HR:2013:BZ3627.