4.3.1Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Feit: verkrachting
Plaats delict: Woerden
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: Mijn buurman, genaamd [verdachte] .
V: Wanneer heeft dit strafbare feit plaatsgevonden?
A: Op de nacht van 6/7 juli 2023
V: Vertel ons eens alles over wat er toen is gebeurd.
A: Ik sliep bij mijn buurmeisje [A] (
de rechtbank begrijpt: de dochter van verdachte). Wij lagen beneden op de bank. Na een tijdje kwam hij (
de rechtbank begrijpt: verdachte)naar beneden. Ik werd een beetje wakker en voelde wat aan mijn hand, dat iemand wat deed met mijn hand. Toen wist ik dat hij het was. Toen deed ik heel stil. Toen deed hij mijn broek een beetje omlaag en toen deed hij zijn vingers in mijn vagina. Hij begon te likken met zijn tong. Voor mij duurde dat heel lang. Ik wilde heel graag gillen, maar ik kon dat niet. Toen hij klaar was gaf hij nog een kus op mijn mond.
V: Hoelang kom jij al thuis bij de familie van [A] ?
A: Al heel lang, we kennen elkaar sinds 6/7 jaar.
V: Wat voor band heb jij met [verdachte] ?
A: Hij was eigenlijk net als een vader voor mij, een tweede vader.
V: Wat voor band heb jij met [A] ?
A: Dat was net als mijn kleine zusje, mijn beste vriendin
V: Vertel eens alles over wat er daarna gebeurde?
A: Hij plaatste mijn hand op zijn penis. Zijn hand op mijn hand en toen ging hij eroverheen wrijven.
V: Hoe weet je dat het zijn penis was?
A: Hij deed zijn broek een stukje omhoog en duwde mijn hand eronder. Ik voelde wat hards en toen ging hij wrijven.
V: Heeft hij naast wrijven nog iets anders gedaan? En hoe ging dat wrijven?
A: Hij deed zijn hand op mijn hand en maakte rondjes over zijn penis.
V: Hoe stopte het?
A: Ik had een deken over mij heen. Hij deed de deken omhoog en ging met zijn hoofd onder de deken. Hij deed de voorkant van mijn pyjamabroek omhoog (
de rechtbank begrijpt: omlaag)en toen begon hij met zijn vingers in mijn vagina te gaan. Paar keer in en uit. Daarna begon hij met likken.
V: Vertel eens over het likken.
A: In mijn vagina, binnen en buiten. Hij ging met zijn tong echt in mijn vagina likken en toen stopte hij. Daarna ging hij de buitenkant, de schaamlippen likken.
V: Hoe kwam het dat je niets deed?
A: Ik bevroor, ik wilde gillen maar kon niet. Mijn hoofd was leeg. Mijn lichaam, ik weet niet, ik bevroor. Ik kon nergens aan denken. Ik dacht alleen wanneer stopt het, wanneer gaat hij weg.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, was op 7 juli 2023 om 03:17 uur ter plaatse in Woerden. Ik zag dat er een meisje voor de voordeur stond. Ik zag dat het meisje duidelijk overstuur was. Ik zag dat het meisje aan het huilen was. Ik zag dat er tranen over haar wangen rolde. Ik hoorde dat het meisje naar adem snakte.
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als forensisch onderzoeker. Door mij werd op 7 juli 2023 een onderzoek aan het lichaam van verdachte [verdachte] verricht.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer PL0900-2023204688-192932
SIN: AAQT8897NL
Plaats veiligstellen: wijsvinger rechts
Spoornummer: PL0900-2023204688-192934
SIN: AAQT8899NL
Plaats veiligstellen: middelvinger rechts
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zijn werkzaam als forensisch onderzoeker.Onder ons toezicht heeft de GGD-arts op 7 juli 2023 de bemonsteringen genomen bij het slachtoffer [slachtoffer] .
Het volgende spoor en sporendrager werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer: PL0900-2023204688-192940
SIN: ZAAE4503NL
Wijze veiligstellen: Zedenkit
Plaats veiligstellen: lichaam slachtoffer
Een geschift, te weten een NFI-rapport over het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN
Omschrijving
AAQT8897NL
bemonsteringen wijsvinger rechts verdachte
AAQT8899NL
bemonsteringen middelvinger rechts verdachte
ZAAE4503NL
onderzoeksset zedendelicten van slachtoffer [slachtoffer] , met daarin bemonsteringen:
- buitenste schaamlippen
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAQT8897NL# 01
wijsvinger rechts
verdachte nat
minimaal drie personen
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
Onderzoek naar aard celmateriaal:
- sperma aanwezig? ja
- aanwijzing vaginale cellen en/of menstruele secretie? ja, iets waarschijnlijker
- meer dan 1 miljard
- zie toelichting 1
AAQT8899NL#01
middelvinger rechts
verdachte nat
minimaal drie personen
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
Onderzoek naar aard celmateriaal:
- sperma aanwezig? ja
- aanwijzing vaginale cellen en/of menstruele secretie? ja, iets waarschijnlijker
- meer dan 1 miljard
- zie toelichting 1
ZAAE4503NL#03
buitenste schaamlippen slachtoffer
nat
Eén persoon
- slachtoffer [slachtoffer]
Mannelijk DNA kan afkomstig zijn van minimaal één man
- verdachte [verdachte] (of een in mannelijke lijn aan [verdachte] verwante man)
- zie toelichting 3
- zeer veel waarschijnlijker
1. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] en omdat het een bemonstering van zijn lichaam betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van de verdachte in de bemonstering aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de persoon zelf. De bewijskracht is daarom niet berekend.
3. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] en omdat het een bemonstering van haar lichaam betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van het slachtoffer in de bemonstering aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de persoon zelf. De bewijskracht is daarom niet berekend.
4. .
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAOT8897NL#01 (wijsvinger rechts verdachte nat)
DNA-mengprofiel AAQT8897NL#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
AAOT8899NL#01 (middelvinger rechts verdachte nat)
DNA-mengprofiel AAQT8899NL#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
ZAAE4503NL#03 (buitenste schaamlippen nat)
Hypothese 1:
Het mannelijk DNA in de bemonstering ZAAE4503NL#03 is afkomstig van verdachte [verdachte] , of van een in de mannelijke lijn aan verdachte [verdachte] verwante man.
Hypothese 2:
Het mannelijk DNA in de bemonstering ZAAE4503NL#03 is afkomstig van een willekeurig gekozen man die niet in de mannelijke lijn verwant is aan verdachte [verdachte] .
Y-chromosomaal DNA-profiel ZAAE4503NL#03 is
zeer veel waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Bij de verbale term ‘zeer veel waarschijnlijker’ hoort een bewijskracht van 10.000 – 1.000.000.
4.3.2Bewijsoverwegingen
Juridisch kader zedenzaken
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen de aangeefster en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd.
Alleen een betrouwbare verklaring van een aangeefster kan als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Bij de beoordeling van een verklaring op haar betrouwbaarheid gaat het onder andere om consistentie, authenticiteit, spontaniteit en tot slot waargenomen emoties.
Gelet op het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is alleen de verklaring van de aangeefster, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat niet is vereist dat de gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Ten eerste dient de rechtbank te beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
De rechtbank concludeert, net als de officier van justitie, dat de verklaring van aangeefster consistent en authentiek is. Aangeefster heeft op meerdere momenten verklaard over het ten laste gelegde; ter plaatse, tijdens een informatief gesprek zeden en tijdens haar aangifte. Zij heeft gedetailleerd en consistent verklaard over de seksuele handelingen die verdachte heeft verricht. Bovendien heeft aangeefster zelf, diezelfde avond, contact opgenomen met de politie, nadat zij werd geconfronteerd met de handelingen van verdachte. Anders dan door de raadsvrouw is aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank concludeert dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de waarneming van verbalisanten, die vlak na het bewezenverklaarde ter plaatse waren, en de resultaten van het DNA-onderzoek. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Toen de verbalisanten midden in de nacht ter plaatse kwamen naar aanleiding van een melding van het slachtoffer, zagen zij een meisje dat duidelijk overstuur en aan het huilen was en naar adem snakte. Dit meisje blijkt later aangeefster te zijn. Op zowel de rechter wijsvinger als de rechter middelvinger van verdachte is een mengprofiel aangetroffen met DNA-materiaal van het slachtoffer. Daarnaast zijn DNA-sporen aangetroffen in de vorm van mannelijk DNA op de buitenzijde van de schaamlippen van aangeefster. Uit de in de bewijsmiddelen opgenomen bevindingen over deze DNA-sporen concludeert de rechtbank dat dit DNA materiaal bij de schaamlippen van aangeefster van verdachte was. Deze sporen vormen, in combinatie met de waarnemingen van de verbalisanten ter plaatse, een directe ondersteuning voor de verklaringen van aangeefster.
Ter zitting van 22 januari 2025 heeft de raadsman van verdachte betoogd dat uit het nader ingediende forensisch dossier niet blijkt van welke plaats op/in het lichaam van aangeefster de door het NFI het onderzochte monsters met SIN nummer ZAE4503NL #01 t/m #05
zijn afgenomen, nu alle monsters bij afname hetzelfde SIN nummer hebben gekregen en de nummering van de door het NFI onderzochte monsters verschilt van de nummering van de bij aangeefster als zedenkit onder SIN nummer ZAAE4503NL afgenomen monsters (swab nrs 1 t/m 9).
De rechtbank verwerpt dit verweer. In het onderzoeksrapport zedendelict (pag. 17 t/m 20 van het forensisch dossier) is vermeld dat het lichaam van aangeefster is bemonsterd met een negental swabs:
Swab 1: binnenzijde rechterhand nat
Swab 2: binnenzijde rechterhand droog
Swab 3: binnenzijde linkerhand nat
Swab 4: binnenzijde linkerhand droog
Swab 5: buitenste schaamlippen nat
Swab 6: buitenste schaamlippen droog
Swab 7: binnenste schaamlippen nat
Swab 8: binnenste schaamlippen droog
Swab 9: diep vaginaal
Uit het rapport van het NFI blijkt dat hiervan alleen de natte bemonsteringen van de handen en de buitenste en binnenste schaamlippen, alsmede het monster diep vaginaal, door het NFI zijn onderzocht, dus in totaal 5 monsters van de in totaal 9 swabs. Aan ieder van die monsters is een afzonderlijk SIN-nummer toegekend, te weten ZAAE4503NL #01 t/m #05. Hoewel deze nummering afwijkt van de nummering van de swabs, is door de door het NFI gegeven toelichting, dat slechts vijf van de 9 monsters zijn onderzocht, onder vermelding van steeds de plaats van afname van ieder monster op/in het lichaam van aangeefster, duidelijk dat het door het NFI onderzochte monster met extensie #1 afkomstig is van de binnenzijde van de rechterhand, #2 van de binnenzijde van de linkerhand, #3 van de buitenste schaamlippen, #4 van de binnenste schaamlippen en #5 diep vaginaal.
Alternatieve scenario verdachte
Verdachte heeft, nadat hij werd geconfronteerd met de resultaten van het DNA-onderzoek, verklaard dat aangeefster juist seksuele avances richting hem maakte. Daarbij heeft hij kort gezegd aangevoerd dat zijn DNA-materiaal op de vagina van aangeefster terecht is gekomen doordat hij eerst boven seks had met zijn vrouw, waarna hij naar beneden is gelopen om iets te pakken en aangeefster vroeg om haar (net als hij eerder die avond bij zijn dochter deed) op haar rug te krabben. Aangeefster zou zichzelf toen ineens aan het bevredigen zijn geweest en de hand van verdachte hebben gepakt, waardoor het DNA-materiaal van verdachte via zijn hand op de hand van aangeefster terecht is gekomen en vervolgens op haar vagina.
De rechtbank acht het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk geworden. Ten eerste acht de rechtbank het in het algemeen niet zeer waarschijnlijk dat een meisje van 16 jaar seksueel toenadering zoekt tot een man van 58 jaar, zeker niet in de aanwezigheid van haar vriendin, die ook de dochter is van deze man. Voorts hecht de rechtbank belang aan het feit dat de verbalisanten aangeefster duidelijk overstuur, midden in de nacht buiten voor het huis van verdachte hebben aangetroffen. Ook merkt de rechtbank op dat – hoewel niet de gehele hand van aangeefster is bemonsterd – geen DNA-materiaal van verdachte op de hand van aangeefster is aangetroffen, hetgeen wel waarschijnlijk zou zijn in het verhaal van verdachte. De afwezigheid van deze DNA-sporen, in combinatie met de door de verbalisanten waargenomen toestand van aangeefster, alsook de omstandigheid dat verdachte aanvankelijk geen enkele reactie heeft gegeven op de hem voorgehouden aangifte, en pas maanden later, na het bekend worden van de uitslagen van het DNA-onderzoek, is gekomen met een daarbij passend alternatief scenario, maken dat de rechtbank dat scenario niet aannemelijk acht.
Juridische kwalificatie
Hoewel hier geen verweer op is gevoerd door de verdediging, merkt de rechtbank op dat het met de vinger tussen de schaamlippen gaan en over de clitoris wrijven aan te merken is als ‘binnendringen’, zoals dat is vereist in de delictsomschrijving van verkrachting (artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht).Dit brengt met zich mee dat ook de bewezenverklaarde gedragingen, zoals hierna onder 5 zijn weergegeven, die op zichzelf geen binnendringen zijn ook onder de delictsomschrijving van verkrachting vallen, omdat het in de delictsomschrijving gaat om “handelingen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen”. Dit betekent dat niet iedere gedraging op zichzelf juridisch gezien binnendringen hoeft te zijn.
Er is ook sprake geweest van ‘onverhoeds’ binnendringen, omdat aangeefster eerst sliep en vervolgens wakker werd omdat zij voelde dat iemand wat deed aan haar hand, en zich toen realiseerde dat dit verdachte was. Door de omstandigheden waaronder aangeefster zich geconfronteerd zag met de seksuele toenadering, waaronder het grote leeftijdsverschil tussen haar en verdachte en de bevriende relatie van hem met haar vader, was de psychische druk van dien aard dat aangeefster zich hier niet aan kon onttrekken en dit ook niet van haar kon worden verwacht.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de eerdergenoemde seksuele handelingen door verdachte bij aangeefster hebben plaatsgevonden en dat verdachte zich daarom schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.