ECLI:NL:RBMNE:2025:789

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
24/4739
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, geboren in 2000, diende op 20 april 2023 een aanvraag in, die op 24 november 2023 werd afgewezen. Het Uwv concludeerde dat eiseres geen arbeidsvermogen had, maar dit werd niet duurzaam geacht. Eiseres maakte bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op 3 mei 2024, waarna eiseres beroep instelde.

De rechtbank behandelde de zaak op 17 december 2024, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar moeder en haar gemachtigde. De rechtbank beoordeelt of het Uwv de afwijzing van de Wajong-aanvraag terecht heeft gehandhaafd. Eiseres betoogde dat de medische beoordeling onjuist was en dat haar beperkingen waren onderschat. Ze verwees naar haar hersenletsel, lage IQ, en andere gezondheidsproblemen die haar belastbaarheid zouden beïnvloeden.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de artsen van het Uwv de medische informatie van eiseres adequaat hebben beoordeeld en geen reden zagen om aan te nemen dat eiseres niet in staat zou zijn om een uur aaneengesloten te werken of vier uur per dag belastbaar te zijn. De rechtbank oordeelt dat de externe factoren die eiseres aanvoert, niet ziekmakend zijn en geen invloed hebben op haar arbeidsvermogen. De rechtbank bevestigt dat het besluit van het Uwv om geen Wajong-uitkering toe te kennen juist is, en wijst het verzoek om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv waarin de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering is afgewezen.
1.1.
Eiseres is geboren op [geboorteplaats] 2000 en op [geboortedag] 2018 is zij 18 jaar geworden. Op 20 april 2023 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering.
1.2.
Met het primaire besluit van 24 november 2023 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen. Eiseres had volgens de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige geen arbeidsvermogen omdat zij geen basale werknemersvaardigheden had. Het ontbreken van arbeidsvermogen werd niet duurzaam geacht.
1.3.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van
3 mei 2024 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard omdat eiseres volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wel over arbeidsvermogen beschikt.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Op 4 november 2024 heeft eiseres een aanvullende reactie ingediend met een brief van de afdeling [afdeling] van het UMC van 13 december 2023. Op 15 november 2024 heeft het Uwv hierop gereageerd met daarbij een reactie van de arts en verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 november 2024.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres vergezeld door haar moeder, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het Uwv in het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering terecht heeft gehandhaafd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beoordelingskader
4. Het toetsingskader uit hoofdstuk 1:1a van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong) is van toepassing. Een uitkering op grond van hoofdstuk 1a van de Wajong kan alleen worden toegekend als iemand ‘jonggehandicapte’ is. In het geval van eiseres geldt dat zij als ‘jonggehandicapte’ wordt beschouwd als zij op haar achttiende verjaardag door medische en objectief vast te stellen beperkingen duurzaam geen arbeidsvermogen had of als zij in de vijf jaar daarna door dezelfde ziekteoorzaak alsnog duurzaam geen arbeidsvermogen had.
Eiseres heeft geen arbeidsvermogen als zij duurzaam:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, of;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, of;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uren per dag belastbaar is.
Is de medische beoordeling juist?
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is en dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij vindt dat zij niet een uur aaneengesloten kan werken en dat zij niet vier uur per dag belastbaar is. Ook vindt eiseres dat voor haar een urenbeperking is aangewezen. Zij wijst daarbij op haar hersenletsel, lage IQ, geheugen- en concentratieproblemen, paniekaanvallen, lumbale scoliose, knieklachten en migraine. Eiseres raakt vanwege haar hersenletsel snel overbelast door prikkelingen. Hierdoor nemen haar cognitieve klachten, paniekaanvallen, migraine en vermoeidheid toe. Eiseres wijst ook op informatie van de revalidatiearts, GZ-psycholoog en de neuroloog waaruit volgt dat eiseres met de veranderingen in haar leefsituatie de afgelopen jaren tegen haar grenzen aanloopt, die zorgen voor toenemende cognitieve klachten en hoofdpijn.
6. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat het bij de vraag of eiseres vier uur per dag belastbaar is, gaat om de vraag of eiseres gedurende vier uur verspreid over de dag een taak kan uitoefenen. Een taak is een onderdeel van (de kleinste eenheid) van een functie, die uit één of meerdere handelingen kan bestaan.
7. De arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv hebben bij hun beoordeling de medische informatie van eiseres betrokken en aangegeven dat er geen medische reden is waarom eiseres niet een uur aaneengesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is. Daarbij is de daginvulling, het dagverhaal en het feit dat eiseres haar VMBO-diploma en rijbewijs heeft gehaald van belang. Op basis hiervan concluderen de primaire arts, de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen medische reden is waarom eiseres niet een uur aaneengesloten kan werken en niet vier uur belastbaar is. Ook laat eiseres in het dagelijks leven zien dat zij met het doen van (lichte) huishoudelijke taken en de zorg voor haar dochtertje vier uur per dag en een uur aaneengesloten belastbaar is. De rechtbank kan deze motivering van de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die doet twijfelen aan de medische beoordeling.
8. Volgens de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen indicatie om voor eiseres een urenbeperking aan te nemen. Volgens de geneeskundige standaard ‘‘Duurbelasting in Arbeid’’ is een urenbeperking pas aan de orde bij een stoornis in de energiehuishouding, op preventieve gronden of bij verminderde beschikbaarheid. Daarvan is volgens de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiseres geen sprake. Daarbij is gekeken naar de daadwerkelijke daginvulling van eiseres. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom een urenbeperking moet worden aangenomen.
9. De arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben in hun rapport geen rekening gehouden met de veranderingen in de leefsituatie van eiseres. Deze veranderingen zijn: uit huis gaan, een eigen woonplek en een scheiding van haar partner een jaar eerder waardoor de zorg voor haar dochter en haar huishouden grotendeels door eiseres moet worden gedaan. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres naar voren gebracht dat met deze factoren ten onrechte geen rekening is gehouden.
10. De arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben in hun rapport aangegeven dat de hiervoor genoemde factoren grotendeels zijn te scharen onder externe factoren in de zin van het ICF-model
(het model van de International Classification of Functioning, Disability and Health). Volgens de arts en verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben deze factoren geen invloed op de aandoening of ziekte van eiseres en zijn de factoren niet ziekmakend voor eiseres. De arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben daarom geen rekening gehouden met deze factoren bij de medische beoordeling van eiseres voor een Wajong-uitkering. Op basis van deze externe factoren kan daarom ook geen urenbeperking worden aangenomen. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank overweegt dat externe factoren ondersteunend kunnen zijn, maar ook belemmerend. Voor de beoordeling van het arbeidsvermogen worden deze factoren alleen meegewogen voor zover deze “ziekmakend” zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding dit standpunt van de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank vindt dat het besluit om geen Wajong-uitkering toe te kennen juist is. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 februari 2025. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.