ECLI:NL:RBMNE:2025:787

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
24/627
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhavingsverzoeken omtrent werkzaamheden op voormalig parkeerterrein P3 van de Jaarbeurs in Utrecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoeken om handhavend op te treden tegen werkzaamheden op het voormalig parkeerterrein P3 van de Jaarbeurs in Utrecht. Eisers hebben op 6 maart 2023 een handhavingsverzoek ingediend, dat zij hebben aangevuld met verzoeken van 21 en 24 mei 2023, gericht tegen overlast door werkzaamheden op het parkeerterrein. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft deze verzoeken op 14 juni 2023 afgewezen, omdat er geen overtredingen zouden zijn. Eisers hebben bezwaar gemaakt, maar dit werd op 19 december 2023 ongegrond verklaard. In beroep stellen eisers dat de verzoeken om handhaving ruimer moeten worden opgevat, maar de rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden inmiddels zijn afgerond en dat eisers buiten de omvang van het geding zijn getreden. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eisers geen betrekking hebben op de handhavingsverzoeken die zij hebben ingediend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de eisers op het feit dat zij geen proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/627

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. W.M. Janse),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. K. Bounaanaa).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Wonderwoods Development B.V.uit Amsterdam, derde-partij
(gemachtigde: M. Gorter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de verzoeken om handhavend op te treden tegen activiteiten op voormalig parkeerterrein P3 van de Jaarbeurs in Utrecht.
1.1.
Eisers hebben op 6 maart 2023 een handhavingsverzoek ingediend, dat zij hebben aangevuld met verzoeken van 21 mei en 24 mei 2023, gericht tegen de overlast door werkzaamheden op het parkeerterrein P3 van de Jaarbeurs. Eisers wonen aan de [adres] in [plaats] . Het [locatie] bevindt zich direct achter de woning van eisers.
1.2.
Met het besluit van 14 juni 2023 heeft het college de handhavingsverzoeken afgewezen, omdat geen sprake is van overtredingen.
1.3.
Eisers zijn het daarmee niet eens en hebben bezwaar gemaakt. Met het besluit van 19 december 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
1.4.
Eisers hebben beroep ingesteld, op 6 februari 2024 de gronden ingediend en op 8 maart 2024 en 13 september 2024 aanvullende gronden ingediend. Het college heeft gereageerd met een verweerschrift van 12 september 2024.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [eiser 1] , bijgestaan door zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college, bijgestaan door [A] (projectmanager).

Overwegingen

2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de verzoeken om handhaving zijn ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
Inleiding
3. Eisers wonen naast het [locatie] . Op 6 maart 2023 hebben zij een verzoek gedaan om op te treden tegen overlastgevende werkzaamheden. De werkzaamheden bestaan uit het verwijderen van asfalt, leidingen en rioleringen, het afgraven, zeven en storten van grond. Deze werkzaamheden vinden plaats direct achter de woning van eisers tegen hun berging aan. Zij ondervinden veel overlast, in het bijzonder in de vorm van stof, geluidsoverlast en trillingen, waardoor zij in hun woon- en leefklimaat worden aangetast. Verder stellen zij dat volgens artikel 17.3 van het geldende bestemmingsplan het verboden is om zonder vergunning grondwerk te verrichten, in verband met de archeologische waarde. Volgens eisers is niet gebleken dat er een vergunning is verleend. Eisers stellen dat de werkzaamheden die nu plaatsvinden verboden zijn volgens artikel 5.4 van het bestemmingsplan. Niet gebleken is dat er een vergunning is verleend. Er is sprake van strijd met artikel 1.26 van het Bouwbesluit, omdat er geen sloopmelding is gedaan. Ook is er sprake van strijd met artikel 8.4 van het Bouwbesluit, omdat de werkzaamheden al vóór 7.00 uur ’s ochtends starten. De toegestane trillingshinder als bedoeld in artikel 8.4 van het Bouwbesluit wordt overschreden. En artikel 8.5 van het Bouwbesluit wordt overtreden, omdat geen maatregelen zijn getroffen om stofverspreiding buiten het bouw- en sloopterrein te voorkomen. Volgens eisers worden zij niet tijdig en niet inhoudelijk geïnformeerd over deze werkzaamheden ondanks vele verzoeken daartoe. Zij willen daarom een andere contactpersoon. In hun verzoeken van 21 en 25 mei 2023 klagen eisers over geluids- en trillingsoverlast als gevolg van grote metalen buizen die de grond in worden getrild vanaf 16 mei 2023. Ook over deze werkzaamheden zijn zij niet vooraf gekend. Eisers verzoeken om handhavend optreden zodat deze werkzaamheden direct stoppen.
4. Naar aanleiding van de melding heeft de projectmanager eisers op 4 april 2023 geïnformeerd over de werkzaamheden op het terrein. Op 31 mei 2023 heeft een toezichthouder het terrein geïnspecteerd op: Trillingen door het heien van 2 stalen buizen ten behoeve van bronbemaling, starten van werkzaamheden vóór 7.00 uur ’s ochtends. Geconstateerd werd dat er een watervergunning aanwezig was voor het aanbrengen van twee bronnen en een opbreekvergunning voor het leidingwerk. De stalen buizen zijn inmiddels geplaatst en er zullen geen trillingen meer zijn. Bij een volgend bezoek op 2 juni en 13 juni 2023 heeft de toezichthouder geen werkzaamheden vóór 7.00 uur geconstateerd. Ter plaatse zijn geen overtredingen geconstateerd.
5. In het primaire besluit van 14 juni 2023 zijn de verzoeken om handhaving afgewezen. Met betrekking tot de graafwerkzaamheden vóór 3 april 2023 was volgens het college geen vergunning nodig. Voor de archeologische werkzaamheden na 3 april 2023 is op 2 maart een vergunning verleend. Er is geen sprake van strijd met de bestemming “woongebied” als bedoeld in artikel 5.2 en 5.3 van het Chw bestemmingsplan Beurskwartier 1. De toezichthouder heeft op 2 en 13 juni 2023 geen overtredingen geconstateerd van het Bouwbesluit. De bemalingswerkzaamheden hebben nu plaatsgevonden in het kader van het bouwrijp opleveren van het perceel. Daarbij geldt dat het college niet bevoegd is om handhavend op te treden bij een mogelijke overtreding van de Waterwet. Het college heeft besloten dat de gemeente (van de VTH organisatie) een omgevingsbegeleider zal aanwijzen als contactpersoon. Het college betreurt de ervaren overlast en hoopt dat met het aanstellen van een omgevingsbegeleider de communicatie beter zal gaan.
6. Bij de beslissing op het bezwaar van 19 december 2023 heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard. Daarbij is vastgesteld dat de bezwaren betrekking hebben op de handhavingsverzoeken van eisers van 6 maart 2023 en 21 mei 2023, aangevuld op 24 mei 2023 en de tussentijdse meldingen. Het college deelt mee dat er op 2 september 2022 een sloopmelding is gedaan. Verder zijn de trillingsgevoelige werkzaamheden eind mei 2023 geëindigd. Het college concludeert dat de voorbereidingswerkzaamheden ten behoeve van het bouwrijp maken van de gronden zijn aan te merken als activiteiten in de zin van artikel 5.2, tweede lid van het bestemmingsplan. Daarmee is er geen vergunning vereist voor deze activiteiten. Het college is van mening dat geen sprake is van overtreding van de regels van het Bouwbesluit, omdat het gedeelte van het terrein dat is ingericht als bouwterrein afgezet is met een slagboom en betonnen barrières.
7. In beroep stelt het college zich primair op het standpunt dat eisers geen procesbelang meer hebben bij de beoordeling van het beroep, omdat de werkzaamheden waartegen de handhavingsverzoeken zijn gericht, inmiddels zijn afgerond. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk en als gevolg van het bestreden besluit schade hebben geleden.
8. Eisers stellen dat de verzoeken om handhaving ruimer moeten worden opgevat en dat de verzoeken gericht zijn tegen alle activiteiten die plaatsvinden op voormalig parkeerterrein P3. Eisers vinden dat de herinrichting nog gaande is. Zij stellen dat ook de aanleg van het tijdelijke parkeerterrein en de placemaking, waaronder de aanleg van de (tijdelijke) ‘Tuin van Croese’, daarom onder de activiteiten vallen waartegen de handhavingsverzoeken zijn gericht. Op de zitting hebben eisers aangevoerd dat zij uit het oogpunt van rechtsbescherming de mogelijkheid moeten hebben om op te komen tegen omgevingsvergunningen die het college mogelijk alsnog verleent voor (bouw)activiteiten die al hebben plaatsgevonden op het parkeerterrein. Zij vinden daarom dat zij procesbelang hebben.
Omvang van het geding.
9. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspaak van 10 december 2014, ECLI:NL:2014:4517 en 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1138, kan de reikwijdte van een handhavingsverzoek na het primaire besluit niet meer worden uitgebreid. De inhoud van het verzoek is bepalend voor de omvang van het geding. De handhavingsverzoeken van eisers gingen primair over de sloop-, en graafwerkzaamheden op het terrein, die overlast gaven. Daar kwamen de grondboringen ten behoeve van de aanleg van een Warmte Koude opslag (WKO) bij. De rechtbank stelt vast dat onbetwist is dat die werkzaamheden inmiddels zijn afgerond. Dat betekent ook dat de daarmee samenhangende handhavingsverzoeken, die zien op schending van de regels van het Bouwbesluit, niet langer aan de orde zijn. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eisers over de aanleg van het tijdelijke parkeerterrein en de aanleg van de Tuin van Croese geen betrekking hebben op de gronden die eisers in hun handhavingsverzoeken hebben aangevoerd. Daarmee zijn eisers in beroep buiten de omvang van het geding getreden. De rechtbank zal deze gronden daarom onbesproken laten.
10. Eisers hebben in beroep in hun laatste schrijven van 13 september 2024 de gronden die zij hadden aangevoerd in hun handhavingsverzoek, en die door het college in zijn besluit van 19 december 2023 gemotiveerd zijn weersproken, niet meer herhaald. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college de handhavingsverzoeken onterecht heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet.