In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1974, die wordt verdacht van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De tenlastelegging betreft de aanwezigheid van 6977,1 gram amfetamine op 17 juli 2024 te Oude Pekela. Tijdens de zitting op 16 januari 2025 heeft de officier van justitie, mr. F.A.M. Bouwhuis, gevorderd tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 670,-. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.A. Groenhuis, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning.
De rechtbank heeft na het onderzoek ter terechtzitting geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs. De rechtbank baseert zich op de verklaring van een getuige die heeft verklaard dat hij op verzoek van derden een doos met drugs op de zolder van de verdachte heeft neergezet, zonder dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de verdachte in verband kan worden gebracht met de drugs, en spreekt hem vrij van de tenlastelegging. Tevens heeft de rechtbank besloten de in beslag genomen drugs onttrokken aan het verkeer te verklaren, gezien de aard van de middelen en het algemeen belang.