ECLI:NL:RBMNE:2025:784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
16/232477-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk afleveren, verstrekken en vervoeren van MDMA, hennep en ketamine

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk MDMA, hennep en ketamine heeft verhandeld. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het verkopen, afleveren en vervoeren van 810,1 gram MDMA en 1516,5 gram hennep, evenals het zonder registratie in voorraad hebben van 1968,3 gram ketamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor een inhoudelijk oordeel. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de politie en rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 287 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen, omdat deze betrekking hadden op andere feiten. De uitspraak is gedaan in het belang van de volksgezondheid en ter bescherming van de samenleving tegen de risico's van drugsgebruik en -handel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/232477-24 (P), 21/002163-20 (TUL), 21/002840-22 (TUL), 21/006413-19 (TUL) en 96/143079-22 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 oktober 2024 (pro forma-zitting) en 16 januari 2025 (inhoudelijke behandeling). Op 6 februari 2025 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. F.A.M. Bouwhuis, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Schlepers, advocaat te Groningen, naar voren hebben gebracht

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 17 juli 2024 te Veenendaal, samen met anderen, opzettelijk 810,1 gram MDMA heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd;
Feit 2
op 17 juli 2024 te Veenendaal, samen met anderen, opzettelijk 1516,5 gram hennep heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd;
Feit 3
op 17 juli 2024 te Veenendaal, samen met anderen, opzettelijk, zonder registratie, 1968,3 gram ketamine in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht en/of heeft afgeleverd;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft alle ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2025;
  • een kennisgeving van inbeslagneming;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen; [3]
- een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 18 juli 2024; [4]
- een kennisgeving van inbeslagneming; [5]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen; [6]
- een kennisgeving van inbeslagneming; [7]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen; [8]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen; [9]
- een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 14 november 2024. [10]
Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat de raadsvrouw heeft gesteld dat er in het onderzoek sprake zou zijn van een vormverzuim. Toen de politie verdachte benaderde en vroeg om een geldig identiteitsbewijs was er namelijk nog geen redelijke verdenking van overtreding van de Opiumwet. Gesteld is dat de politie bevoegdheden heeft aangewend terwijl er nog geen verdenking zou zijn geweest. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden welke conclusie de raadsvrouw voor ogen had bij haar betoog. Voorts is niet gesteld welk belang hierbij is geschonden, wat de ernst is van het kennelijke (gestelde) verzuim en ten slotte welk nadeel verdachte hiervan zou hebben ondervonden. In die zin is er dus geen sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt waar de rechtbank op dient te reageren. Geheel ten overvloede merkt de rechtbank hierbij echter ambtshalve op dat uit het procesdossier niet volgt dat door de verbalisanten enige bevoegdheden zijn aangewend waarvoor een wettelijke basis ontbrak.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1op 17 juli 2024 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, 810,1 gram MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2op 17 juli 2024 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, 1516,5 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 3op 17 juli 2024 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk, zonder registratie, een hoeveelheid van 1968,3 gram ketamine, in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht en heeft afgeleverd;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en daarbij de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij een strafoplegging te volstaan met een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Zij heeft daarbij verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte; hij probeerde – middels het plegen van deze strafbare feiten – zijn jarenlange drugsverslaving te financieren, is daar open over geweest en wordt daar nu (na eerdere afwijzingen) klinisch voor behandeld. Als verdachte gedetineerd raakt, zal deze behandeling worden doorkruist. Daarbij heeft de raadsvrouw de rechtbank met klem verzocht om de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk afleveren, verstrekken en vervoeren van MDMA en hennep. Daarnaast heeft verdachte opzettelijk, zonder registratie, 1968,3 gram ketamine in voorraad gehad, te koop aangeboden, verkocht en afgeleverd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving veel schade wordt toegebracht. De werkzame stof ketamine valt vanwege de geneeskundige toepassingen onder de Geneesmiddelenwet en beoogt met name de volksgezondheid te beschermen en mede tegen die achtergrond de productieketen van geneesmiddelen te versterken door de productie, handel of bezit van geneesmiddelen en werkzame stoffen te reguleren. Ketamine wordt echter steeds vaker buiten het reguliere circuit voor recreatieve doeleinden gebruikt als dissociatief tripmiddel, anders gezegd: een partydrug. Dit betekent een lucratieve afzetmarkt voor criminelen. Ketamine is verslavend en bij langdurig en frequent gebruik schadelijk voor de gezondheid. Qua werking is ketamine dan ook vergelijkbaar met harddrugs en de illegale productie en handel van deze stof ondermijnen de samenleving en brengen risico’s voor de gezondheid en veiligheid met zich.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich ervan bewust is dat hij fout zat en dat hij zich liet leiden door zijn drugsverslaving. Hoewel verdachte pas ter terechtzitting open is geweest, weegt de rechtbank zijn proceshouding wel in strafverminderende zin mee.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) van verdachte d.d. 11 september 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetfeiten, waaronder in 2022. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de feiten op zijn strafblad zijn gepleegd vanwege zijn drugs- en alcoholgebruik. Ook houdt de rechtbank rekening met een reclasseringsadvies van 14 januari 2025. Verdachte stelt zich coöperatief op en is zowel bij de Forensisch Psychiatrisch Afdeling als bij de reclassering goed in contact. Hoewel de reclassering begrijpt dat een langere gevangenisstraf gelet op de verdenkingen passend is, acht zij niettemin het voortzetten van de klinische opname noodzakelijk om gedragsverandering alsmede recidivebeperking te bewerkstelligen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij graag zijn verslaving wil aanpakken, dat hij de noodzaak inziet van klinische behandeling en dit traject tot dusver goed voorloopt. Dit is de eerste keer in zijn leven (welk leven tot nu toe vol drugsgebruik is geweest) dat hij de hulp krijgt waar hij zo lang op heeft moeten wachten.
Oplegging van de straf
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten kan volgens de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor feit 1 geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Bij feit 2 heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van soft drugs betrokken, waarbij het vertrekpunt voor de bewezenverklaarde hoeveelheid hennep een taakstraf van 100 uren is. De rechtbank stelt vast dat voor het onder feit 3 ten laste gelegde met betrekking tot de ketamine geen oriëntatiepunten van het LOVS zijn opgesteld. Bij het bepalen van de op te legen straf zoekt de rechtbank aansluiting bij straffen die voor soortgelijke feiten zijn opgelegd en merkt op dat een gevangenisstraf een passende sanctie is.
Hoewel er op de bewezenverklaarde feiten forse (gevangenis)straffen staan, is de rechtbank met de reclassering en de raadsvrouw van oordeel dat het van groot belang is dat de klinische behandeling van verdachte niet wordt doorkruist. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte langdurig drugsverslaafd is, het verdachte herhaaldelijk niet is gelukt om te stoppen met excessief drugsgebruik en het klinische traject waaraan verdachte deelneemt voorspoedig verloopt. Daarbij komt dat de drugsverslaving van verdachte een oorzaak is van door hem gepleegde strafbare feiten en behandeling noodzakelijk is om het risico op recidive te verkleinen. In die zin is het ook in het belang van de maatschappij dat verdachte aan zijn verslaving wordt geholpen. De rechtbank zal daarom, naast de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar verder volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke straf met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank merkt op dat verdachte eerder bijzondere voorwaarden opgelegd heeft gekregen, maar nu voor het eerst zicht heeft op een behandeling, die goed verloopt. De rechtbank geeft verdachte daarmee de kans om aan zijn verslaving te werken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van voorarrest en waarvan 287 voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer en de telefoon van verdachte verbeurd te verklaren, omdat de telefoon is gebruikt bij het plegen van de ten laste gelegde feiten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376741);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376742);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376744);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376745);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376746);
onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Telefoontoestel (G3376709), verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp zijn de bewezen verklaarde feiten voorbereid.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Verdachte is op 4 april 2024 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (parketnummer 21/002163-20, parketnummer 21/002840-22 en parketnummer 21/006413-19) veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraffen. Op 30 mei 2024 is verdachte door de politierechter van de rechtbank Groningen (parketnummer 96/143079-22) veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. In al deze zaken was (onder andere) als voorwaarde gesteld dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mocht maken aan strafbare feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat in die zaken sprake was van geheel andere feiten dan waarvan verdachte nu verdacht wordt.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat de verdenking in deze zaak andere feiten betreft.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn voor het einde van de proeftijd gepleegd. Verdachte heeft daarmee de voorwaarden die verbonden waren aan de eerdergenoemde vonnissen niet nageleefd. De rechtbank is echter met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de vorderingen tot ten uitvoerlegging moeten worden afgewezen. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen zou de klinische behandeling van verdachte doorkruisen en daarbij komt dat de feiten waarvan verdachte in de huidige strafzaak wordt veroordeeld geheel andere feiten betreffen dan de feiten waarop de vorderingen tenuitvoerlegging betrekking hebben. De rechtbank acht het daarom niet passend om deze vorderingen toe te wijzen en wijst alle vorderingen tot tenuitvoerlegging af.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet,
  • 38 van de Geneesmiddelenwet en
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 360 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht,
bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 287 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte gedurende de proeftijd:
 zich binnen drie dagen meldt bij Reclassering Inforsa Utrecht, Wittenvrouwenkade 6 in Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 opgenomen blijft in de FPA [locatie] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 zich -indien dat tijdens de proeftijd noodzakelijk is- laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
 verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en-of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (G3376709);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376741);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376742);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376744);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376745);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3376746);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/002163-20
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/002840-22
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/006413-19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96/143079-22
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mr. A. Blanke en mr. J.A. Zwinkels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2025.
Mr. E.M. Caruso is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Veenendaal
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 810,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Veenendaal
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 1516,5
gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 17 juli 2024 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, zonder registratie, een hoeveelheid van 1968,3 gram
ketamine, althans een hoeveelheid ketamine, in elk geval zijnde een werkzame stof,
in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht, heeft afgeleverd;
( art 38 lid 1 Geneesmiddelenwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 december 2024, genummerd PL0900-2024227066, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 1 tot en met pagina 340. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.pagina 312 en pagina 314.
3.pagina 114-115.
4.pagina 122-123.
5.pagina 321.
6.pagina 100.
7.pagina 312-313.
8.pagina 112.
9.pagina 220.
10.pagina 230.