ECLI:NL:RBMNE:2025:782

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
16/128037-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met voorbedachten rade in Muiden

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 14 april 2024 in Muiden heeft geprobeerd een 18-jarige vrouw van het leven te beroven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor poging tot moord en hem een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, aangezien hij bewust een afgelegen plek zocht om het slachtoffer aan te vallen. De feiten zijn als volgt: de verdachte haalde het slachtoffer op met de auto onder het voorwendsel haar naar haar werk te brengen, maar nam een onlogische afslag van de snelweg en stopte op een doodlopende weg. Daar heeft hij het slachtoffer met een schroevendraaier gestoken en geprobeerd haar te wurgen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn daden en dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis, en heeft hem in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 15.000 aan het slachtoffer, die immateriële schade heeft geleden door de aanval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/128037-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.K. Roelofsen, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat de benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 14 april 2024 te Muiden opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat sprake was van poging tot moord.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit voor een aantal geweldshandelingen, te weten het steken met de schroevendraaier, het wurgen en het slaan met een steen op het hoofd van aangeefster.
De raadsvrouw heeft voorts vrijspraak bepleit voor voorbedachten rade, omdat geen sprake is van een vooropgezet plan, maar eerder van een gemoedsopwelling. Tevens zijn er contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachten rade, namelijk de psychotische toestand van verdachte, het gebruikmaken van een schroevendraaier in plaats van bijvoorbeeld een mes en het ontbreken van een motief.
De raadsvrouw heeft tot slot vrijspraak bepleit voor opzet op de dood. Er is geen sprake van vol opzet en evenmin van voorwaardelijk opzet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit de
aangifte van [slachtoffer] [2] van 14 april 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 14 april 2024 werd ik wakker en zag ik berichtjes van [verdachte] . Ik weet zijn volledige naam niet. Ik noem hem altijd [verdachte] . Hij vroeg of ik een jointje kwam roken. Ik zei dat ik moest werken en daarom vroeg weg moest. Hij zei daarop dat hij mij wel naar mijn werk in [plaats] kon brengen. Ik vertelde hem dat ik in Almere was. Ik had hem ook gezegd dat ik om 09:00 uur de bus moest pakken, dus als hij er dan niet was, ik niet op hem ging wachten.
Hij kwam aanrijden en ik stapte in aan de bijrijderskant. Wij reden richting Amsterdam via de snelweg. Opeens ging hij van de snelweg af. Ik zag een bord staan dat een weg doodliep, dus ik vroeg aan hem: "Waar rijden wij, rijden wij wel goed?" Want ik moest naar mijn werk en ik kon niet te laat komen. Ik hoorde hem zeggen: "Maak je niet druk het komt wel goed." Vanaf dat dit moment ging alles super snel.
Hij reed de doodlopende weg in en het was een bocht naar links en hij stopte onder het viaduct. Het was een fietspad en aan de rechterkant lagen allemaal stenen. Dit was geen normale weg. Hij stopte de auto. Hij haalde de sleutel uit het contact en legde deze op het dashboard neer van de auto. Op dat moment had hij opeens een schroevendraaier.
Toen begon [verdachte] mij meerdere malen te steken. Hij maakte met zijn rechterhand een stekende beweging richting mijn buik. Dit heeft hij minimaal 10 keer geprobeerd te doen. Hij heeft mij geraakt op mijn buik en op mijn armen.
[verdachte] wilde mij proberen te wurgen. Hij heeft dit gedaan met twee handen rondom mijn nek. Ik kreeg op dat moment geen lucht.
Ik ben de auto uitgerend. Maar het verbaasde mij hoe snel hij achter mij aan kwam. Ik zag toen hij achter mij aan kwam dat hij de schroevendraaier vast had. Hij had mij toen bij mijn haar gepakt en op de grond gesmeten. Toen begon hij mij dus te steken in mijn rug en krassen te maken in mijn nek. Ik lag op dat moment op mijn knieën op de grond. Hij had mij ook vast bij mijn haar. Hij bleef mij maar krassen en steken.
Het is mij gelukt om de schroevendraaier af te pakken van hem. Toen pakte hij een grote steen die achter hem lag op dat moment. Hij begon te slaan op mijn hoofd met de steen. Hij heeft mij 3 of 4 keer op mijn hoofd geraakt.
Ik kon terug rennen naar de auto. Ik had mijzelf direct opgesloten. Hij heeft nog geprobeerd de deur te open.
In een
Letselrapportage van de GGD [3] van 14 april 2024is met betrekking tot het letsel van aangeefster [slachtoffer] , zakelijk weergegeven, onder meer het volgende opgenomen:
Betrokkene is medisch behandeld op 14 april 2024. Concluderend betreft het de volgende uitwendig zichtbare letsels:
- een wond op de behaarde hoofdhuid;
- twee steekletsels in de nek en hals;
- meerdere krasletsels op kaak en hals;
- twee steekletsels in de onderrug;
- meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen en krasletsels op beide handen;
- meerdere paarsgewijs verlopende kras en schramletsels alsmede huidperforaties op de rechter boven en onderarm;
- meerdere brede krasletsels hoog op de rug en op beide schouders.
Het gemelde tijdsinterval past goed bij het letsel en de gemelde toedracht past zeer goed bij het letsel.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [4] van 14 april 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 april 2024 kwam ik ter plaatse aan te Muiden. Ik zag een zwarte Peugeot 107. Ik zag dat de vrouw op de bijrijdersstoel bloed in haar gezicht had. Mijn collega's zeiden dat dit de vrouw was die gestoken zou zijn met een schroevendraaier. Later bleek deze vrouw, het slachtoffer, te zijn: [slachtoffer] .
Ik vroeg aan haar wie haar gestoken zou hebben. Ik hoorde haar zeggen dat ze zijn naam niet wist, maar dat het wel een bekende is van haar. Ik hoorde [slachtoffer] een signalement benoemen.
Via het Operationeel Centrum hoorde ik dat de verdachte was aangetroffen en aangehouden op ongeveer 80 meter van de Peugeot 107 vandaan. Ik zag dat deze man overeen kwam met het signalement.
Rechts voorin de auto, op de grond zag ik dat er een ronde steen lag van ongeveer 5 centimeter groot. Ik zag onder de bestuurdersstoel een schroevendraaier.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in een
proces-verbaal van aanhouding verdachte [5] van 15 april 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 april 2024 kregen wij een melding van een steekincident in Muiden.
Wij kregen een signalement van de mogelijke verdachte te horen. Via de politiesystemen
zagen wij een foto van de tenaamgestelde van de zwarte Peugeot, deze kwam overeen
met het opgegeven signalement.
Ik, [verbalisant 2] , ben op het plaats incident te voet gaan zoeken naar de verdachte in de looprichting die hij gelopen zou hebben volgens de vrouw. Ik trof de persoon aan op ongeveer 60 à 70 meter van het incident af. Ik zag dat verdachte bebloede handen,
T-shirt en wondjes op zijn gezicht en handen had.
Hierop hebben wij verdachte [verdachte] op 14 april 2024 aangehouden.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [6] van 16 april 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit de verklaring van het slachtoffer en uit WhatsApp-gesprekken is gebleken dat verdachte het slachtoffer zou ophalen in Almere om haar vervolgens naar haar werk in Amsterdam te brengen.
De meest aannemelijke route van de ophaallocatie naar de werklocatie zou zijn via de Rijksweg A6 en A1. De meest aannemelijke route van de ophaallocatie Almere naar de
incidentlocatie Muiden is via Rijksweg A6 en A1 en vervolgens de rijksweg A1 via afrit 3
Muiden te verlaten.
De route naar de incidentlocatie geeft het vermoeden dat het een weloverwogen bewuste keuze is geweest om naar een rustige, afgelegen plek te rijden om vervolgens het strafbare feit tot uitvoering te brengen. Uit de route blijkt dat er duidelijk is afgeweken van de route naar de werklocatie Amsterdam. Daarnaast is te zien dat er op deze route meerdere parkeer- en stopmogelijkheden zijn.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig [7] van 4 mei 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 april 2024 kwam ik, naar aanleiding van een poging doodslag/moord, voor forensisch onderzoek aan te Muiden. De volgende sporen en sporendragers werden veiliggesteld:
-
AAQD0095NL, veiliggesteld op de bebloede steen;
-
AAQD0107NL, veiliggesteld op de bebloede schroevendraaier.
Een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituut [8] van rapporteur L.H.J. Aarts van 6 juni 2024, waarin – zakelijk weergegeven – het volgende is gerelateerd:
DNA-profiel AAQD0095NL#01 (bloed op steen) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
DNA-profiel AAQD0107NL#01 (bloedspoor op schroevendraaier) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
DNA-mengprofiel AAQD0107NL#04 (heft schroevendraaier met bloed) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte op 14 april 2024 te Muiden in zijn auto de destijds 18-jarige aangeefster heeft aangevallen. Aangeefster heeft gedetailleerd verklaard over de geweldshandelingen. Verdachte verklaart zich niks meer te kunnen herinneren. De rechtbank neemt de verklaring van aangeefster als uitgangspunt voor de bewezenverklaring en overweegt daartoe het volgende.
De verklaring van aangeefster is gedetailleerd, concreet en consistent. De verklaring van aangeefster vindt op belangrijke punten steun in het dossier. Zo blijkt uit de letselrapportage dat zij letsel heeft opgelopen dat past bij de aangifte. De vondst van de schroevendraaier en de steen in de auto ondersteunt eveneens de verklaring van aangeefster, mede gezien het feit dat op de schroevendraaier en de steen DNA is aangetroffen naar alle waarschijnlijkheid van aangeefster afkomstig is. Gelet op de onderzoeksbevindingen in het dossier gaat de rechtbank ervan uit dat het daadwerkelijk haar DNA betreft.
Wat betreft het wurgen bevat het dossier geen afzonderlijk steunbewijs, maar dit leidt er niet toe dat de rechtbank van oordeel is dat vrijspraak op dat punt moet volgen. De verklaring van aangeefster wordt immers op de andere ten laste gelegde geweldshandelingen wel ondersteund, en de rechtbank ziet geen reden om haar verklaring alleen op dit punt in twijfel te trekken.
Voorbedachten rade en opzet
De rechtbank stelt voorop dat het geheel aan geweldshandelingen, te weten het steken met de schroevendraaier in hals, nek, onderrug en schouders, het slaan met de steen op het hoofd en het dichtknijpen van de keel naar hun uiterlijke verschijningsvorm handelingen zijn die in onderling verband zijn gericht op de dood. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit betekent dat verdachte de gelegenheid moet hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap moet hebben gegeven. Daarbij komt het aan op een weging en waardering van de omstandigheden die een rol spelen in deze zaak.
Verdachte heeft over het tenlastegelegde geen verklaring afgelegd, omdat hij zegt zich niets meer te kunnen herinneren. De rechtbank leidt uit de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden af dat verdachte wel degelijk met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster op 14 april 2024 graag wilde spreken. Aangeefster heeft er daarom mee ingestemd dat verdachte haar naar haar werk zou brengen, mits hij op tijd bij haar huis zou zijn, zodat zij niet te laat zou aankomen op haar werk. Verdachte stemde hiermee in en is toen naar Almere gereden. Aangeefster moest toch enige tijd op verdachte wachten. Nadat aangeefster in de auto van verdachte is gestapt, nam verdachte de autosnelweg A1 richting Amsterdam. Ter hoogte van Muiden heeft verdachte de autosnelweg verlaten, in afwijking van de snelste route naar de werklocatie van aangeefster in Amsterdam. De rechtbank leidt hier uit of dat verdachte in ieder geval op dat moment niet langer het plan had aangeefster op tijd naar haar werk te brengen.
Aangeefster zag verdachte een weg inrijden waar een bord stond geplaatst dat aangeeft dat de weg doodlopend is. Aangeefster merkte dit op, waarop verdachte tegen haar zei:
"maak je niet druk, het komt wel goed".De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte bewust bezig was een afgelegen plek te zoeken en argwaan bij aangeefster weg te nemen.
Verdachte reed vervolgens deze doodlopende weg in en kwam uit op een locatie onder een viaduct, dat door verbalisanten is omschreven als een locatie met een zeer afgelegen karakter. Verdachte deed de motor van zijn auto uit, haalde de sleutel uit het contact en legde deze op het dashboard van de auto. Verdachte haalde vervolgens een schroevendraaier tevoorschijn, die aangeefster niet eerder had gezien, waarna de aanval op aangeefster begon.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte wist dat hij een steekwapen onder zijn handbereik had en is gaan stil staan om hiermee het slachtoffer te steken.
Hoewel het niet duidelijk is of verdachte dit plan al had op het moment dat hij aangeefster bij haar huis ophaalde, is de uitvoering van dit plan in ieder geval begonnen op het moment dat verdachte de onlogische afslag van de autosnelweg nam. Verdachte had vanaf het moment dat hij de autosnelweg verliet en tot aan het moment dat hij arriveerde op de plaats delict en de autosleutel op het dashboard legde, voldoende tijd om na te denken over zijn voornemen om aangeefster van het leven te beroven en zich van de gevolgen van zijn voorgenomen daad rekenschap te geven.
De rechtbank gaat dus niet uit van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld. Er is niet gebleken van een conflict of anderszins explosieve situatie die een plotselinge hevige gemoedsopwelling zou kunnen verklaren. Er zijn ook geen andere contra-indicaties die er op wijzen dat van voorbedachten rade geen sprake kan zijn. Verdachte handelde mogelijk wel onder invloed van psychische stoornissen, maar binnen die toestand heeft hij doelgericht gehandeld. Dat verdachte geen duidelijk motief had om aangeefster te doden ziet de rechtbank evenmin als contra-indicatie. Het is niet duidelijk geworden wat zijn innerlijke beweegredenen zijn geweest, maar uit alle handelingen volgt wel dat hij op enig moment dit plan had en geprobeerd heeft deze uit te voeren.
Conclusie
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat verdachte met voorbedachten rade en met opzet heeft gehandeld en oordeelt het ten laste gelegde feit, poging tot moord, bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 april 2024 te Muiden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, haar meermalen, althans eenmaal
- met een schroevendraaier in de rug, nek, armen, buik, borst, schouders, het gezicht en lichaam heeft gestoken, gesneden en gekrast,
- bij de hals/keel heeft gepakt en vervolgens de hals/keel heeft dicht gedrukt, en
- met een steen op het hoofd heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging moord.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest. Ook heeft de officier van justitie gevorderd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de adviezen van de psycholoog en psychiater, aangevoerd dat het ten laste gelegde feit verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De maatregel tbs met voorwaarden past niet bij de persoon van verdachte en is niet opportuun. De eis ter terechtzitting van de officier van justitie – de combinatie van een langdurige gevangenisstraf, de ter beschikking stelling onder voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel – is een overdaad aan straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Het slachtoffer dacht dat zij naar haar werk zou worden gebracht door een goede vriend. Een aanbod dat een ieder zou accepteren. Voor het slachtoffer is dit echter als nachtmerrie geëindigd. Het slachtoffer is onverwacht en op een vreselijke manier aangevallen en heeft moeten vechten voor haar leven. Verdachte was nauwelijks te stoppen en heeft op meerdere manieren geprobeerd het slachtoffer te doden.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting geen verklaring kunnen geven over wat hem heeft aangezet tot dit handelen. Voor het slachtoffer zal dit vermoedelijk altijd onduidelijk blijven. Het slachtoffer heeft niet alleen gedurende het incident veel pijn, angst en leed moeten doorstaan, maar ook in de periode erna. Zo heeft zij onder andere last van paniekaanvallen en littekens. Ze zal dit incident haar hele leven met zich meedragen. Het slachtoffer heeft over de gevolgen van de aanval tijdens de zitting een indringende verklaring voorgelezen. Het slachtoffer vertrouwde verdachte en beschouwde hem als een goede vriend. Verdachte heeft dit vertrouwen op een afschuwelijke manier misbruikt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 3 juli 2024;
- een Pro Justitia-rapport van 2 december 2024, uitgebracht door A.Z. Botermans, psychiater;
- een Pro Justitia-rapport van 5 december 2024, uitgebracht door B.E.W. Nieuwenhuizen, psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 4 februari 2025, opgesteld door C.S. Pruis, reclasseringswerker.
Justitiële documentatie
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten
is veroordeeld.
Het advies van de psychiater
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Er zijn voldoende aanwijzingen om te concluderen dat verdachte voorafgaand aan het tenlastegelegde in een psychotische toestand verkeerde, waardoor gedachten, overwegingen en drijfveren werden beïnvloed door de stoornis. De psychiater adviseert daarom het ten laste gelegde feit in minstens verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Omdat verdachte wil meewerken aan behandeling en sprake is van voldoende ziektebesef, kan – indien de strafmaat het toelaat – een straf met bijzondere voorwaarden worden opgelegd, al dan niet in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Ook wordt volgens de psychiater voldaan aan de voorwaarden voor oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden.
Het advies van de psycholoog
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat sprake is van een ongespecificeerde schizofrenie of andere psychotische stoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was van voornoemde problematiek sprake. Gelet op de ernst en aard van de psychopathologie adviseert de psycholoog, net als de psychiater, het tenlastegelegde in ten minste verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psycholoog concludeert dat sprake is van een matig risico op toekomstig geweld. Indien verdachte zonder behandeling terugkeert in de samenleving, zal het recidiverisico toenemen. Cannabisgebruik kan ook leiden tot escalatie.
Net als de psychiater adviseert de psycholoog een straf met bijzondere voorwaarden, al dan niet in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Indien een deels voorwaardelijke strafdeel niet mogelijk is vanwege de strafmaat kan een tbs-maatregel met voorwaarden worden opgelegd.
Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland
De reclassering ziet mogelijkheden om verdachte te begeleiden, zowel bij oplegging van een voorwaardelijk strafdeel, als in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden.
Verminderde toerekenbaarheid
In de hiervoor genoemde rapportages van de psychiater en de psycholoog wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Ook hiermee houdt de rechtbank dus rekening bij het bepalen van de straf en maatregel.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op straffen die voor soortgelijke zaken worden opgelegd.
Bij een poging moord komt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige jaren in beeld. De eis van de officier zit aan de onderkant van de bandbreedte van straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden – in het bijzonder de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte – is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is. Een gedeelte hiervan voorwaardelijk opleggen, zoals verzocht door de raadsvrouw, doet onvoldoende recht aan de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De op te leggen maatregel
Naar het oordeel van de rechtbank dient ook een maatregel te worden opgelegd.
Maatregel tbs met voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde poging tot moord een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd. De rechtbank baseert het oordeel dat verdachte tijdens het plegen van de poging tot moord een ziekelijke stoornis had op de conclusies van de deskundigen uit de Pro Justitia rapportages. Verder is de rechtbank van oordeel dat ook is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend wat de deskundigen hebben gerapporteerd over de stoornissen van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico.
Dat de veiligheid van anderen oplegging van de tbs-maatregel vereist, volgt verder uit de aard van het bewezen verklaard feit. Het is niet verantwoord verdachte zonder behandeling terug te laten keren in de maatschappij. Een tbs-maatregel met voorwaarden biedt voldoende zekerheid dat verdachte de nodige behandeling krijgt en dat de kans op recidive voldoende zal worden ingeperkt.
Ter terechtzitting heeft verdachte zich bereid verklaard de door de reclassering voorgestelde voorwaarden na te leven als een tbs-maatregel wordt opgelegd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden passend en opportuun is. De rechtbank zal de voorwaarden opleggen, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
De tbs met voorwaarden heeft, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 38e, tweede lid, Sr, een maximale duur van negen jaren. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Mocht de behandeling niet goed verlopen, omdat verdachte de opgelegde voorwaarden niet naleeft, dan kan alsnog worden bevolen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. In dat geval is de duur van de maatregel ongemaximeerd.
Dadelijk uitvoerbaarheid maatregel tbs met voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd omtrent het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de veiligheid van de samenleving is dat het toezicht en de behandeling onder de tbs-maatregel met voorwaarden onafhankelijk van een eventueel hoger beroep kunnen worden gestart. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen, omdat zij deze maatregel niet passend acht in deze zaak. Immers is alleen geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, indien bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel zou worden opgelegd. Aangezien een tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd, gericht op het mogelijk maken van de terugkeer van verdachte in de samenleving, is een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet langer noodzakelijk.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 50.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het gevraagde bedrag te matigen en meer aansluiting te zoeken bij vergelijkbare jurisprudentie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding als zij lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Dat het slachtoffer door toedoen van verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen, volgt uit de bewijsmiddelen. Daarnaast blijkt uit de vordering van de benadeelde partij en de slachtofferverklaring dat het slachtoffer psychisch letsel heeft overgehouden aan het bewezen verklaarde feit. Zo blijkt uit de slachtofferverklaring onder meer dat zij paniekaanvallen ervaart en last heeft van nachtmerries.
Het voorgaande betekent dat de benadeelde partij recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Ter onderbouwing van de hoogte van het bedrag is zowel gewezen op de aard en ernst van het letsel (met name ontsierende littekens), als op de andere gevolgen van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank kijkt naar vergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, waaronder de door de benadeelde partij aangehaalde zaak en de zaken die de raadsvrouw van verdachte heeft aangedragen. Mede gelet hierop stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op € 15.000,-.
De rechtbank zal aldus de vordering van de benadeelde partij voor een totaalbedrag van € 15.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 15.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 110 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.BESLAG

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen auto van verdachte verbeurd te verklaren.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen auto verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 38, 38a, 38d, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
Geen strafbare feiten plegen
verdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
verdachte zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
* zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt waar en hoe vaak dat nodig is;
* een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
* zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
* de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is, die nodig is voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
* meewerkt aan huisbezoeken;
* inzicht geeft aan de reclassering in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
* zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
* meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Niet naar het buitenland
Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek of een forensische psychiatrische afdeling of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich aansluitend aan de klinische behandeling, behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Drugsverbod
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod
Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] (geboren op [2005] te [geboorteplaats] , Oekraïne) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Locatieverbod
Verdachte bevindt zich niet binnen de stadsgrenzen van [woonplaats] (zijnde de woonplaats van [slachtoffer] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod.
Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- Geeft opdracht aan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK Personenauto (Omschrijving: PL0900-2024116683-3328287, [kenteken] , Kleur: Zwart, Merk: Peugeot, Chassisnr: [chassisnummer] ).
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 15.000,-, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 15.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 110 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.L. Sterkenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2025.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2024 te Muiden, gemeente Gooise Meren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, haar meermalen, althans eenmaal
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of nek en/of arm(en) en/of buik en/of borst en/of schouders en/of het gezicht en/of lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of gekrast,
- met kracht bij de hals/keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de hals/keel heeft dicht gedrukt en/of geknepen, en/of
- met een steen, althans een hard voorwerp, op het hoofd en/of lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 juni 2024, met onderzoeksnaam 14TORX24, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd als pagina’s 1 tot en met 129, dan wel forensisch dossier doorgenummerd als pagina 1 tot en met 111. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 24 tot en met 27.
3.Pagina’s 35 en 36 van het forensisch dossier.
4.Pagina’s 4 en 5.
5.Pagina’s 70 en 71.
6.Pagina’s 64 en 65.
7.Pagina’s 11, 14 en 15 van het forensisch dossier.
8.Pagina 103 van het forensisch dossier.