4.3Het oordeel van de rechtbank
Uit de
aangifte van [slachtoffer]van 14 april 2024 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 14 april 2024 werd ik wakker en zag ik berichtjes van [verdachte] . Ik weet zijn volledige naam niet. Ik noem hem altijd [verdachte] . Hij vroeg of ik een jointje kwam roken. Ik zei dat ik moest werken en daarom vroeg weg moest. Hij zei daarop dat hij mij wel naar mijn werk in [plaats] kon brengen. Ik vertelde hem dat ik in Almere was. Ik had hem ook gezegd dat ik om 09:00 uur de bus moest pakken, dus als hij er dan niet was, ik niet op hem ging wachten.
Hij kwam aanrijden en ik stapte in aan de bijrijderskant. Wij reden richting Amsterdam via de snelweg. Opeens ging hij van de snelweg af. Ik zag een bord staan dat een weg doodliep, dus ik vroeg aan hem: "Waar rijden wij, rijden wij wel goed?" Want ik moest naar mijn werk en ik kon niet te laat komen. Ik hoorde hem zeggen: "Maak je niet druk het komt wel goed." Vanaf dat dit moment ging alles super snel.
Hij reed de doodlopende weg in en het was een bocht naar links en hij stopte onder het viaduct. Het was een fietspad en aan de rechterkant lagen allemaal stenen. Dit was geen normale weg. Hij stopte de auto. Hij haalde de sleutel uit het contact en legde deze op het dashboard neer van de auto. Op dat moment had hij opeens een schroevendraaier.
Toen begon [verdachte] mij meerdere malen te steken. Hij maakte met zijn rechterhand een stekende beweging richting mijn buik. Dit heeft hij minimaal 10 keer geprobeerd te doen. Hij heeft mij geraakt op mijn buik en op mijn armen.
[verdachte] wilde mij proberen te wurgen. Hij heeft dit gedaan met twee handen rondom mijn nek. Ik kreeg op dat moment geen lucht.
Ik ben de auto uitgerend. Maar het verbaasde mij hoe snel hij achter mij aan kwam. Ik zag toen hij achter mij aan kwam dat hij de schroevendraaier vast had. Hij had mij toen bij mijn haar gepakt en op de grond gesmeten. Toen begon hij mij dus te steken in mijn rug en krassen te maken in mijn nek. Ik lag op dat moment op mijn knieën op de grond. Hij had mij ook vast bij mijn haar. Hij bleef mij maar krassen en steken.
Het is mij gelukt om de schroevendraaier af te pakken van hem. Toen pakte hij een grote steen die achter hem lag op dat moment. Hij begon te slaan op mijn hoofd met de steen. Hij heeft mij 3 of 4 keer op mijn hoofd geraakt.
Ik kon terug rennen naar de auto. Ik had mijzelf direct opgesloten. Hij heeft nog geprobeerd de deur te open.
In een
Letselrapportage van de GGDvan 14 april 2024is met betrekking tot het letsel van aangeefster [slachtoffer] , zakelijk weergegeven, onder meer het volgende opgenomen:
Betrokkene is medisch behandeld op 14 april 2024. Concluderend betreft het de volgende uitwendig zichtbare letsels:
- een wond op de behaarde hoofdhuid;
- twee steekletsels in de nek en hals;
- meerdere krasletsels op kaak en hals;
- twee steekletsels in de onderrug;
- meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen en krasletsels op beide handen;
- meerdere paarsgewijs verlopende kras en schramletsels alsmede huidperforaties op de rechter boven en onderarm;
- meerdere brede krasletsels hoog op de rug en op beide schouders.
Het gemelde tijdsinterval past goed bij het letsel en de gemelde toedracht past zeer goed bij het letsel.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 14 april 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 april 2024 kwam ik ter plaatse aan te Muiden. Ik zag een zwarte Peugeot 107. Ik zag dat de vrouw op de bijrijdersstoel bloed in haar gezicht had. Mijn collega's zeiden dat dit de vrouw was die gestoken zou zijn met een schroevendraaier. Later bleek deze vrouw, het slachtoffer, te zijn: [slachtoffer] .
Ik vroeg aan haar wie haar gestoken zou hebben. Ik hoorde haar zeggen dat ze zijn naam niet wist, maar dat het wel een bekende is van haar. Ik hoorde [slachtoffer] een signalement benoemen.
Via het Operationeel Centrum hoorde ik dat de verdachte was aangetroffen en aangehouden op ongeveer 80 meter van de Peugeot 107 vandaan. Ik zag dat deze man overeen kwam met het signalement.
Rechts voorin de auto, op de grond zag ik dat er een ronde steen lag van ongeveer 5 centimeter groot. Ik zag onder de bestuurdersstoel een schroevendraaier.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben in een
proces-verbaal van aanhouding verdachtevan 15 april 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 april 2024 kregen wij een melding van een steekincident in Muiden.
Wij kregen een signalement van de mogelijke verdachte te horen. Via de politiesystemen
zagen wij een foto van de tenaamgestelde van de zwarte Peugeot, deze kwam overeen
met het opgegeven signalement.
Ik, [verbalisant 2] , ben op het plaats incident te voet gaan zoeken naar de verdachte in de looprichting die hij gelopen zou hebben volgens de vrouw. Ik trof de persoon aan op ongeveer 60 à 70 meter van het incident af. Ik zag dat verdachte bebloede handen,
T-shirt en wondjes op zijn gezicht en handen had.
Hierop hebben wij verdachte [verdachte] op 14 april 2024 aangehouden.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 april 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit de verklaring van het slachtoffer en uit WhatsApp-gesprekken is gebleken dat verdachte het slachtoffer zou ophalen in Almere om haar vervolgens naar haar werk in Amsterdam te brengen.
De meest aannemelijke route van de ophaallocatie naar de werklocatie zou zijn via de Rijksweg A6 en A1. De meest aannemelijke route van de ophaallocatie Almere naar de
incidentlocatie Muiden is via Rijksweg A6 en A1 en vervolgens de rijksweg A1 via afrit 3
Muiden te verlaten.
De route naar de incidentlocatie geeft het vermoeden dat het een weloverwogen bewuste keuze is geweest om naar een rustige, afgelegen plek te rijden om vervolgens het strafbare feit tot uitvoering te brengen. Uit de route blijkt dat er duidelijk is afgeweken van de route naar de werklocatie Amsterdam. Daarnaast is te zien dat er op deze route meerdere parkeer- en stopmogelijkheden zijn.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal forensisch onderzoek voertuigvan 4 mei 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 14 april 2024 kwam ik, naar aanleiding van een poging doodslag/moord, voor forensisch onderzoek aan te Muiden. De volgende sporen en sporendragers werden veiliggesteld:
-
AAQD0095NL, veiliggesteld op de bebloede steen;
-
AAQD0107NL, veiliggesteld op de bebloede schroevendraaier.
Een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutvan rapporteur L.H.J. Aarts van 6 juni 2024, waarin – zakelijk weergegeven – het volgende is gerelateerd:
DNA-profiel AAQD0095NL#01 (bloed op steen) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
DNA-profiel AAQD0107NL#01 (bloedspoor op schroevendraaier) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
DNA-mengprofiel AAQD0107NL#04 (heft schroevendraaier met bloed) is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
De feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte op 14 april 2024 te Muiden in zijn auto de destijds 18-jarige aangeefster heeft aangevallen. Aangeefster heeft gedetailleerd verklaard over de geweldshandelingen. Verdachte verklaart zich niks meer te kunnen herinneren. De rechtbank neemt de verklaring van aangeefster als uitgangspunt voor de bewezenverklaring en overweegt daartoe het volgende.
De verklaring van aangeefster is gedetailleerd, concreet en consistent. De verklaring van aangeefster vindt op belangrijke punten steun in het dossier. Zo blijkt uit de letselrapportage dat zij letsel heeft opgelopen dat past bij de aangifte. De vondst van de schroevendraaier en de steen in de auto ondersteunt eveneens de verklaring van aangeefster, mede gezien het feit dat op de schroevendraaier en de steen DNA is aangetroffen naar alle waarschijnlijkheid van aangeefster afkomstig is. Gelet op de onderzoeksbevindingen in het dossier gaat de rechtbank ervan uit dat het daadwerkelijk haar DNA betreft.
Wat betreft het wurgen bevat het dossier geen afzonderlijk steunbewijs, maar dit leidt er niet toe dat de rechtbank van oordeel is dat vrijspraak op dat punt moet volgen. De verklaring van aangeefster wordt immers op de andere ten laste gelegde geweldshandelingen wel ondersteund, en de rechtbank ziet geen reden om haar verklaring alleen op dit punt in twijfel te trekken.
Voorbedachten rade en opzet
De rechtbank stelt voorop dat het geheel aan geweldshandelingen, te weten het steken met de schroevendraaier in hals, nek, onderrug en schouders, het slaan met de steen op het hoofd en het dichtknijpen van de keel naar hun uiterlijke verschijningsvorm handelingen zijn die in onderling verband zijn gericht op de dood. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit betekent dat verdachte de gelegenheid moet hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap moet hebben gegeven. Daarbij komt het aan op een weging en waardering van de omstandigheden die een rol spelen in deze zaak.
Verdachte heeft over het tenlastegelegde geen verklaring afgelegd, omdat hij zegt zich niets meer te kunnen herinneren. De rechtbank leidt uit de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden af dat verdachte wel degelijk met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster op 14 april 2024 graag wilde spreken. Aangeefster heeft er daarom mee ingestemd dat verdachte haar naar haar werk zou brengen, mits hij op tijd bij haar huis zou zijn, zodat zij niet te laat zou aankomen op haar werk. Verdachte stemde hiermee in en is toen naar Almere gereden. Aangeefster moest toch enige tijd op verdachte wachten. Nadat aangeefster in de auto van verdachte is gestapt, nam verdachte de autosnelweg A1 richting Amsterdam. Ter hoogte van Muiden heeft verdachte de autosnelweg verlaten, in afwijking van de snelste route naar de werklocatie van aangeefster in Amsterdam. De rechtbank leidt hier uit of dat verdachte in ieder geval op dat moment niet langer het plan had aangeefster op tijd naar haar werk te brengen.
Aangeefster zag verdachte een weg inrijden waar een bord stond geplaatst dat aangeeft dat de weg doodlopend is. Aangeefster merkte dit op, waarop verdachte tegen haar zei:
"maak je niet druk, het komt wel goed".De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte bewust bezig was een afgelegen plek te zoeken en argwaan bij aangeefster weg te nemen.
Verdachte reed vervolgens deze doodlopende weg in en kwam uit op een locatie onder een viaduct, dat door verbalisanten is omschreven als een locatie met een zeer afgelegen karakter. Verdachte deed de motor van zijn auto uit, haalde de sleutel uit het contact en legde deze op het dashboard van de auto. Verdachte haalde vervolgens een schroevendraaier tevoorschijn, die aangeefster niet eerder had gezien, waarna de aanval op aangeefster begon.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte wist dat hij een steekwapen onder zijn handbereik had en is gaan stil staan om hiermee het slachtoffer te steken.
Hoewel het niet duidelijk is of verdachte dit plan al had op het moment dat hij aangeefster bij haar huis ophaalde, is de uitvoering van dit plan in ieder geval begonnen op het moment dat verdachte de onlogische afslag van de autosnelweg nam. Verdachte had vanaf het moment dat hij de autosnelweg verliet en tot aan het moment dat hij arriveerde op de plaats delict en de autosleutel op het dashboard legde, voldoende tijd om na te denken over zijn voornemen om aangeefster van het leven te beroven en zich van de gevolgen van zijn voorgenomen daad rekenschap te geven.
De rechtbank gaat dus niet uit van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld. Er is niet gebleken van een conflict of anderszins explosieve situatie die een plotselinge hevige gemoedsopwelling zou kunnen verklaren. Er zijn ook geen andere contra-indicaties die er op wijzen dat van voorbedachten rade geen sprake kan zijn. Verdachte handelde mogelijk wel onder invloed van psychische stoornissen, maar binnen die toestand heeft hij doelgericht gehandeld. Dat verdachte geen duidelijk motief had om aangeefster te doden ziet de rechtbank evenmin als contra-indicatie. Het is niet duidelijk geworden wat zijn innerlijke beweegredenen zijn geweest, maar uit alle handelingen volgt wel dat hij op enig moment dit plan had en geprobeerd heeft deze uit te voeren.
Conclusie
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat verdachte met voorbedachten rade en met opzet heeft gehandeld en oordeelt het ten laste gelegde feit, poging tot moord, bewezen.