4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 subsidiair
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 17 juli 2024 was ik aan het werk bij [organisatie] in [plaats] . Ik wilde de deur dicht doen en toen kwam [verdachte] met zijn hand op mijn kont. Ik duwde zijn hand weg en zei dat het niet de bedoeling was. Hij luisterde niet en begon weer met zijn hand op mijn kont te gaan. Toen probeerde hij mijn borst aan te raken en deed ik zijn hand weg. Toen pakte hij mijn rechterborst vast. Ik duwde zijn hand weg. Hij gaf mij een kus op mijn wang. Ik zei: “Dit is niet normaal.” Ik probeerde hem weg te duwen. Toen deed hij het weer en kuste mijn nek. Ik zei dat ik dat absoluut niet wilde. Ik zag dat hij door bleef gaan. Ik liep naar de deur toe. Hij volgde mij. Hij zei steeds: “Alsjeblieft, één keer. Ik wil je knuffelen.” Ik zei tegen [verdachte] : “Nee, het is genoeg.” Ik zei: “Ik wil dit niet, ik wil niet dat je me kust.” Toen ben ik naar boven gesprint, naar kantoor. Hij achtervolgde mij en ik bleef zeggen dat ik niet gekust of
aangeraakt wilde worden. Hij ging ook het kantoor in. Hij raakte weer mijn kont aan. Weer heeft hij mij gekust op mijn rechterwang. Ik liep naar de woonkamer. In de woonkamer zei ik dat hij naar zijn kamer toe moest. Hij smeekte weer en vroeg: “Alsjeblieft, waarom niet?” Ik zei dat het niet kon. Ik dacht dat hij wegliep en ging naar het kantoor, maar hij kwam terug. Hij probeerde mij weer op mijn kont aan te raken en mij te kussen. Ik hield mijn hand voor mijn mond en maakte duidelijk dat ik niet gekust wilde worden. Hij bleef doorzeuren. Toen knapte er iets in zijn hoofd. Hij werd agressief. Hij rende naar de kantoordeur en deed deze op slot. Hij duwde mij keihard op het bed. Hij ging met zijn lichaam op mij zitten, greep met zijn hand naar mijn keel en deed zijn hand voor mijn mond.
V: Waar ging hij op jou zitten?A: Onderaan mijn rug.
V: En wat gebeurt er dan?A: Ik begon te schreeuwen. Hij had zijn hand over mijn neus en mond. Zijn andere hand had hij op mijn keel. Ik kon geen adem halen. Ik was aan het huilen en vroeg of hij die hand van me af wilde halen. Ik probeerde hem van mij af te weren. Op een gegeven moment lukte het mij om hem van mij af te krijgen. Hij viel op de grond.
V: Hoe had hij zijn hand om je keel?A: Die had hij heel stevig vast.
V: In de tijd dat hij met zijn hand bij je mond en keel zat, zijn er nog andere dingen gebeurd?A: Ik had hem van mij afgekregen en toen viel hij op de grond. Ik viel ook op de grond. Hij zat voor mij en greep mij weer bij mijn keel en zijn andere hand deed hij over mijn neus en mond. Ik duwde hem. Toen pakte hij de rand van mijn shirt vast en probeerde mijn t-shirt naar beneden te trekken.
V: Wat gebeurt er dan?A: Ik duwde hem met al mijn kracht van mij af. Ik rende naar de deur, deed deze open en schreeuwde om hulp. Ik was hysterisch aan het huilen en trillen.
V: Wat voelde je toen hij jouw bil vast had?
A: Hij kneep mij en toen duwde ik zijn hand weg.
V: Waar was je bang voor?A: Dat mij iets zou overkomen. Dat ik zou worden verkracht of iets anders ergs. Toen we op de grond zaten deed hij zijn hand over mijn mond en op mijn keel. Ik was bang
om te stikken.
Het
geschrift, te weten rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een melding van een zedenmisdrijf gepleegd in Almere op 17 juli 2024, gedateerd [geboortedatum 2] 2024, opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Tabel Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving sporenmateriaal
AAKA1762NL#01
linkerhand droog verdachte
AAKA1763NL#01
binnenzijde rechterhand droog verdachte
NAAA5407NL#06
duim rechterhand verdachte
ZAAE5846NL#01
wang rechts nat slachtoffer
ZAAE5846NL#02
wang links nat slachtoffer
ZAAE5846NL#05
hals links nat slachtoffer
Tabel Resultaten, interpretatie en conclusie van het DNA-onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAKA1762NL#01
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
ongeveer 570 miljoen
AAKA1763NL#01
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
- slachtoffer [slachtoffer]
meer dan 1 miljard
NAAA5407NL#06
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
meer dan 1 miljard
ZAAE5846NL#01
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
ongeveer 5 miljoen
ZAAE5846NL#02
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
ongeveer 50 miljoen
ZAAE5846NL#05
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
ongeveer 100 duizend
Het
proces-verbaal van bevindingen, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, zagen een huilende vrouw. Later bleek dit aangeefster te zijn. Ik hoorde de vrouw huilen en zeggen: “Ze zitten boven.” Toen ik boven was zag ik meerdere slaapkamers. Ik zag dat de vrouw naar de rechterdeur wees. Ik hoorde haar zeggen dat ze daar waren. Ik hoorde veel geschreeuw uit de slaapkamer komen. Uit de slaapkamer kwamen drie jongens. Wij hebben de jongens meegenomen naar beneden en in de woonkamer gezet. Eén van de jongens vertelde dat hij [verdachte] was.
Het
proces-verbaal van bevindingen, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een persoon, welke later bleek te zijn: [slachtoffer] , de deur open deed. Verder noem ik deze persoon: slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer aan het huilen was. Ik vroeg haar wat er gebeurd was. Ik hoorde haar zeggen dat ze betast was door één van haar cliënten en dat ze boven ruzie aan het maken zijn. We hoorden erg veel geschreeuw in de woning. Tijdens het gesprek met het slachtoffer zag ik dat ze erg emotioneel was. Het slachtoffer was aan het huilen. Ik zag dat het slachtoffer aan het trillen was.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Vrijspraken
De rechtbank vindt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vrijspraak van feit 2 primair (poging tot doodslag)
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de keel van aangeefster heeft dichtgedrukt. Dit kan poging tot doodslag opleveren, indien bewezen is dat hij opzet heeft gehad op het overlijden van aangeefster. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] ‘vol opzet’ heeft gehad, dat wil zeggen dat hij niet de uitdrukkelijke bedoeling heeft gehad om haar te doden. Vervolgens moet de rechtbank oordelen of er dan wel sprake is van voorwaardelijk opzet. Daarvoor is vereist dat [verdachte] door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zou komen te overlijden. Onder bepaalde omstandigheden kan het dichtdrukken en dichtgedrukt houden van de keel de aanmerkelijke kans opleveren dat iemand komt te overlijden. Deze omstandigheden zijn met name gelegen in de kracht en duur van het dichtdrukken.
Aangeefster heeft verklaard dat [verdachte] meerdere keren haar keel heeft vastgegrepen en dichtgedrukt. Ook heeft zij verklaard dat zij geen lucht kreeg en dat zij ‘echt aan het stikken’ was. Uit haar verklaring volgt echter ook dat zij [verdachte] steeds van zich af kon duwen en los kon komen. Verder is na het incident geen (huid)letsel aan haar keel of hals geconstateerd.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de keel van aangeefster zodanig heeft dicht gedrukt dat zij geen lucht kreeg. Nu er geen letsel aan de keel is geconstateerd en zij [verdachte] telkens kon wegduwen, kan niet worden vastgesteld of hij bij het dichtdrukken veel kracht heeft toegepast. Verder kan niet worden vastgesteld hoe lang dit heeft geduurd.
Daardoor kan niet worden vastgesteld dat door het dichtdrukken en dichtgedrukt houden van de keel van aangeefster een aanmerkelijke kans op haar dood heeft bestaan. Omdat opzet, ook in voorwaardelijke zin, niet kan worden vastgesteld, kan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat [verdachte] hiervan wordt vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3 (bedreiging)
Aangever [aangever] heeft verklaard dat [verdachte] hem heeft bedreigd met bewoordingen zoals die zijn ten laste gelegd. [verdachte] ontkent iets dergelijks te hebben gezegd. Aangeefster heeft gehoord dat [verdachte] iets in het Arabisch en op een boze toon tegen [aangever] heeft gezegd. De verbalisanten ter plaatse hoorden dat [verdachte] aan het schreeuwen was, vermoedelijk in het Arabisch. Wat er werd gezegd, konden noch aangeefster, noch de verbalisanten, verstaan. Uit het dossier blijkt dus niet dat naast aangever iemand anders de bedreiging kan bevestigen. De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat [verdachte] het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 2 subsidiair
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster op essentiële onderdelen inconsistent en onvoldoende coherent zijn om voor het bewijs te worden gebruikt.
De rechtbank stelt voorop dat alleen [verdachte] en aangeefster aanwezig zijn geweest op het moment dat het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal dus moeten beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank stelt op grond van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen vast dat aangeefster uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard over wat tussen haar en verdachte is voorgevallen. Ook is haar verklaring consistent. Het feit dat aangeefster direct na aankomst van de verbalisanten ter plaatse minder uitgebreid heeft verklaard dan tijdens de latere aangifte is niet opmerkelijk en doet geen afbreuk aan haar betrouwbaarheid.
De meest in het oog springende ondersteuning is het DNA van [verdachte] dat is aangetroffen op het lichaam van aangeefster op de plekken waarvan zij - direct na aankomst van de verbalisanten - heeft verklaard dat [verdachte] haar heeft aangeraakt. Ook wordt haar verklaring ondersteund door de waarnemingen van verbalisanten ter plaatse, nu die kort na de gebeurtenissen hebben gezien dat aangeefster geëmotioneerd was.
Anders dan door de raadsman is bepleit, oordeelt de rechtbank dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
Nu de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht en deze steun vindt in andere bewijsmiddelen, gaat de rechtbank voor het bewijs van het tenlastegelegde dan ook van deze verklaring uit.
DNA-onderzoek
Van verschillende lichaamsdelen van [verdachte] en aangeefster werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonsteringen zijn DNA-mengprofielen van minimaal twee donoren verkregen. De DNA-profielen van [verdachte] en aangeefster komen overeen met deze mengprofielen. Zo blijkt uit het DNA-mengprofiel van de bemonstering van de linkerwang van aangeefster dat het vijftig miljoen keer waarschijnlijker is wanneer [verdachte] donor is dan wanneer dit een willekeurig persoon is.
DNA van aangeefster op de handen van [verdachte] en DNA van [verdachte] op de wangen en hals van aangeefster bevestigt, zoals hiervoor al aangegeven, de verklaring van aangeefster over de handelwijze van [verdachte] : het kussen van haar nek en wangen en het pakken en dichtdrukken van haar keel.
Alternatief scenario
De verdediging heeft ter verklaring van het aantreffen van het DNA naar voren gebracht dat [verdachte] op de groep van [organisatie] verbleef en aangeefster daar werkzaam was. Beiden brachten daar hun dagen door en bewogen zich door alle ruimtes. Hun DNA zal zich daarom vanzelfsprekend door het hele pand hebben bevonden, bijvoorbeeld op deurknoppen. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat het DNA van [verdachte] en aangeefster langs deze weg over en weer bij elkaar terecht is gekomen, aldus de verdediging.
De rechtbank oordeelt dat de theoretische mogelijkheid van een dergelijke ‘secundaire overdracht’ onvoldoende aannemelijk is geworden. In de eerste plaats is er geen DNA van ook andere personen aangetroffen op de bemonsterde lichaamsdelen, wat in het geval van secundaire overdracht wel te verwachten zou zijn. Er woonden immers naast [verdachte] ook andere jongeren in het pand en er werken meer mensen. Verder is al aangegeven dat de plekken waarop DNA is aangetroffen precies overeenkomen met de plekken waar [verdachte] aangeefster volgens haar verklaringen heeft aangeraakt, wat haar verklaringen in hoge mate bevestigt.
Ten aanzien van feit 1: opzetaanranding
Opzetaanranding heeft betrekking op situaties waarin de dader opzettelijk de ontbrekende wil bij de ander negeert of voor lief neemt. Daarbij kan sprake zijn van ‘vol’ opzet of – de ondergrens van de opzetvariant – voorwaardelijk opzet. In dat laatste geval heeft de dader bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de desbetreffende seksuele handelingen plaatsvinden, terwijl bij de ander de wil daartoe ontbreekt. Volgens de Memorie van Toelichting is sprake van opzettelijk handelen als iemand een ander onverhoeds ontuchtig aanraakt. Hij weet dan dat hij daarvoor geen toestemming heeft. Daarmee kan in elk geval opzet kan worden bewezen:
“De opzetvariant van aanranding en verkrachting omvat ook de gevallen waarin sprake is van onverhoeds handelen. Het totaal onverwachts iemand op seksuele wijze betasten getuigt van opzettelijk handelen.”
Op basis van de verklaring van aangeefster in combinatie met de bevindingen uit het DNA-onderzoek en de waarnemingen van de verbalisanten kan wettig en overtuigend bewezen worden dat [verdachte] de opzetaanranding heeft gepleegd. Aangeefster heeft immers meermaals aangegeven niet van de aanrakingen gediend te zijn, is weggelopen en heeft haar hand voor haar mond gedaan om te voorkomen dat hij haar zou kussen. Daarmee was voor verdachte duidelijk dat zij de seksuele handelingen niet wilde. Daarnaast blijkt het opzet uit het onverhoeds ontuchtig betasten van aangeefster.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: poging tot zware mishandeling
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling moet de rechtbank vaststellen dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] aangeefster op het bed heeft gesmeten, op haar rug is gaan zitten en vervolgens haar keel heeft dichtgeknepen en haar mond en neus heeft afgesloten. Door zo te handelen heeft [verdachte] zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in de keel kwetsbare, vitale delen – waaronder het strottenhoofd – bevinden en dat de kans aanmerkelijk is dat deze bij krachtig samendrukken, beschadigd raken. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat als gevolg van (tijdelijk) zuurstoftekort de kans op het optreden van hersenletsel aanmerkelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de geweldshandelingen van [verdachte] naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dat [verdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] opzet had, in voorwaardelijke zin, op zware mishandeling van aangeefster. Omdat de handelingen van [verdachte] niet daadwerkelijk tot zwaar letsel bij aangeefster hebben geleid, is sprake van een poging. Op grond van de hierna te vermelden bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.