ECLI:NL:RBMNE:2025:780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
16-231502-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak poging tot doodslag en bedreiging. Veroordeling wegens opzetaanranding en poging zware mishandeling tot een jeugddetentie met aftrek voorarrest en een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in Eritrea. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 juli 2024 in Almere, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzetaanranding en poging tot doodslag. Tijdens de zitting op 11 februari 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster meermalen heeft aangerand en daarbij geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzet had om de aangeefster te doden, en heeft hem daarom vrijgesproken van de poging tot doodslag en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan opzetaanranding en poging tot zware mishandeling, en hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en deelname aan hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.231502.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats 1] (Eritrea),
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ( [organisatie] ),
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 11 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Leeman en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsman, mr. T. de Heer, advocaat te Almere, alsmede mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, namens benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundigen mevrouw [A] , jeugdbeschermer bij Nidos , de heer [B] , jeugdreclasseringswerker bij het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering (LJ&R), en de heer [C] , van de Raad voor de Kinderbescherming, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte] :
feit 1:
op 17 juli 2024 in Almere [slachtoffer] meermalen heeft aangerand, door haar billen te betasten, borsten vast te pakken en te kussen en dat hij daarbij dwang, bedreiging of geweld heeft gebruikt;
feit 2
primair:
op 17 juli 2024 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door haar keel dicht te drukken en dichtgedrukt te houden,
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling;
feit 3
primair:
op 17 juli 2024 in Almere zich heeft geuit met het doel om de verklaring van [aangever] ten overstaan van een rechter of ambtenaar te beïnvloeden. Dit zou zijn gebeurd door de woorden toe te voegen:
- “Als je de politie gaat bellen of als de politie deze kant op komt, dan maak ik je dood en zal ik je afmaken” en/of
- “Als ik terugkom van de politie dan ga je zien wat ik jou aan ga doen!”
subsidiairten laste gelegd als bedreiging.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van [verdachte] en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 subsidiair [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 17 juli 2024 was ik aan het werk bij [organisatie] in [plaats] . Ik wilde de deur dicht doen en toen kwam [verdachte] met zijn hand op mijn kont. Ik duwde zijn hand weg en zei dat het niet de bedoeling was. Hij luisterde niet en begon weer met zijn hand op mijn kont te gaan. Toen probeerde hij mijn borst aan te raken en deed ik zijn hand weg. Toen pakte hij mijn rechterborst vast. Ik duwde zijn hand weg. Hij gaf mij een kus op mijn wang. Ik zei: “Dit is niet normaal.” Ik probeerde hem weg te duwen. Toen deed hij het weer en kuste mijn nek. Ik zei dat ik dat absoluut niet wilde. Ik zag dat hij door bleef gaan. Ik liep naar de deur toe. Hij volgde mij. Hij zei steeds: “Alsjeblieft, één keer. Ik wil je knuffelen.” Ik zei tegen [verdachte] : “Nee, het is genoeg.” Ik zei: “Ik wil dit niet, ik wil niet dat je me kust.” Toen ben ik naar boven gesprint, naar kantoor. Hij achtervolgde mij en ik bleef zeggen dat ik niet gekust of
aangeraakt wilde worden. Hij ging ook het kantoor in. Hij raakte weer mijn kont aan. Weer heeft hij mij gekust op mijn rechterwang. Ik liep naar de woonkamer. In de woonkamer zei ik dat hij naar zijn kamer toe moest. Hij smeekte weer en vroeg: “Alsjeblieft, waarom niet?” Ik zei dat het niet kon. Ik dacht dat hij wegliep en ging naar het kantoor, maar hij kwam terug. Hij probeerde mij weer op mijn kont aan te raken en mij te kussen. Ik hield mijn hand voor mijn mond en maakte duidelijk dat ik niet gekust wilde worden. Hij bleef doorzeuren. Toen knapte er iets in zijn hoofd. Hij werd agressief. Hij rende naar de kantoordeur en deed deze op slot. Hij duwde mij keihard op het bed. Hij ging met zijn lichaam op mij zitten, greep met zijn hand naar mijn keel en deed zijn hand voor mijn mond.
V: Waar ging hij op jou zitten?A: Onderaan mijn rug.
V: En wat gebeurt er dan?A: Ik begon te schreeuwen. Hij had zijn hand over mijn neus en mond. Zijn andere hand had hij op mijn keel. Ik kon geen adem halen. Ik was aan het huilen en vroeg of hij die hand van me af wilde halen. Ik probeerde hem van mij af te weren. Op een gegeven moment lukte het mij om hem van mij af te krijgen. Hij viel op de grond.
V: Hoe had hij zijn hand om je keel?A: Die had hij heel stevig vast.
V: In de tijd dat hij met zijn hand bij je mond en keel zat, zijn er nog andere dingen gebeurd?A: Ik had hem van mij afgekregen en toen viel hij op de grond. Ik viel ook op de grond. Hij zat voor mij en greep mij weer bij mijn keel en zijn andere hand deed hij over mijn neus en mond. Ik duwde hem. Toen pakte hij de rand van mijn shirt vast en probeerde mijn t-shirt naar beneden te trekken.
V: Wat gebeurt er dan?A: Ik duwde hem met al mijn kracht van mij af. Ik rende naar de deur, deed deze open en schreeuwde om hulp. Ik was hysterisch aan het huilen en trillen.
V: Wat voelde je toen hij jouw bil vast had?
A: Hij kneep mij en toen duwde ik zijn hand weg.
V: Waar was je bang voor?A: Dat mij iets zou overkomen. Dat ik zou worden verkracht of iets anders ergs. Toen we op de grond zaten deed hij zijn hand over mijn mond en op mijn keel. Ik was bang
om te stikken. [2]
Het
geschrift, te weten rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een melding van een zedenmisdrijf gepleegd in Almere op 17 juli 2024, gedateerd [geboortedatum 2] 2024, opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Tabel Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving sporenmateriaal
AAKA1762NL#01
linkerhand droog verdachte
AAKA1763NL#01
binnenzijde rechterhand droog verdachte
NAAA5407NL#06
duim rechterhand verdachte
ZAAE5846NL#01
wang rechts nat slachtoffer
ZAAE5846NL#02
wang links nat slachtoffer
ZAAE5846NL#05
hals links nat slachtoffer
Tabel Resultaten, interpretatie en conclusie van het DNA-onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAKA1762NL#01
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
ongeveer 570 miljoen
AAKA1763NL#01
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
- slachtoffer [slachtoffer]
meer dan 1 miljard
NAAA5407NL#06
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
meer dan 1 miljard
ZAAE5846NL#01
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
ongeveer 5 miljoen
ZAAE5846NL#02
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
ongeveer 50 miljoen
ZAAE5846NL#05
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
ongeveer 100 duizend [3]
Het
proces-verbaal van bevindingen, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, zagen een huilende vrouw. Later bleek dit aangeefster te zijn. Ik hoorde de vrouw huilen en zeggen: “Ze zitten boven.” Toen ik boven was zag ik meerdere slaapkamers. Ik zag dat de vrouw naar de rechterdeur wees. Ik hoorde haar zeggen dat ze daar waren. Ik hoorde veel geschreeuw uit de slaapkamer komen. Uit de slaapkamer kwamen drie jongens. Wij hebben de jongens meegenomen naar beneden en in de woonkamer gezet. Eén van de jongens vertelde dat hij [verdachte] was. [4]
Het
proces-verbaal van bevindingen, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een persoon, welke later bleek te zijn: [slachtoffer] , de deur open deed. Verder noem ik deze persoon: slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer aan het huilen was. Ik vroeg haar wat er gebeurd was. Ik hoorde haar zeggen dat ze betast was door één van haar cliënten en dat ze boven ruzie aan het maken zijn. We hoorden erg veel geschreeuw in de woning. Tijdens het gesprek met het slachtoffer zag ik dat ze erg emotioneel was. Het slachtoffer was aan het huilen. Ik zag dat het slachtoffer aan het trillen was. [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Vrijspraken
De rechtbank vindt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vrijspraak van feit 2 primair (poging tot doodslag)
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de keel van aangeefster heeft dichtgedrukt. Dit kan poging tot doodslag opleveren, indien bewezen is dat hij opzet heeft gehad op het overlijden van aangeefster. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt niet dat [verdachte] ‘vol opzet’ heeft gehad, dat wil zeggen dat hij niet de uitdrukkelijke bedoeling heeft gehad om haar te doden. Vervolgens moet de rechtbank oordelen of er dan wel sprake is van voorwaardelijk opzet. Daarvoor is vereist dat [verdachte] door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zou komen te overlijden. Onder bepaalde omstandigheden kan het dichtdrukken en dichtgedrukt houden van de keel de aanmerkelijke kans opleveren dat iemand komt te overlijden. Deze omstandigheden zijn met name gelegen in de kracht en duur van het dichtdrukken.
Aangeefster heeft verklaard dat [verdachte] meerdere keren haar keel heeft vastgegrepen en dichtgedrukt. Ook heeft zij verklaard dat zij geen lucht kreeg en dat zij ‘echt aan het stikken’ was. Uit haar verklaring volgt echter ook dat zij [verdachte] steeds van zich af kon duwen en los kon komen. Verder is na het incident geen (huid)letsel aan haar keel of hals geconstateerd.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de keel van aangeefster zodanig heeft dicht gedrukt dat zij geen lucht kreeg. Nu er geen letsel aan de keel is geconstateerd en zij [verdachte] telkens kon wegduwen, kan niet worden vastgesteld of hij bij het dichtdrukken veel kracht heeft toegepast. Verder kan niet worden vastgesteld hoe lang dit heeft geduurd.
Daardoor kan niet worden vastgesteld dat door het dichtdrukken en dichtgedrukt houden van de keel van aangeefster een aanmerkelijke kans op haar dood heeft bestaan. Omdat opzet, ook in voorwaardelijke zin, niet kan worden vastgesteld, kan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat [verdachte] hiervan wordt vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3 (bedreiging)
Aangever [aangever] heeft verklaard dat [verdachte] hem heeft bedreigd met bewoordingen zoals die zijn ten laste gelegd. [verdachte] ontkent iets dergelijks te hebben gezegd. Aangeefster heeft gehoord dat [verdachte] iets in het Arabisch en op een boze toon tegen [aangever] heeft gezegd. De verbalisanten ter plaatse hoorden dat [verdachte] aan het schreeuwen was, vermoedelijk in het Arabisch. Wat er werd gezegd, konden noch aangeefster, noch de verbalisanten, verstaan. Uit het dossier blijkt dus niet dat naast aangever iemand anders de bedreiging kan bevestigen. De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat [verdachte] het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 2 subsidiair
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster op essentiële onderdelen inconsistent en onvoldoende coherent zijn om voor het bewijs te worden gebruikt.
De rechtbank stelt voorop dat alleen [verdachte] en aangeefster aanwezig zijn geweest op het moment dat het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal dus moeten beoordelen of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank stelt op grond van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen vast dat aangeefster uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard over wat tussen haar en verdachte is voorgevallen. Ook is haar verklaring consistent. Het feit dat aangeefster direct na aankomst van de verbalisanten ter plaatse minder uitgebreid heeft verklaard dan tijdens de latere aangifte is niet opmerkelijk en doet geen afbreuk aan haar betrouwbaarheid.
De meest in het oog springende ondersteuning is het DNA van [verdachte] dat is aangetroffen op het lichaam van aangeefster op de plekken waarvan zij - direct na aankomst van de verbalisanten - heeft verklaard dat [verdachte] haar heeft aangeraakt. Ook wordt haar verklaring ondersteund door de waarnemingen van verbalisanten ter plaatse, nu die kort na de gebeurtenissen hebben gezien dat aangeefster geëmotioneerd was.
Anders dan door de raadsman is bepleit, oordeelt de rechtbank dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
Nu de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht en deze steun vindt in andere bewijsmiddelen, gaat de rechtbank voor het bewijs van het tenlastegelegde dan ook van deze verklaring uit.
DNA-onderzoek
Van verschillende lichaamsdelen van [verdachte] en aangeefster werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonsteringen zijn DNA-mengprofielen van minimaal twee donoren verkregen. De DNA-profielen van [verdachte] en aangeefster komen overeen met deze mengprofielen. Zo blijkt uit het DNA-mengprofiel van de bemonstering van de linkerwang van aangeefster dat het vijftig miljoen keer waarschijnlijker is wanneer [verdachte] donor is dan wanneer dit een willekeurig persoon is.
DNA van aangeefster op de handen van [verdachte] en DNA van [verdachte] op de wangen en hals van aangeefster bevestigt, zoals hiervoor al aangegeven, de verklaring van aangeefster over de handelwijze van [verdachte] : het kussen van haar nek en wangen en het pakken en dichtdrukken van haar keel.
Alternatief scenario
De verdediging heeft ter verklaring van het aantreffen van het DNA naar voren gebracht dat [verdachte] op de groep van [organisatie] verbleef en aangeefster daar werkzaam was. Beiden brachten daar hun dagen door en bewogen zich door alle ruimtes. Hun DNA zal zich daarom vanzelfsprekend door het hele pand hebben bevonden, bijvoorbeeld op deurknoppen. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat het DNA van [verdachte] en aangeefster langs deze weg over en weer bij elkaar terecht is gekomen, aldus de verdediging.
De rechtbank oordeelt dat de theoretische mogelijkheid van een dergelijke ‘secundaire overdracht’ onvoldoende aannemelijk is geworden. In de eerste plaats is er geen DNA van ook andere personen aangetroffen op de bemonsterde lichaamsdelen, wat in het geval van secundaire overdracht wel te verwachten zou zijn. Er woonden immers naast [verdachte] ook andere jongeren in het pand en er werken meer mensen. Verder is al aangegeven dat de plekken waarop DNA is aangetroffen precies overeenkomen met de plekken waar [verdachte] aangeefster volgens haar verklaringen heeft aangeraakt, wat haar verklaringen in hoge mate bevestigt.
Ten aanzien van feit 1: opzetaanranding
Opzetaanranding heeft betrekking op situaties waarin de dader opzettelijk de ontbrekende wil bij de ander negeert of voor lief neemt. Daarbij kan sprake zijn van ‘vol’ opzet of – de ondergrens van de opzetvariant – voorwaardelijk opzet. In dat laatste geval heeft de dader bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de desbetreffende seksuele handelingen plaatsvinden, terwijl bij de ander de wil daartoe ontbreekt. Volgens de Memorie van Toelichting is sprake van opzettelijk handelen als iemand een ander onverhoeds ontuchtig aanraakt. Hij weet dan dat hij daarvoor geen toestemming heeft. Daarmee kan in elk geval opzet kan worden bewezen:
“De opzetvariant van aanranding en verkrachting omvat ook de gevallen waarin sprake is van onverhoeds handelen. Het totaal onverwachts iemand op seksuele wijze betasten getuigt van opzettelijk handelen.”
Op basis van de verklaring van aangeefster in combinatie met de bevindingen uit het DNA-onderzoek en de waarnemingen van de verbalisanten kan wettig en overtuigend bewezen worden dat [verdachte] de opzetaanranding heeft gepleegd. Aangeefster heeft immers meermaals aangegeven niet van de aanrakingen gediend te zijn, is weggelopen en heeft haar hand voor haar mond gedaan om te voorkomen dat hij haar zou kussen. Daarmee was voor verdachte duidelijk dat zij de seksuele handelingen niet wilde. Daarnaast blijkt het opzet uit het onverhoeds ontuchtig betasten van aangeefster.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair: poging tot zware mishandeling
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling moet de rechtbank vaststellen dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] aangeefster op het bed heeft gesmeten, op haar rug is gaan zitten en vervolgens haar keel heeft dichtgeknepen en haar mond en neus heeft afgesloten. Door zo te handelen heeft [verdachte] zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in de keel kwetsbare, vitale delen – waaronder het strottenhoofd – bevinden en dat de kans aanmerkelijk is dat deze bij krachtig samendrukken, beschadigd raken. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat als gevolg van (tijdelijk) zuurstoftekort de kans op het optreden van hersenletsel aanmerkelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de geweldshandelingen van [verdachte] naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dat [verdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] opzet had, in voorwaardelijke zin, op zware mishandeling van aangeefster. Omdat de handelingen van [verdachte] niet daadwerkelijk tot zwaar letsel bij aangeefster hebben geleid, is sprake van een poging. Op grond van de hierna te vermelden bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1: hij op
of omstreeks17 juli 2024 in de gemeente Almere met een persoon, te weten [slachtoffer]
een ofmeer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het
één ofmeermalen betasten van de bil/billen en
/of
- het
één of meermalenvastpakken van de borst en
/of
- het één of meermalen kussen van de nek en
/ofwang
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van
en/of gevolgd doordwang en geweld
en/of bedreiging,door
- het onverhoeds benaderen van die [slachtoffer] en
/of
- het achtervolgen van die [slachtoffer] en
/of
- het op slot doen van de deur van de ruimte waarin hij, verdachte, en die [slachtoffer] zich bevonden en
/of
- het (hard) op bed duwen van die [slachtoffer] en
/of
- op die [slachtoffer] te gaan zitten en
/of
- het bij de keel pakken van die [slachtoffer] en de keel dichtgedrukt houden en
/of
- het (hard) dichtdrukken van mond en
/ofneus van die [slachtoffer] en
/of
- het trachten het shirt van die [slachtoffer] naar beneden te trekken;
feit 2 subsidiair: hij op
of omstreeks17 juli 2024 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt (gehouden) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: opzetaanranding voorafgegaan door en vergezeld van dwang en geweld
feit 2 subsidiair: poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een jeugddetentie van 148 dagen met aftrek van het voorarrest;
  • een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden:
o meewerken aan (aanvullende) vormen van hulpverlening die de
jeugdreclasseerder noodzakelijk acht;
o meewerken aan urinecontroles;
o meewerken aan een positieve en georganiseerde daginvulling;
o meewerken aan de adviezen die worden gegeven naar aanleiding van het persoonlijkheidsonderzoek;
o contactverbod met het slachtoffer;
o aan de afspraken houden die gelden op de groep waar [verdachte] wordt geplaatst;
o meewerken aan behandeling van Pharos of een soortgelijke instelling;
o meewerken aan een begeleid wonen traject.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de nieuwe regelgeving omtrent minderjarige asielzoekers. [verdachte] heeft al geruime tijd vastgezeten. De raadsman heeft verzocht geen straf op te leggen voor de duur van het voorarrest, omdat de lengte van de straf en de soort straf door de Immigratie- en Naturalisatiedienst zal worden meegenomen in haar beoordeling. De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen zonder aftrek van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In de eerste plaats heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan opzetaanranding van het slachtoffer. Hij heeft meerdere seksuele handelingen bij haar verricht, en daarbij lichamelijk dwang uitgeoefend. Hiermee heeft [verdachte] een ontoelaatbare inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt en geen respect getoond voor haar zelfbeschikkingsrecht. Uit de aangifte blijkt hoe indringend dit onacceptabele gedrag van [verdachte] voor het slachtoffer is geweest. Ook heeft hij zich tijdens deze aanranding schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van het slachtoffer door haar keel dicht te drukken en deze dichtgedrukt te houden. De lichamelijke gevolgen van deze poging tot zware mishandeling zijn beperkt gebleven, maar het had heel anders kunnen aflopen. Voor het slachtoffer moet dit alles behalve pijnlijk ook vernederend zijn geweest. [verdachte] heeft zich hier geen enkel moment om bekommerd.
Dergelijke ernstige feiten hebben voor het slachtoffer vaak vergaande nadelige psychische gevolgen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt wat de gevolgen zijn geweest: het slachtoffer voelde zich niet meer veilig en heeft een andere werkkring gezocht. Dat [verdachte] dit heeft veroorzaakt, terwijl het slachtoffer als medewerkster van [organisatie] zich juist voor zijn welzijn heeft ingezet, neemt de rechtbank hem kwalijk. Ook keurt de rechtbank af dat [verdachte] op geen enkele manier verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Tenslotte dragen zeden- en geweldsmisdrijven bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Ook dit rekent de rechtbank [verdachte] aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 september 2024 waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft het strafblad van [verdachte] daarom niet in strafverzwarende zin meegewogen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage van 8 november 2024 en een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 3 februari 2025. Er is, samengevat, als volgt gerapporteerd.
Pro Justitia-rapportage, opgesteld door J. Hogendoorn, GZ-psycholoog
Er is bij [verdachte] sprake van een zorgelijke ontwikkeling. Door zijn geringe kennis en vaardigheden kan hij onvoldoende zelfstandig voldoen aan de eisen die de Nederlandse maatschappij aan hem stelt. Er is bij [verdachte] sprake van een ‘acculturatieprobleem’ en een ‘andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersingsstoornis of andere gedragsstoornis’. Deze stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. [verdachte] is mede vanuit zijn culturele achtergrond verhoogd gevoelig voor autoriteitsposities van vrouwen. Ook schieten de frustratietolerantie en zelfregulatie van [verdachte] tekort en zijn de empathie- en gewetensfunctie beperkt en verminderd ontwikkeld, waardoor hij bij oplopende spanningen (inclusief seksuele opwinding) te snel in actie komt, situaties onvoldoende overziet en handelt uit eigenbelang. Door de beperkingen die voornoemde stoornissen met zich meebrengen, kon [verdachte] ten tijde van de ten laste gelegde feiten verminderd tot andere gedragskeuzes komen. Op basis van het voornoemde adviseert de psycholoog het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
Het recidiverisico voor seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt op dit moment, zonder interventies, ingeschat op matig en het recidiverisico voor niet-seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt ingeschat op hoog. Om het risico te verminderen is langdurige en intensieve hulpverlening, begeleiding en toezicht van belang. Ook is psychologische behandeling nodig met als doel psycho-educatie en verbetering van de coping- en emotieregulatie-vaardigheden, alsmede voorlichting ter vermindering van de kennisachterstand en bevordering van gezonde vaardigheden. De psycholoog adviseert de behandeling en begeleiding te laten plaatsvinden in het kader van een deels voorwaardelijke straf met reclasseringsbegeleiding.
Het advies van de Raad, opgesteld door [D]
De Raad volgt het advies van de psycholoog en vindt behandeling noodzakelijk. Vanwege het lange verblijf van [verdachte] in de JJI, adviseert de Raad om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Ook adviseert de Raad een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de Raad: meewerken aan urinecontroles en (aanvullende) hulpverlening, het verkrijgen en houden van positieve dagbesteding en zich houden aan een contactverbod met het slachtoffer en de afspraken die gelden op de groep waar hij zal worden geplaatst, waarbij toezicht wordt gehouden op de naleving door middel van een jeugdreclasseringsmaatregel.
De huidige stand van zaken volgens de jeugdreclassering en Nidos
Jeugdbeschermer [A] heeft op zitting aangegeven dat [verdachte] momenteel op een tijdelijke plek verblijft. Door de lange wachtlijsten is een definitieve woonplek nog niet gerealiseerd. De verwachting is dat [verdachte] in maart kan worden overgeplaatst. Hij komt dan dichterbij school te wonen. [verdachte] doet het goed op zijn huidige verblijfplek en in de weekenden voetbalt hij graag.
Ook jeugdreclasseringswerker [B] heeft op zitting aangegeven dat [verdachte] het goed doet op de groep waar hij nu verblijft. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van [verdachte] zijn er stappen gezet en is er sprake van een stijgende lijn. Er is hulp ingezet en [verdachte] gaat inmiddels naar school.
Toerekenbaarheid
De rechtbank neemt ten aanzien van de toerekenbaarheid de bovengenoemde conclusies van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. De rechtbank oordeelt [verdachte] daarom ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten in een verminderde mate toerekeningsvatbaar en houdt hier rekening mee bij het bepalen van de straf.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de ernst van deze feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer laten meewegen. De rechtbank weegt in het nadeel van [verdachte] in het bijzonder zijn proceshouding mee en de vernedering waaraan hij het slachtoffer heeft onderworpen.
De rechtbank weegt ook een aantal omstandigheden in het voordeel van [verdachte] , waaronder zijn jonge leeftijd. Daarnaast is de positieve ontwikkeling van [verdachte] sinds zijn schorsing een compliment waard.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van [verdachte] van 11 september 2024. Hieruit volgt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf of overtreding.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank een jeugddetentie met aftrek van het voorarrest passend. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel moet voorkomen dat [verdachte] terugvalt in fout gedrag. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat de komende periode nog toezicht wordt gehouden op [verdachte] . Op die manier wordt er meegekeken zodat hij zijn positieve ontwikkeling kan voortzetten.
Alles afwegende, zal de rechtbank aan [verdachte] opleggen een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor 80 uren met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden die de Raad heeft geadviseerd. Dit betekent dat [verdachte] niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis, mits hij zich aan de voorwaarden zal houden. Mede omdat de rechtbank ten aanzien van het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde niet tot een bewezenverklaring komt, vindt de rechtbank een lagere straf dan is gevorderd op zijn plaats.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.A. ten Berge, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.341,14. Dit bedrag bestaat uit € 4.698,14 materiële schade en € 2.643,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het immateriële schadebedrag naar maatstaven van billijkheid te verlagen. De materiële schade dient te worden afgewezen of de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat onduidelijk is op welke wijze het contract van de benadeelde partij is beëindigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht van € 15,00 bestaande uit de kosten voor het inbeslaggenomen en niet teruggegeven shirt van de benadeelde partij. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding in zoverre toewijzen.
De vordering met betrekking tot de inkomstenderving zal worden afgewezen, omdat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd en het rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten onvoldoende is komen vast te staan, nu is betwist en voorts onvoldoende is onderbouwd dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31 augustus 2024 een rechtstreeks gevolg is van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet bestaat uit vermogensschade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De aard en ernst van het bewezenverklaarde misdrijf en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde kunnen meebrengen dat van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is.
Vast is komen te staan dat [verdachte] de benadeelde partij heeft aangerand en heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Zoals de rechtbank hierboven bij de motivering van de strafoplegging uiteen heeft gezet, ondervinden slachtoffers van dit soort misdrijven in het algemeen veel nadeel en uit de aangifte en het verzoek tot schadevergoeding is ook gebleken dat de benadeelde partij nadeel in de vorm van geestelijk letsel heeft ondervonden. Aldus staat vast dat [verdachte] door de bewezenverklaarde strafbare feiten de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht. Gelet op de aard van het feit, de gevolgen voor de benadeelde partij en wat namens haar ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, oordeelt de rechtbank het gevorderde immateriële schadebedrag redelijk. Het gevorderde bedrag van
€ 2.643,00 zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 17 juli 2024, zijnde de datum waarop de onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan [verdachte] ten aanzien van de benadeelde partij de maatregel tot schadevergoeding op te leggen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juli 2024 tot de dag van volledige betaling
,nu de rechtbank het wenselijk oordeelt dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de benadeelde partij bevordert. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast gelet op de toepassing van het jeugdrecht.
Proceskosten
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 241 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot een
jeugddetentie van 90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt [verdachte] tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
  • zal meewerken aan (aanvullende) vormen van hulpverlening die de jeugdreclasseerder noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan urinecontroles;
  • zal meewerken aan een positieve en georganiseerde daginvulling;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1995 in [geboorteplaats 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
  • aan de afspraken zal houden die gelden op de groep waar [verdachte] wordt geplaatst;
  • zal meewerken aan behandeling van Pharos of een soortgelijke instelling;
  • zal meewerken aan een begeleid wonen traject;
waarbij de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering (LJ&R) te Flevoland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.658,00, bestaande uit € 15,00 materiële schade en € 2.643,00 immateriële schade;
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.658,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2024 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter tevens kinderrechter, mr. B.F. Hammerle en mr. V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 in de gemeente Almere met een persoon, te weten [slachtoffer]
een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het één of meermalen betasten van de bil/billen en/of
- het één of meermalen vastpakken van de borst en/of
- het één of meermalen kussen van de nek en/of wang

terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door

- het onverhoeds benaderen van die [slachtoffer] en/of
- het achtervolgen van die [slachtoffer] en/of
- het op slot doen van de deur van de ruimte waarin hij, verdachte, en die [slachtoffer] zich bevonden en/of
- het (hard) op bed duwen van die [slachtoffer] en/of
- op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
- het bij de keel pakken van die [slachtoffer] en de keel dichtgedrukt houden en/of
- het (hard) dichtdrukken van mond en/of neus van die [slachtoffer] en/of
- het trachten het shirt van die [slachtoffer] naar beneden te trekken;
feit 2 primair:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt (gehouden) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt (gehouden) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 in de gemeente Almere opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [aangever] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door die [aangever] de woorden toe te voegen
- "Als je de politie gaat bellen of als de politie deze kant op komt, dan maak ik je

dood en zal ik je afmaken" en/of

- "Als ik terugkom van de politie dan ga je zien wat ik jou aan ga doen!";
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 juli 2024 in de gemeente Almere [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen "Als je de politie gaat bellen of als de politie deze kant op komt, dan maak ik je dood en zal ik je afmaken" en/of "Als ik terugkom van de politie dan ga je zien wat ik jou aan ga doen!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 oktober 2024, genummerd 2024226601, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 181. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 66 t/m 77.
3.Pagina’s 101 t/m 111.
4.Pagina’s 48 en 49.
5.Pagina’s 63 en 64.