ECLI:NL:RBMNE:2025:779

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
16-388875-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere diefstallen en oplegging van ISD-maatregel

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995 in Mali, die meerdere diefstallen heeft gepleegd. De zaak kwam voor de rechtbank na een terechtzitting op 11 februari 2025, waar de officier van justitie, mr. F. Leeman, de vordering indiende en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C. de Vries. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van meerdere blikken bier uit een winkel in Almere op 7 december 2024. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd, en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging geconstateerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen vrijspraak is bepleit door de verdediging. De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde feit, diefstal, strafbaar is en dat de verdachte strafbaar is. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, terwijl de verdediging betoogde dat deze maatregel niet opportuun was gezien de verblijfstatus van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen en de maatschappij te beveiligen. De rechtbank legde de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar op, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.388875.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Mali),/
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [postcode] in [plaats 1] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. de Vries, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 7 december 2024 in Almere meerdere blikken bier van de [winkelnaam] heeft gestolen.
VOORVRAGEN
Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.
WAARDERING VAN HET BEWIJS
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [A] namens [winkelnaam] van 7 december 2024, genummerd PL0900-2024388948-9, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 6 en 7.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij, opof omstreeks7 december 2024 te [plaats 2] meerdere blikken bier, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheelof ten deleaan [winkelnaam] (vestiging [adres 2] ),in elk geval aan een andertoebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal
STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
OPLEGGING VAN MAATREGEL
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren op te leggen. De officier van justitie heeft er geen bezwaar tegen als het voorarrest in mindering wordt gebracht op de duur van de maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht de ISD-maatregel niet op te leggen. Verdachte heeft op dit moment een procedureel rechtmatig verblijf in Nederland, maar de vraag is voor hoelang. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) heeft namelijk beslist dat verdachte geen recht heeft op een verblijfsvergunning. Verdachte heeft hier kortgeleden bezwaar tegen ingediend. Nu hij nog geen bericht naar aanleiding van dit bezwaar heeft ontvangen en er (nog) geen vreemdelingenprocedure is gestart, is de ISD-maatregel niet opportuun. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel, omdat hij, als geen verblijfsvergunning wordt toegekend, niet zal kunnen deelnemen aan de extramurale activiteiten en fase.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij de [winkelnaam] . Winkeldiefstal is een misdrijf dat naast schade vaak hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf en zijn werknemers.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 2 januari 2025, waaruit volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten;
  • een reclasseringsrapport van 5 februari 2025, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker.
Uit het rapport van de reclassering blijkt, samengevat, het volgende.
Er is sprake van een delictpatroon van vermogensdelicten. De reclassering vermoedt dat er sprake is van een financieel motief voortkomend uit middelengebruik en een gebrek aan stabiele huisvesting en een stabiel inkomen. Ook beschikt verdachte niet meer over een geldige verblijfstitel. Er zijn geen beschermende factoren. Verdachte heeft weinig probleembesef en een beperkt reflectief vermogen, waardoor de reclassering hem niet responsief genoeg acht om mee te werken aan reguliere reclasseringsinterventies in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft ook bij de reclassering aangegeven niet mee te willen werken aan een kader met bijzondere voorwaarden, waaronder beschermd wonen, omdat hij van mening is dat een dergelijk kader niet voor stabilisatie van zijn leefgebieden gaat zorgen. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij diefstallen zal blijven plegen tot er wat verandert aan zijn situatie. Volgens de reclassering is een dergelijk kader niet voldoende om gedragsverandering bij verdachte te realiseren. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Een ISD-maatregel wordt momenteel als enige mogelijkheid gezien. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank neemt de bevindingen van de reclassering over en maakt die tot de hare.
De op te leggen maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten van artikel 38m, eerste lid, Wetboek van Strafrecht is voldaan. Verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt daarnaast dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf, ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en dat het nu bewezenverklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van die straffen. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Dit oordeel deelt de rechtbank op grond van de bevindingen van de reclassering, de justitiële documentatie van verdachte en zijn eigen verklaring. De veiligheid van personen en goederen vereist daarom het opleggen van de ISD-maatregel.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is een persoon van achttien jaar of ouder die blijkens informatie van de officier van justitie over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf.
Gelet op hetgeen hiervoor over de persoon van verdachte is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat een langdurig en consistent traject geïndiceerd is om gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen. Uit de delict- en hulpverleningshistorie van verdachte blijkt dat minder verregaande trajecten uitputtend zijn geprobeerd en hebben gefaald, grotendeels door het (wan)gedrag en de houding van verdachte. Het laatste wordt bevestigd door de opstelling van verdachte op de zitting. Kort gezegd wijst hij daar steeds naar anderen en toont hij geen inzicht in wat hij zelf kan doen om zijn situatie te verbeteren. De rechtbank acht de onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij en om recidive van verdachte te voorkomen. Bovendien kan de maatregel, met de nodige drang, een oplossing bieden voor de problematiek van verdachte.
De rechtbank zal de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De rechtbank zal de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering brengen op de duur van de maatregel. De rechtbank ziet hiervoor aanleiding gelet op de onzekere verblijfstatus van verdachte en omdat hij al geruime tijd in detentie heeft doorgebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze maatregel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 december 2024 te Almere meerdere blikken bier, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [winkelnaam] (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 december 2024, genummerd PL0900-2024388948, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 41. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.