ECLI:NL:RBMNE:2025:778
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdige indiening van bezwaar tegen WOZ-beschikking en gevolgen van niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een WOZ-beschikking. De eiser had op 28 februari 2022 een beschikking ontvangen van de heffingsambtenaar, waarin de waarde van zijn onroerende zaken voor het belastingjaar 2022 was vastgesteld. Eiser heeft op 7 april 2023 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bekendmaking van de beschikking op 28 februari 2022 plaatsvond, waardoor het bezwaar uiterlijk op 11 april 2022 ingediend had moeten zijn. Eiser stelde dat hij dacht tot 10 april 2023 de tijd te hebben, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen geldige reden was voor de te late indiening. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot het indienen van een verzetschrift.