ECLI:NL:RBMNE:2025:775

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
589045 / HA RK 25-29
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan nieuwe feiten

In deze wrakingszaak heeft verzoekster op 18 februari 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. D.C.P.M. Straver, de behandelend rechter in de hoofdzaak met zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek dat op 1 februari 2025 was ingediend en door de wrakingskamer op 18 februari 2025 ongegrond was verklaard. De wrakingskamer heeft besloten om het nieuwe verzoek zonder mondelinge behandeling niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verzoekster niet kon aantonen dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die na het eerdere verzoek aan haar bekend waren geworden.

Verzoekster stelde dat de rechter tijdens de zitting op 25 januari 2025 nalatig was geweest in het vragen om bewijs met betrekking tot de Overeenkomst van Opdracht met [onderneming] B.V. Dit bewijs was volgens verzoekster essentieel voor de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de overeenkomst. Echter, de wrakingskamer oordeelde dat verzoekster al op de hoogte was van deze omstandigheden tijdens de zitting van 25 januari 2025, en dat er derhalve geen sprake was van nieuwe feiten die een heroverweging van de eerdere beslissing rechtvaardigden.

De wrakingskamer heeft in haar beslissing benadrukt dat de onpartijdigheid van de rechter niet in het geding is gekomen en dat verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard in haar wrakingsverzoek. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 589045 / HA RK 25-29
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 25 februari 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats] ,
(hierna: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 18 februari 2025 mr. D.C.P.M. Straver gewraakt. Mr. Straver (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Verzoekster heeft al eerder een wrakingsverzoek in de hoofdzaak ingediend tegen de rechter, dat de wrakingskamer op 18 februari 2025 ongegrond heeft verklaard.
1.3.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen. Verzoekster heeft tot op heden geen ondertekend exemplaar van de overeenkomst met [onderneming] B.V. ontvangen. Tijdens de zitting op 31 januari 2025 heeft de rechter zich volgens verzoekster partijdig opgesteld door verweersters niet om schriftelijk bewijs te vragen waaruit blijkt op welke datum en door welke persoon de Overeenkomst van Opdracht met de handtekening van [onderneming] B.V. per e-mail naar verzoekster is verzonden. Dit bewijs is essentieel om te kunnen vaststellen of er sprake is van een rechtsgeldige Overeenkomst van Opdracht. Door het nalaten van dit verzoek om bewijs kan de rechter geen objectieve en eerlijke beslissing nemen in de hoofdzaak. Verzoekster stelt dat het verzoek is gebaseerd op nieuwe feiten, die nog niet in overweging zijn genomen door de leden van de wrakingskamer.

3.De beoordeling

Het toetsingskader
3.1.
In artikel 36 Rv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure dus of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat hij/zij doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij/zij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat de rechter vooringenomen is, of hij/zij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
3.3.
Op grond van het Wrakingsprotocol Midden-Nederland [1] kan de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting meteen afwijzen of niet-ontvankelijk verklaren, indien het een volgend verzoek ten aanzien van dezelfde rechter betreft. Dit is alleen anders als er feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Het oordeel van de wrakingskamer
3.4.
Verzoekster stelt dat haar verzoek van 18 februari 2025 is gebaseerd op nieuwe feiten en omstandigheden, maar uit het verzoek zelf blijkt dat dit niet klopt. Aan het verzoek wordt namelijk ten grondslag gelegd dat de rechter tijdens de zitting van 25 januari 2025 het vragen van bewijs op een bepaald punt heeft nagelaten. Verzoekster, die zelf op de zitting van 25 januari 2025 aanwezig was, was hier dus op deze zitting al mee bekend. Van feiten en omstandigheden die pas na het eerdere wrakingsverzoek (van 1 februari 2025) aan verzoekster bekend zijn geworden, is daarom geen sprake. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
3.5.
De conclusie is dat verzoekster niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met het zaaknummer 11328202 AE VERZ 24-49 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
Deze beslissing is genomen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, en mr. L.C. Michon en mr. M.M. Janssen, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 2 onder f.