ECLI:NL:RBMNE:2025:759

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
C/16/588872 / JE RK 25-252
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na geweldsincident

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland, de gecertificeerde instelling, om de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij hun vader te verlengen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld op 30 juni 2023 en hebben sinds 13 februari 2025 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing bij de vader. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen hebben problemen die aandacht vereisen. De moeder en vader zijn het eens met de uithuisplaatsing, maar de moeder vraagt aandacht voor het contact met de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is in het belang van de kinderen, gezien de problematiek en de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/588872 / JE RK 25-252
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna: de GI,
gevestigd in Utrecht,
over
[minderjarige 1], geboren op [2013] in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2015] in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Makhloufi,
[de vader], hierna: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van 13 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • [A] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend aan [B] , de ambulant begeleider van de moeder van Reinaerde.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] staat ingeschreven bij de moeder en [minderjarige 2] staat ingeschreven bij de vader. Feitelijk verbleven zij tot de uithuisplaatsing ongeveer de helft van de tijd bij de moeder en de helft bij de vader.
2.3.
Op 30 juni 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 30 juni 2025.
2.4.
Op 13 februari 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader (met gezag) met ingang van 13 februari 2025 voor de duur van vier weken, te weten tot 13 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De kinderrechter moet nog beslissen op het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. De moeder weet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het goed hebben bij hun vader. De moeder wil dat er wel aandacht komt voor het contact tussen haar en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat de kinderen uiteindelijk weer meer bij haar kunnen zijn als de situatie stabieler is geworden.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek van de GI. In de toekomst hoopt de vader dat de kinderen weer de helft van de tijd bij hun moeder kunnen verblijven, maar op dit moment is dat niet aan de orde. De vader wil dat de moeder en de kinderen eerst hulp krijgen. Verder wil de vader dat de financiën goed geregeld worden, omdat de kinderen nu volledig bij hem verblijven.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader (met gezag) voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 30 juni 2025. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij zo beslist.
5.2.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] noodzakelijk is in hun belang. [1] Tegen het verzoek van de GI wordt door de vader en de moeder geen verweer gevoerd. Na een geweldsincident op 12 februari 2025 tussen de moeder en haar (ex-)partner [C] zijn de kinderen volledig bij de vader geplaatst. Iedereen is het erover eens dat het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is dat zij daar voorlopig, in ieder geval tot 30 juni 2025, moeten verblijven.
5.3.
De kinderen hebben ieder hun eigen problematiek. Beide kinderen hebben, net als de moeder, de diagnose ADHD. Zij krijgen hiervoor medicatie. [minderjarige 1] zit in de puberteit. [minderjarige 1] wordt op school gezien als een niet vrolijk, teruggetrokken meisje. Volgens de GI moet hulp ingezet worden voor [minderjarige 1] , zodat zij iemand heeft waar zij haar verhaal kwijt kan. Bij de moeder thuis laat [minderjarige 1] wisselend gedrag zien. [minderjarige 1] kan opstandig gedrag laten zien waarbij ze haar moeder uitscheldt. Bij de vader thuis vertoont ze dat gedrag niet, maar daar speelt dat [minderjarige 1] haar stiefmoeder negeert en nauwelijks tegen haar praat. Daarvoor wordt hulp ingezet van MetMaya. [minderjarige 2] heeft last van angsten, dwanghandelingen en tics. Hij vertoont kenmerken van ASS en volgens school heeft hij problemen in zijn taal- en spraakontwikkeling (TOS). Volgens de GI zou het goed zijn als er een diagnostisch onderzoek komt voor [minderjarige 2] .
5.4.
Er zijn al lange tijd zorgen over de opvoedvaardigheden en leerbaarheid van de moeder en daarmee de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder thuis. Hier zijn al meerdere hulpverleningstrajecten op ingezet, maar niet met het gewenste resultaat. Volgens de GI staat de moeder onder grote druk en kan zij zichzelf niet reguleren. De moeder is snel overprikkeld en schreeuwt en scheldt dan tegen de kinderen. De draaglast en draagkracht van de moeder zijn nu niet in balans, waardoor de moeder overbelast is geraakt. De kinderen zijn druk en brutaal tegen de moeder en het lukt de moeder op die momenten niet om zichzelf en de kinderen te reguleren. Op de zitting is besproken dat het goed zou zijn als bij de moeder een persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen, zodat goed onderzocht kan worden waarom de moeder steeds overbelast raakt en welke specifieke hulp voor de moeder daarbij passend zou zijn. De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI hier samen met de moeder mee aan de slag gaat in de komende periode. Daarnaast is op de zitting besproken dat er aandacht moet komen voor het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij missen hun moeder. Het is voor de kinderen belangrijk dat het duidelijk wordt wanneer, waar en hoelang zij hun moeder kunnen zien. Tot slot is het belangrijk dat de GI duidelijke terugplaatsingsvoorwaarden gaat opstellen voor de moeder, zodat het voor haar duidelijk is waar zij concreet aan moet werken voordat de kinderen weer de helft van de tijd bij de moeder kunnen verblijven.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader (met gezag) tot 30 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 25 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
SC

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.