ECLI:NL:RBMNE:2025:74

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
16.122364.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld en afpersing in Lelystad

Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 maart 2024 in Blaricum betrokken was bij een gewapende overval. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij slechts een tussenpersoon was, niet geloofwaardig was en in strijd met de bewijsmiddelen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen een bestelauto heeft gestolen, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen tegen het slachtoffer is gebruikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zesendertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte een centrale rol had in de ripdeal en dat zijn acties ernstige gevolgen hadden voor het slachtoffer, die angst en boosheid ervoer door de overval. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van dergelijke misdrijven. De verdachte werd ook geadviseerd om deel te nemen aan reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.122364.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Iran),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mrs. J.B. van Faassen en A.G. Schol, beiden advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1primair:
op 2 maart 2024 in Blaricum met een ander of anderen een bestelauto met inhoud van [slachtoffer] en/of [onderneming] heeft gestolen, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , door onder meer een vuurwapen te tonen en deze in de richting van het hoofd van [slachtoffer] te houden;
subsidiairten laste gelegd als medeplichtigheid aan diefstal met (bedreiging met) geweld;
feit 2primair:
op 2 maart 2024 in Blaricum met een ander of anderen [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een rugtas en een sleutelbos, door onder meer een vuurwapen te tonen en deze in de richting van het hoofd van [slachtoffer] te houden;
subsidiairten laste gelegd als medeplichtigheid aan afpersing.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 komt, is er geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en kan er hooguit van medeplichtigheid gesproken worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2 [1]
Het
proces-verbaal van aangiftedoor [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 maart 2023 heb ik een bestelbus (een Opel Movano met kenteken [kenteken 1] ) opgehaald bij [onderneming] . In het huurvoertuig heb ik mijn tas van het merk Goyard gelegd. Ik stopte met de bestelbus in [plaats 2] op de [straat 1] ter hoogte van nummer [nummer/letteraanduiding 1] . Omstreeks 17:15 uur zag ik dat er een Volkswagen Golf mijn kant op reed. De Volkswagen stopte naast de bestelbus waar ik in zat. De bestuurder deed vervolgens zijn raam open en vroeg of ik hem even kon helpen met het verplaatsen van een paar spullen. Hij vroeg of ik achter hem aan kon rijden. Dit heb ik vervolgens gedaan. In de Volkswagen Golf zaten twee personen. Achter een bedrijfsverzamelgebouw stopte de Volkswagen. Ik zag dat de bestuurder uitstapte. Ik zag dat hij een bivakmuts over zijn gezicht droeg en dat hij een vuurwapen in zijn hand had. Hij richtte het vuurwapen gelijk mijn kant op. De bestuurder liep vervolgens naar de bestuurderszijde van de bestelbus, waar ik zat. Hij richtte vervolgens het vuurwapen op mijn hoofd. Ik hoorde de bestuurder zeggen: "Alles gaat mee, uitstappen en leeg je zakken". Ik zag dat de bijrijder inmiddels ook naast de bestuurder stond. De bijrijder had ook een bivakmuts over zijn gezicht heen. De tas op het dashboard heb ik gepakt en aan de bijrijder gegeven. Ik ben vervolgens uit de bus gestapt. Hij duwde mij vervolgens tegen de muur aan waarna de bijrijder in de bestelbus is gestapt. De bestuurder richtte nog steeds zijn wapen op mij en riep vervolgens nogmaals: "Maak je zakken leeg". Om escalatie te voorkomen heb ik vervolgens mijn sleutelbos afgegeven. Vervolgens stapte de bestuurder weer in de Volkswagen Golf en zijn zij vertrokken in beide voertuigen. [2]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag in het proces-verbaal dat de diefstal met geweld op camera was vastgelegd. In het proces-verbaal zijn de camerabeelden uitgekeken en vastgelegd. Uit het proces-verbaal blijkt dat de twee verdachten aankwamen rijden in een personenauto van het merk Volkswagen en voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Ik heb onderzoek ingesteld naar de vernoemde Volkswagen voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat de Volkswagen op naam gesteld stond van [A] , geboren op [1994] te [plaats 3] . [3]
Het
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van verdachte [B] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Bij de rechter-commissaris verklaarde jij dat jij de dag van de diefstal met geweld, in de ochtend, in de Volkswagen Golf van jouw broer [A] reed. Aan wie had jij hierna die auto uitgeleend?
A: [verdachte (voornaam)]
[de rechtbank begrijpt: verdachte].
V: En hoe laat was dat ongeveer?
A: Ergens in de ochtend tot de middag. [4]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De in beslag genomen Iphone 13 (goed nr. 3322793) werd uitgelezen.
IMEI: [IMEI-nummer]
Last used MSISDN: + [telefoonnummer 1]
Gebruiker telefoon
Na onderzoek bleek dat [verdachte] de gebruiker is van deze telefoon. Laatst gekoppelde telefoonnummer + [telefoonnummer 1] wordt door [verdachte] gebruikt.
Contacten
Relevant voor dit onderzoek betrof de contacten [.] (telefoonnummer + [telefoonnummer 2] ) en [..] . De contacten betreffen beiden vermoedelijk [B] , broer van [A] en ook vaker als bestuurder van de Volkswagen Golf [kenteken 2] gecontroleerd door de politie.
Chats
In de telefoon waren chats opgeslagen.
Chat met contact ‘ [.] ” en [verdachte] vanaf 23 december 2023 tot en met 2 april 2024. Uit dit gesprek bleek dat [verdachte] de locatie van de “ripdeal” op 2 maart 2024 te 15:44 uur had doorgestuurd naar [.] .
(“ [straat 1] [nummer/letteraanduiding 2] ”).
Gezien het tijdstip van dit bericht blijkt dat [verdachte] dit stuurde voordat de daadwerkelijke ‘ripdeal’ plaatsvond.
[verdachte] vroeg aan [B] of ze gaan overladen. Zij spreken vervolgens met elkaar af op 2 maart 2024 omstreeks 22:12 uur.
[verdachte] stelt voor aan [B] op 3 maart 2024 om te gaan naar “Die kant”. [verdachte] stuurt een locatie door van [straat 2] te [plaats 2] . Dit betreft de locatie waar later de weg genomen bestelauto van verhuurbedrijf [onderneming] is aangetroffen.
Searched items
Op 4 maart 2024 wordt er met de telefoon gezocht op de zoekterm “Goyard men bag”. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 april werd [verdachte] aangehouden. Tijdens zijn aanhouding werden onder hem twee telefoons in beslag genomen waaronder een Apple Iphon13 voorzien van het IMEI nummer [IMEI-nummer] welke gebruik maakte van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] . De historische verkeersgegevens van het nummer + [telefoonnummer 1] over de periode van 2 januari 2024 tot en met 10 april 2024 werden opgevraagd.
2 maart 2024
Om 17:33 uur straalt # [telefoonnummer 1] een zendmast aan welke gelegen is aan de [adres 2] te [plaats 2] ongeveer 800 meter van de plek van beroving,
3 maart 2024
Op 3 maart om 00:20 uur straalt # [telefoonnummer 1] wederom de [adres 2] te [plaats 2] aan. [6]
Uit het
proces-verbaal van verhoor van getuige [C]bij de rechter-commissaris blijkt dat de getuige onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik heb alleen met [verdachte (voornaam)]
[de rechtbank begrijpt: verdachte]gesproken, want hij wilde privé praten. Hij vertelde wat hij gedaan had, namelijk dat hij een bus/wagen/voertuig samen met een neger iemand had geript. Hij en die neger en volgens mij nog iemand hadden met zijn drieën iemand geript. [D] vertelde dat er een wapen tegen het hoofd was gezet. [verdachte (voornaam)] zei toen dat dat een andere jongen was die dat had gedaan. Dat was een donkere jongen uit [plaats 4] . [D] of zijn broer heeft in de telefoon van [verdachte (voornaam)] gekeken en zag dat ze dat hadden gepland. Die gesprekken stonden nog in de telefoon van [verdachte (voornaam)] . Ik heb de gesprekken zelf ook gezien. Ik weet dat er iets gepland was en dat het ook gelukt was.​​​​​​​ [7]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 december 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was in de buurt van de ‘ripdeal’. Ik stond er ongeveer driehonderd meter vandaan. Ik heb een rol gehad in het terugbrengen van het lachgas en de dure tas, die in de bestelbus van [onderneming] zaten.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
De feiten
De rechtbank stelt op de grond van de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] op 2 maart 2024 is beroofd van een bestelbus van verhuurbedrijf [onderneming] met inhoud, wat later een lading lachgasflessen bleek te zijn. Daarnaast heeft [slachtoffer] bij deze beroving een dure tas en een sleutelbos moeten afgeven. De twee personen die [slachtoffer] hadden beroofd, kwamen met een Volkswagen Golf aanzetten en hadden bivakmutsen op. Eén van de twee personen had een vuurwapen, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich en richtte dit op het hoofd van [slachtoffer] .
Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte één van de twee overvallers was. De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of verdachte wel als medepleger betrokken is geweest bij de ten laste gelegde diefstal (met bedreiging) met geweld en de afpersing. Gelet op de verklaring van getuige [C] , de verklaring van verdachte zelf en de overige bewijsmiddelen, beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De getuige [C]
Getuige [C] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij samen met twee anderen iemand heeft ‘geript’. Deze anderen zouden volgens verdachte twee donkere jongens zijn, wat overeenkomt met de door [slachtoffer] beschreven gegeven beschrijving van de signalementen van de twee overvallers. Verder heeft [C] naar eigen zeggen van verdachte vernomen dat één van de twee overvallers een wapen op het hoofd van het slachtoffer heeft gezet, wat overeenkomt met de verklaring van [slachtoffer] .
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van [C] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs moet worden gebruikt. De rechtbank oordeelt anders en overweegt hiertoe het volgende.
[C] heeft bij de politie en de rechter-commissaris gedetailleerd verklaard over wat hij van verdachte heeft vernomen. Op de essentiële punten heeft [C] eensluidend en consistent verklaard. Zijn verklaringen bevatten enkele tegenstrijdigheden en inconsistenties, met name over de aard van zijn contacten met [D] en het tijdstip waarop hij bekend werd met de betrokkenheid van verdachte. Deze tegenstrijdigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om de verklaringen van [C] als onbetrouwbaar terzijde te schuiven, omdat deze de kern van zijn verklaring niet raken. Hooguit probeert hij zijn eigen rol in het geheel wat meer op een afstand te plaatsen. Een helder motief of belang om verdachte valselijk te beschuldigen, ziet de rechtbank ook niet. Dat [C] niet alles meer precies weet, doet niet af aan zijn betrouwbaarheid, dit kan voortkomen uit de werking van het geheugen en het tijdsverloop.
Dat de berichten over onder andere de planning van de ‘ripdeal’, die [C] op de telefoon van verdachte heeft ingezien, niet door de politie zijn aangetroffen bij het uitlezen van de telefoons, leidt niet tot de conclusie dat [C] dit heeft verzonnen. Verdachte kan deze berichten immers nadien hebben gewist.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat [C] heeft verklaard dat verdachte ook hem heeft gevraagd om de klus uit te voeren, maar dat hij heeft geweigerd omdat hij het te gevaarlijk vond. Deze ontboezeming van [C] komt op de rechtbank authentiek over en maakt zijn verklaring als geheel geloofwaardiger. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat [C] niet alleen belastend heeft verklaard over verdachte, maar ook over [D] , de ‘zakenpartner’ van [C] .
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van deze verklaringen te twijfelen. Voorts worden de verklaringen op onderdelen ondersteund door de verklaring van [slachtoffer] . De verklaringen van [C] worden dan ook gebruikt voor het bewijs.
De verklaring van verdachte
De verklaring van verdachte dat hij slechts en tussenpersoon is geweest en niets met de ripdeal te maken heeft, is strijdig met de bewijsmiddelen. Daar komt bij dat zijn verklaring vragen oproept die hij niet heeft kunnen beantwoorden. Zo heeft hij niet kunnen verklaren waarom hij de auto die bij de ‘ripdeal’ is gebruikt van [achternaam van A en B] had geleend. Ook heeft verdachte desgevraagd geen antwoord gegeven op de vraag waarom hij de locatie van de ‘ripdeal’ ongeveer anderhalf uur tevoren naar [achternaam van A en B] had gestuurd en waarom hij, gezien de telefoongegevens, op 3 maart in [plaats 2] lijkt te zijn geweest om “uit te laden”. Dat verdachte in staat was de gestolen lachgasflessen en Goyard tas binnen een paar dagen terug te bezorgen bij de eigenaar, draagt eveneens bij aan de overtuiging dat verdachte juist een hoofdaandeel aan de ‘ripdeal’ heeft gehad.
Tussenconclusie
Gelet op de verklaring van getuige [C] , in combinatie met de aangifte, de verklaring van verdachte zelf en de bewijsmiddelen die zien op chats en locaties van verdachte en een medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de ‘ripdeal’. De vraag is vervolgens hoe deze rol strafrechtelijk moet worden aangemerkt.
Medeplegen
Verdachte was niet één van de uitvoerders van de ripdeal, maar had, zo volgt met name uit de verklaring van [C] , een initiërende en aansturende rol op afstand. Verdachte heeft de Volkswagen Golf geregeld waarmee de overval werd gepleegd, stond kennelijk in contact met de twee mannen die de overval wel uitvoerden, was vlakbij toen de overval is gepleegd en heeft de geroofde lading ’s nachts uitgeladen. Dit maakt dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering, waarbij de intellectuele bijdrage van verdachte, als organisator van de ripdeal, van voldoende gewicht was om hem aan te merken als medepleger. Dat hij in staat was de lading vlot weer terug te bezorgen, bevestigt zijn centrale rol.
Diefstal en/of afpersing?
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat er geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening, zoals onder 1 ten laste is gelegd, maar van dwingen tot afgifte.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaring van aangever feit 1 dient te worden gekwalificeerd als diefstal (met geweld), zoals dit ook ten laste is gelegd. Aangever werd onder druk van een (nep)vuurwapen gedwongen uit de bestelbus te stappen. Daarmee is nog geen sprake van afgifte van de bestelbus. Even later is één van de overvallers in de bestelbus gestapt en hiermee weggereden. Hiermee hebben de overvallers het goed weggenomen van aangever en is er op dat moment sprake van wederrechtelijke toe-eigening.
Op grond van de bewijsmiddelen kan feit 2 worden gekwalificeerd als afpersing, zoals onder 2 ten laste is gelegd.
Eindconclusie
Gelet op de bewijsmiddelen kan het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:op 2 maart 2024 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen een bestelauto (Opel Movano met kenteken [kenteken 1] ) met inhoud, die aan [slachtoffer] en/of [onderneming] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door- aan die [slachtoffer] te vragen om te helpen met het verplaatsen van een paar spullen en te vragen om achter verdachten aan te rijden en- vervolgens bij een bedrijfverzamelgebouw te stoppen en uit te stappen met een bivakmuts op en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand en- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te houden en/of te richten en- daarbij de woorden toe te voegen: 'Alles gaat mee, uitstappen en leeg je zakken', en- vervolgens nadat die [slachtoffer] spullen heeft overhandigd die [slachtoffer] tegen de muur te duwen en- nogmaals de woorden toe te voegen: 'maak je zakken leeg';
feit 2 primair:op 2 maart 2024 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en die anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een rugtas (merk Goyard) en een sleutelbos, die aan die [slachtoffer] toebehoorden door- aan die [slachtoffer] te vragen om te helpen met het verplaatsen van een paar spullen en te vragen om achter verdachten aan te rijden en- vervolgens bij een bedrijfverzamelgebouw te stoppen en uit te stappen met een bivakmuts op en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand en- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te houden en/of te richten en- daarbij de woorden toe te voegen: 'Alles gaat mee, uitstappen en leeg je zakken', en/of- vervolgens nadat die [slachtoffer] spullen heeft overhandigd die [slachtoffer] tegen de muur te duwen en- nogmaals de woorden toe te voegen: 'maak je zakken leeg'.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals binnen de Rechtspraak vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS oriëntatiepunten), die bij een straatroof met licht geweld uitgaan van een gevangenisstraf van zes maanden. Er zijn geen vuurwapens aangetroffen. Mogelijk is er een nepvuurwapen gebruikt. Verder heeft verdachte geen relevante recidive.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, op te leggen. Verdachte is bereid mee te werken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een bestelbus, met een lading lachgasflessen. Bij deze overval is de bestelbus meegenomen en heeft het slachtoffer zijn dure tas en sleutelbos moeten afgeven.
Bij het plegen van de overval zijn de verdachte en zijn mededaders goed voorbereid en planmatig te werk gegaan. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen financiële belangen. De beroving heeft naast boosheid ook angst veroorzaakt bij het slachtoffer. Verder versterken zulke gebeurtenissen, die zich afspelen in het openbaar, gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Voorts geldt dat het ‘rippen’ van een lading lachgas, dat op de Opiumwetlijst staat, maatschappelijk zeer belastend is, met name nu dergelijk handelen een stimulerend effect heeft op het criminele circuit. Met het ‘rippen’ van lachgasflessen kunnen namelijk tegen minimale kosten aanzienlijke geldbedragen worden verdiend, waarbij – vanwege het verboden karakter van de handel in en het bezit van lachgas – de aangiftebereidheid van het slachtoffer, en daarmee de kans op ontdekking, minimaal is. Dit lucratieve karakter is (mede) de oorzaak dat ‘rippen’ vaak gepaard gaat met toepassing van geweld, waarbij vaak (vuur)wapens worden gebruikt. Het plegen van ripdeals kunnen in het criminele milieu ook wel tot represailles leiden, met verregaande gewelddadige escalaties als gevolg.
De omstandigheid dat ook in deze zaak geweld van ingrijpende aard is toegepast, door een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van slachtoffer te richten, weegt de rechtbank mee bij het bepalen van de straf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 29 november 2024, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
  • een reclasseringsadvies van 4 december 2024, opgemaakt door reclasseringswerker [E] .
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte verkeert in het criminele circuit door zijn actieve rol in de handel in lachgas. Zijn sociale netwerk is om die reden een belangrijke recidive verhogende factor. Verdachte heeft wel stappen gezet om op legale wijze in zijn onderhoud te voorzien, maar het is hem niet gelukt volledig afstand te nemen van zijn illegale activiteiten. Het ontbreken van een stabiele legale inkomstenbron is om die reden een belangrijke criminogene factor. Verder stond verdachte bekend als een geregeld drugsgebruiker. Ook dit is een risico verhogende factor.
Bij verdachte komt een beeld naar voren van een jongeman die vaak voor de gemakkelijke weg koos, zonder dat hij de lange termijn gevolgen van zijn gedrag overziet. Hij geeft er tot op heden geen blijk van dat hij over de vaardigheden beschikt om zelfstandig zijn leven
een stabiele en positieve wending te geven. Een beschermende factor is dat hij kan blijven rekenen op steun van zijn familie.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
Op te leggen straf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Aansluiting bij straffen die worden opgelegd bij de relatief wat lichtere straatroven, zoals door de verdediging is betoogd, doet geen recht aan de ernst van de zaak. Het gaat immers om een overval in het criminele circuit met een planmatige en berekenende karakter waarbij een vuurwapen, dan wel een daarop gelijkend voorwerp is gebruikt om af te dreigen. Verdachte heeft tot nu toe ook geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn acties. Anderzijds kan ook de officier van justitie niet worden gevolgd in haar eis van een gevangenisstraf van 4 jaar, waarbij zij aansluiting lijkt te hebben gezocht bij een categorie zwaardere misdrijven, zoals overvallen op vrachtwagenchauffeurs in hun cabine of woninginbraken.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zesendertig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is.
De rechtbank oordeelt dat een lange voorwaardelijke straf op zijn plaats is. Verdachte heeft verklaard dat hij weer iets van zijn leven wil gaan maken. Het is aan hem om dit waar te maken. Een lange voorwaardelijke straf zal voor verdachte mogelijk een extra duw in de rug (en stok achter de deur) zijn. De bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, zijn daarbij op zijn plaats. Deze voorwaarden moeten bijdragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) aan het uitblijven van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BESLAG

De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 9.509,- terug te geven aan verdachte.
De rechtbank zal geen beslissing nemen op de vordering van de officier van justitie, omdat het geldbedrag waar de officier van justitie op doelt, niet in deze zaak tegen verdachte in beslag is genomen, maar in een andere zaak tegen verdachte.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • * medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet
Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn
financiën en schulden;
* meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, en mrs. B.F. Hammerle en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 januari 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:hij op of omstreeks 2 maart 2024 te Blaricum, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bestelauto (Opel Movano met kenteken [kenteken 1] ) met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [onderneming] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping opheterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- aan die [slachtoffer] te vragen om te helpen met het verplaatsen van een paar spullenen/of te vragen om achter verdachte(n) aan te rijden en/of- (vervolgens) bij een bedrijfverzamelgebouw te stoppen en/of uit te stappen meteen bivakmuts, in elk geval gezichtsbedekking, op en/of een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand en/of- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richtingvan het hoofd, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te houden en/of te tonenen/of te richten en/of- daarbij de woorden toe te voegen: 'Alles gaat mee, uitstappen en leeg je zakken',althans woorden van gelijke aard of strekking en/of- (vervolgens) nadat die [slachtoffer] spullen heeft overhandigd die [slachtoffer] tegen demuur te duwen en/of- (nogmaals) de woorden toe te voegen: 'maak je zakken leeg', althans woorden vangelijke aard of strekking;(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:[B] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven personen op ofomstreeks 2 maart 2024 te Blaricum, tezamen en in vereniging met een of meeranderen, althans alleen,een bestelauto (Opel Movano met kenteken [kenteken 1] ) metinhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of[onderneming] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven persoonen/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk omhet zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezelden/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] ,gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk temaken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of anderedeelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit vanhet gestolene te verzekeren door- aan die [slachtoffer] te vragen om te helpen met het verplaatsen van een paar spullenen/of te vragen om achter verdachte(n) aan te rijden en/of- (vervolgens) bij een bedrijfverzamelgebouw te stoppen en/of uit te stappen meteen bivakmuts, in elk geval gezichtsbedekking, op en/of een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand en/of- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richtingvan het hoofd, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te houden en/of te tonenen/of te richten en/of- daarbij de woorden toe te voegen: 'Alles gaat mee, uitstappen en leeg je zakken',althans woorden van gelijke aard of strekking en/of- (vervolgens) nadat die [slachtoffer] spullen heeft overhandigd die [slachtoffer] tegen demuur te duwen en/of- (nogmaals) de woorden toe te voegen: 'maak je zakken leeg', althans woorden vangelijke aard of strekking,bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 maart 2024 teBlaricum opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door- kort voorafgaand aan voornoemd misdrijf de locatie “ [straat 1] [nummer/letteraanduiding 2] ” naar hettelefoonnummer van [B] en/of “ [.] ” te sturen en/of- in de omgeving op de uitkijk te staan;(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:hij op of omstreeks 2 maart 2024 te Blaricum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een rugtas (merk Goyard) en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of [onderneming] en/of een derde toebehoorde(n) door- aan die [slachtoffer] te vragen om te helpen met het verplaatsen van een paar spullenen/of te vragen om achter verdachte(n) aan te rijden en/of- (vervolgens) bij een bedrijfverzamelgebouw te stoppen en/of uit te stappen meteen bivakmuts, in elk geval gezichtsbedekking, op en/of een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand en/of- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richtingvan het hoofd, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te houden en/of te tonenen/of te richten en/of- daarbij de woorden toe te voegen: 'Alles gaat mee, uitstappen en leeg je zakken',althans woorden van gelijke aard of strekking en/of- (vervolgens) nadat die [slachtoffer] spullen heeft overhandigd die [slachtoffer] tegen demuur te duwen en/of- (nogmaals) de woorden toe te voegen: 'maak je zakken leeg', althans woorden vangelijke aard of strekking.(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[B] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven personen op of
omstreeks 2 maart 2024 te Blaricum, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk
te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van een rugtas (merk Goyard) en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of [onderneming] en/of een derde
toebehoorde(n), door
- aan die [slachtoffer] te vragen om te helpen met het verplaatsen van een paar spullen

en/of te vragen om achter verdachte(n) aan te rijden en/of

- (vervolgens) bij een bedrijfverzamelgebouw te stoppen en/of uit te stappen met
een bivakmuts, in elk geval gezichtsbedekking, op en/of een vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting
van het hoofd, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te houden en/of te tonen
en/of te richten en/of
- daarbij de woorden toe te voegen: 'Alles gaat mee, uitstappen en leeg je zakken',

althans woorden van gelijke aard of strekking en/of

- (vervolgens) nadat die [slachtoffer] spullen heeft overhandigd die [slachtoffer] tegen de

muur te duwen en/of

- (nogmaals) de woorden toe te voegen: 'maak je zakken leeg', althans woorden van
gelijke aard of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 maart 2024 te
Blaricum, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- kort voorafgaand aan voornoemd misdrijf de locatie “ [straat 1] [nummer/letteraanduiding 2] ” naar het

telefoonnummer van [B] en/of “ [.] ” te sturen en/of

- in de omgeving op de uitkijk te staan;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 9 juli 2024 en 1 oktober 2024, onderzoeksnummer [........] , opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 404. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 1 t/m 3.
3.Pagina 76.
4.Pagina 400.
5.Pagina’s 296 t/m 317.
6.Pagina’s 322 en 323.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [C] bij de rechter-commissaris op 21 november 2024,