ECLI:NL:RBMNE:2025:731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
11339126
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming wegens huurachterstand met verzet door huurder in voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen Stichting Woongroen en een huurder, aangeduid als [opposant]. De huurder had verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 7 augustus 2024, waarin de huurovereenkomst was ontbonden vanwege een huurachterstand van meer dan tien maanden. De huurder, die in voorlopige hechtenis zit, stelde dat de huurachterstand was ontstaan door de stopzetting van zijn Wajong-uitkering, wat hij als overmacht beschouwde. De kantonrechter oordeelde echter dat de oorzaak van de huurachterstand in de risicosfeer van de huurder ligt en dat er geen termen zijn om de huurovereenkomst voort te zetten. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de huurder werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en ontruiming van de woning. De kantonrechter benadrukte dat de huurder voldoende tijd had gehad om zijn financiën te regelen en dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter wees ook op de mogelijkheid voor de huurder om een nieuwe huurovereenkomst aan te vragen zodra hij zijn achterstand had ingelopen en niet meer in voorlopige hechtenis zat.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11339126 \ UC EXPL 24-6690 RJ/58605
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
STICHTING WOONGROEN,
gevestigd te Zeist,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
hierna te noemen: Woongroen,
gemachtigde: mr. S.P.J. Visser,
tegen
[opposant],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
hierna te noemen: [opposant] ,
gemachtigde: mr. M.J.R. Roethof.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 16 juli 2024 met producties 1 tot en met 5;
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 7 augustus 2024 met zaaknummer 11220429 UC EXPL 24-4879;
- de verzetdagvaarding van 17 september 2024 (aan te merken als conclusie van antwoord) met producties 1 tot en met 8;
- de brief van 6 januari 2025 van Woongroen met de actuele huurachterstand tot en met 31 januari 2025.
1.2.
Op 17 januari 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was namens Woongroen de heer [A] aanwezig, samen met mr. S.P.J. Visser. [opposant] was ook aanwezig, samen met mr. M.J.R. Roethof.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[opposant] huurde woonruimte van Woongroen. De kantonrechter heeft bij verstekvonnis van 7 augustus 2024 de huurovereenkomst ontbonden en [opposant] veroordeeld om de huurachterstand van € 2.258,53 te betalen en de woning te ontruimen. [opposant] is het daar niet mee eens en is in verzet gekomen. Volgens [opposant] is de huurachterstand buiten zijn schuld om ontstaan en is er sprake van overmacht. Hij zit in voorlopige hechtenis en had niet door dat zijn Wajong-uitkering is stopgezet, waardoor uiteindelijk de huur niet meer (automatisch) werd betaald. De kantonrechter verklaart het verzet ongegrond. [opposant] moet de huurachterstand betalen en de woning ontruimen.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, zodat [opposant] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
Huurachterstand
3.2.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat de huurachterstand (inclusief afrekening SSK 2023) bij dagvaarding € 2.258,53 bedroeg en inmiddels is opgelopen tot € 4.758,85 (berekend tot en met 31 januari 2025). De kantonrechter gaat voorbij aan het beroep van [opposant] op matiging van de huurachterstand vanwege zijn financiële situatie, omdat niet valt in te zien dat die situatie deels voor risico van Woongroen dient te komen.
Ontbinding en ontruiming
3.3.
Als de huurder zijn verplichting om (tijdig) de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek). De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen.
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en (daarmee samenhangend) de ontruiming van de woning en is de vordering van Woongroen dus toewijsbaar. Er is inmiddels sprake van een huurachterstand van meer dan tien maanden. Dit betreft een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Dat de huurachterstand is ontstaan doordat de Wajong-uitkering van [opposant] is stopgezet als gevolg van de nog voortdurende voorlopige hechtenis van [opposant] , is een omstandigheid die in zijn eigen risicosfeer ligt en waar Woongroen in beginsel geen rekening mee hoeft te houden. Dit geldt temeer nu tijdens de mondelinge behandeling duidelijk is geworden dat [opposant] door de rechtbank is veroordeeld en aan hem de maatregel terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging is opgelegd. Weliswaar is hij van dit vonnis in hoger beroep gegaan, maar er zijn geen concrete omstandigheden gesteld waaruit de kantonrechter kan afleiden dat er een aanzienlijke kans is dat het vonnis in hoger beroep geen stand zou houden. Bovendien overweegt de kantonrechter dat het op de weg van [opposant] had gelegen om zijn financiën in de gaten te (laten) houden en zo nodig stappen te (laten) ondernemen om te zorgen dat zijn huur wordt betaald en zijn post wordt gelezen. Hetzelfde geldt voor de stelling van [opposant] dat hij vanwege de voorlopige hechtenis niet in staat is om de woning te ontruimen. Dit is een omstandigheid die in de risicosfeer van [opposant] ligt. [opposant] kan de woning ook door anderen laten ontruimen.
3.5.
De stelling van [opposant] dat hij nooit door een schuldhulpverlener is benaderd maakt het oordeel niet anders. Uit de verzetdagvaarding van 17 september 2024 blijkt dat er contact is opgenomen met schuldhulpverlening. Dat was tijdens de mondelinge behandeling inmiddels vier maanden geleden. [opposant] heeft dus voldoende de tijd gekregen om orde op zaken te (laten) stellen. Bovendien heeft Woongroen wel aan haar verplichting op grond van artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening voldaan om de huurachterstand te melden bij de gemeente (productie 3 bij de inleidende dagvaarding). Ook de mogelijkheid dat [opposant] deze maand vrij komt en zijn Wajong-uitkering dan weer herleeft, maakt gelet op de hoogte van de huurachterstand niet dat de ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd zijn.
3.6.
De kantonrechter ziet in dit geval geen aanleiding om aan [opposant] een terme de grâce te verlenen. Zoals hiervoor is overwogen is de huurachterstand aanzienlijk en ligt de oorzaak van het oplopen van de huurachterstand in de risicosfeer van [opposant] . Naar het oordeel van de kantonrechter kan in de gegeven omstandigheden niet van Woongroen worden verlangd de huurovereenkomst nog langer voort te zetten, ook niet nu [opposant] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven de huurachterstand in één keer te kunnen gaan betalen. Die stelling heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende handen en voeten gekregen en komt gelet op de huurachterstand die alleen maar is opgelopen, te laat.
3.7.
De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om de ontruimingstermijn op zes maanden te stellen. [opposant] heeft voldoende de tijd gehad om naar vervangende woonruimte op zoek te gaan en kan, zoals ook overwogen onder 3.4, zijn woning door anderen laten ontruimen.
3.8.
De kantonrechter geeft tot slot wel aan Woongroen in overweging om met [opposant] een nieuwe huurovereenkomst te sluiten, wanneer [opposant] de huurachterstand volledig heeft betaald en hij als gevolg van een voor hem succesvol verlopen hoger beroep niet van zijn vrijheid beroofd zou zijn. Woongroen heeft immers tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij [opposant] in dat geval niet zal weigeren als hij weer aanspraak wil maken op een woning via Woongroen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
3.9.
Ten aanzien van de veroordeling tot betaling van de wettelijke rente en de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten is het verstekvonnis niet (gemotiveerd) betwist en op de wet gegrond.
Conclusie
3.10.
Op grond van het voorgaande worden de primaire en subsidiaire eisen van [opposant] afgewezen, het verzet ongegrond verklaard en wordt het verstekvonnis tussen partijen bekrachtigd.
Proceskosten
3.11.
[opposant] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stichting Woongroen worden begroot op:
- salaris gemachtigde
204,00
(1 punt × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
306,00
3.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.13.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
bekrachtigt het verstekvonnis van deze rechtbank van 7 augustus 2024 met zaaknummer 11220429 UC EXPL 24-4879,
4.2.
veroordeelt [opposant] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Woongroen tot dit vonnis vastgesteld op € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [opposant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [opposant] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.