ECLI:NL:RBMNE:2025:728

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
11290612 \ UC EXPL 24-5969
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft eiseres, een B.V., gedaagde aangesproken voor het niet betalen van twee facturen voor geleverde producten. Eiseres vordert betaling van deze facturen, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. Gedaagde betwist de bestellingen te hebben geplaatst. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2025 heeft de kantonrechter vastgesteld dat de bestellingen door gedaagde zijn gedaan, op basis van e-mails die zijn verzonden vanaf het e-mailadres van gedaagde. De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van de facturen en de wettelijke handelsrente. De vordering in reconventie van gedaagde, tot schadevergoeding voor het niet kunnen werken door de rechtszitting, is afgewezen omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten zijn voor gedaagde, omdat eiseres grotendeels in het gelijk is gesteld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11290612 \ UC EXPL 24-5969
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 13 februari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. N. Maathuis van Armaere B.V.,
h.o.d.n. Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Utrecht.
De zaak wordt behandeld door mr. A.A.T. Werner, kantonrechter, en mr. T.A. Schriemer als griffier.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 augustus 2024 met producties 1 t/m 4;
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 11 september 2024 met het verweer van gedaagde;
- akte overlegging producties 5 t/m 8 van [eiseres] ;
- akte overlegging producties 1 t/m 6 van [gedaagde] .
1.2.
Op 13 februari 2024 vond de mondelinge behandeling plaats. Daarbij waren N. Maathuis, namens [eiseres] en [gedaagde] aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter mondeling uitspraak gedaan met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Die mondelinge uitspraak is hieronder opgenomen in paragraaf 3. Paragraaf 2 is later toegevoegd voor de duidelijkheid.

2.De kern van de zaak

2.1.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] twee facturen voor geleverde producten niet betaald. Daarom vordert zij dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan haar deze facturen, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten (BIK) en wettelijke handelsrente te betalen. [gedaagde] betwist dat hij die bestellingen zelf bij [eiseres] heeft geplaatst.
2.2.
Daarnaast vordert [gedaagde] in reconventie dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding. Omdat hij naar de rechtbank moest komen, heeft hij namelijk verschillende diensten niet kunnen werken.

3.De beoordeling van de vorderingen

in conventie
[gedaagde] moet de facturen betalen
3.1.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] twee keer een bestelling heeft geplaatst voor de levering van producten en de facturen niet betaald. [eiseres] vordert betaling van die facturen. Om die vordering toegewezen te krijgen moet [eiseres] stellen, en bij betwisting bewijzen, dat [gedaagde] die producten heeft besteld. De kantonrechter vindt dat uit de door [eiseres] overgelegde e-mails, die zijn gestuurd vanaf het e-mailadres van [gedaagde] en waarin de bestellingen zijn geplaatst, voldoende blijkt dat dat de bestellingen door [gedaagde] zijn gedaan. De enkele stelling van [gedaagde] dat deze bestellingen waarschijnlijk door iemand anders van de [handelsnaam] keten zijn gedaan, die toegang had tot zijn e-mailadres is onvoldoende om zijn betwisting mee te onderbouwen. Dat betekent dat de kantonrechter vaststelt dat de bestelling door [gedaagde] is gedaan en [gedaagde] zal veroordelen tot het betalen van de twee facturen van € 2.147,60 en van € 1.892,50.
De vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente wordt ook toegewezen
3.2.
[eiseres] heeft gevorderd [gedaagde] wordt veroordeeld om de wettelijke handelsrente vanaf het moment dat de betalingstermijn van de facturen is verstreken te betalen. Deze vordering zal de kantonrechter ook toewijzen. Omdat nu vaststaat dat [gedaagde] de facturen moest betalen en hij deze nog niet heeft betaald, is hij per het moment dat hij in verzuim was wettelijke handelsrente verschuldigd.
3.3.
Volgens [eiseres] is de wettelijke handelsrente tot de datum van de dagvaarding € 637,43. [gedaagde] zal worden veroordeeld om dit bedrag te betalen. Daarnaast zal [gedaagde] worden veroordeeld tot het betalen van de wettelijke handelsrente over € 4.040,10 (= € 2.147,60 + € 1.892,50) vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag dat hij het bedrag dat hij aan [eiseres] moet betalen volledig heeft betaald.
3.4.
Dit betekent dat [gedaagde] wordt veroordeeld om € 4.667,53 aan [eiseres] te betalen:
hoofdsom
€ 4.040,10
wettelijke handelsrente
€ 637,43
Totaal
€ 4.667,53
[gedaagde] hoeft de BIK niet te betalen
3.5.
De kantonrechter zal [gedaagde] niet veroordelen om de buitengerechtelijke incassokosten (BIK) te betalen. Uit de processtukken blijkt namelijk dat [gedaagde] keer op keer per e-mail heeft gevraagd naar de wijze waarop de bestelling is geplaatst - zodat hij kon nagaan hoe de bestelling tot stand was gekomen – en dat hij daar geen inhoudelijke reactie op heeft ontvangen. De enige reactie die [gedaagde] ontving namens [eiseres] waren standaard e-mails met betalingsherinneringen. De kantonrechter vind dat in deze omstandigheden niet gesproken kan worden van redelijke kosten voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden.
[gedaagde] moet ook de proceskosten betalen
3.6.
Omdat [eiseres] grotendeels in het gelijk wordt gesteld, moet [gedaagde] ook de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] betalen. De kosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.317,39
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.7.
De kantonrechter zal beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
in reconventie
3.8.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat hij een vordering in reconventie wilde instellen voor schade die hij heeft geleden. Doordat hij naar de rechtbank moest komen, heeft hij namelijk verschillende diensten niet kunnen werken. De kantonrechter vindt echter dat hij deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft namelijk geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij schade heeft en hoe groot die schade dan is. Bovendien is er geen reden deze kosten voor rekening van [eiseres] te laten komen, omdat de vordering van [eiseres] is toegewezen en [eiseres] de procedure dus niet zomaar is gestart.
3.9.
Gelet op de nauwe samenhang met de vordering in conventie zal de kantonrechter geen proceskostenveroordeling in reconventie toekennen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.667,53, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van € 4.040,10 met ingang van 23 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.317,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 13 februari 2025.