Overwegingen
2. Het beroep van eiser heeft van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit 2, nu hij daarbij gelet op zijn zienswijze voldoende belang heeft.
3. Deze tweede tussenuitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
4. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het dakterras onderdeel uitmaakt van de aanvraag en dat niet onduidelijk is voor welke bouwactiviteiten de omgevingsvergunning is verleend. De rechtbank kan de motivering van het college waarom het dakterras niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening volgen. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat het college het belang van vergunninghouder bij behoud van het dakterras zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiser bij geen dakterras. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het gemeentelijk monument – zijn woning – door het uitvoeren van de omgevingsvergunning zal worden aangetast.
5. Ten slotte heeft de rechtbank in de tussenuitspraak vastgesteld dat het gebruik van de uitbreiding op de tweede en derde verdieping als kantoor in strijd is met het bestemmingsplan. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. De rechtbank heeft geconstateerd dat op dit punt aan het bestreden besluit een gebrek kleefde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in dat besluit ten onrechte op het standpunt gesteld dat het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de uitbreiding van de tweede en derde verdiepingen van het kantoorpand onder het gebruiksovergangsrecht valt. Het was aan het college om te beslissen of hij om dit gebrek te herstellen gebruik wilde maken van zijn bevoegdheid om voor dit strijdige gebruik een omgevingsvergunning te verlenen.
Herstelpoging van het college
6. Het college heeft met het bestreden besluit 2 de omgevingsvergunning uitgebreid met een vergunning voor het met het bestemmingsplan strijdig gebruik van de uitbreiding van de tweede en derde verdieping van het kantoorpand. Hij heeft de omgevingsvergunning voor deze activiteit verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met artikel 4, onderdeel 9, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Beoordeling van de herstelpoging door de rechtbank
7. Op grond van artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II bij het Bor is het college bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein.
8. De rechtbank is het met de zienswijze van eiser eens dat omdat met de uitbreiding van de tweede en derde verdieping het bouwvolume van het kantoorpand wordt vergroot, het college niet bevoegd is om de omgevingsvergunning met toepassing van alleen onderdeel 9 van artikel 4 van het Bor te verlenen. Ook aan het bestreden besluit 2 kleeft dus een gebrek.
Overige punten in de zienswijze van eiser
9. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn zienswijze over het dakterras, de evident privaatrechtelijke belemmering en de rechtszekerheid, zij het in andere bewoordingen, heeft herhaald wat hij daarover al eerder in deze procedure naar voren heeft gebracht. Over al deze punten heeft de rechtbank zich al uitgelaten in de tussenuitspraak. De rechtbank kan, zoals al overwogen onder 3 en anders dan eiser kennelijk meent, behalve in zeer uitzonderlijke gevallen niet terugkomen van zo'n in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Uit wat eiser in dit verband opgemerkt in de zienswijze volgt niet dat zich hier zo'n zeer uitzonderlijk geval voordoet dat rechtvaardigt dat de rechtbank terugkomt van haar oordeel over deze punten in de tussenuitspraak.
10. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit 2 te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering van het bestreden besluit 2, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit.
11. Om het gebrek te herstellen, moet het college besluiten of hij gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om voor het in strijd met bestemmingsplan gebruiken van de uitbreiding van de tweede en derde verdiepingen van het kantoorpand de omgevingsvergunning wil verlenen met toepassing van onderdelen 1 en 9 van artikel 4 van bijlage II bij het Bor.
12. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
13. Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit 2 te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser en vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14. Het geding zoals dat na deze tweede tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.