Op 10 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Hogeschool Utrecht als eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als verweerder. De zaak betreft een beroep dat door de eiseres is ingediend op 26 september 2024, omdat verweerder volgens haar niet tijdig had beslist op haar verzoek van 8 mei 2024 om herbeoordeling onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia). Verweerder heeft op 7 november 2024 alsnog een besluit genomen, maar eiseres heeft het beroep daarna ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener tegemoet is gekomen, verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiseres. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 453,50, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is verweerder verplicht om het door eiseres betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 januari 2025 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier L. El Kabch.